Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 10 (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 10
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.42 MB)

Scans (35.74 MB)

XML (2.07 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 10

(1906)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Taalverwording.

Dr. A. Kluyver zegt in Onze Eeuw, in een opstel over Bilderdijk:

Wat zou Bilderdijk wel gezegd hebben, indien hij in onzen tijd had geleefd, indien hij had gezien hoe onze taal aldoor meer aan het Duitsch wordt geassimileerd? Waarschijnlijk zou hij nu en dan hebben meegezondigd, want dat deed hij ook in zijn eigen tijd, maar dikwijls ook zou hij zijne landgenooten hebben gewaarschuwd. Doch beter en sterker dan menigeen zou hij de oorzaak van het kwaad hebben beseft, dat namelijk die onophoudelijke nabootsing van Duitsche taalvormen niet zoozeer het bewijs is van eene voorbijgaande slordigheid en gedachtenloosheid, als wel van het oneigenaardige, onzelfstandige denken, dat zijne begrippen niet zelf ontwerpt, maar ze van de Duitschers ontvangt. Wil men zich uit die afhankelijkheid bevrijden, dan is dit slechts mogelijk door eigen kracht, maar niet door eene struisvogelpolitiek die het voortreffelijke in anderen niet wil zien. Zoo is het ook in de geleerdheid, waarvan ik hier alleen heb te spreken.

Dit is een opmerking, die, afkomstig van een taalgeleerde als dr. Kluyver, wel de aandacht zal trekken. Vooreerst treft het, dat hij het gebruik van aan het Duitsch ontleende woorden en van Duitsche zinswendingen reeds zoo erg vindt, dat hij spreekt van assimilatie, aldoor meer, van onze taal aan het Duitsch.

En wat ook tot ernst stemt, die onophoudelijke nabootsing van Duitsche taalvormen is, zijns inziens, vooral het gevolg van oneigenaardig, onzelfstandig denken; meer dan van een voorbijgaande slordigheid en gedachteloosheid. Moeilijker af te leeren dus. Wat dr. Kluyver dan verder zegt is ons niet recht duidelijk. In de geleerdheid, waarvan hij in zijn opstel alleen te spreken heeft, is 't begrijpelijk, dat men er niet komt met blindheid voor het voortreffelijke in anderen. Bilderdijk, vervolgt dr. Kluyver dan, had de vaderlandsche wetenschap den grootsten dienst bewezen, indien hij kennis had genomen van wat Duitsche geleerden hadden volbracht en dat met helder en gezond oordeel had geschift.

Maar buiten de geleerdheid, hoe is 't dan te verstaan, dat wij ons uit die afhankelijkheid van het Duitsch niet kunnen bevrijden door een struisvogelpolitiek, die het voortreffelijke in anderen niet wil zien? Het lijkt ons of wij, dat voortreffelijke in het Duitsch al of niet ziende, en allicht nog beter 't niet dan al ziende, onze taal van dien Duitschen invloed moesten kunnen vrij houden, of vrij maken dan.

Daartoe is zelfstandig denken zeker een vereischte; maar voor de groote menigte zou 't toch al een heel ding wezen, als zij tegen het kwaad behoorlijk werd gewaarschuwd. Hier vooral wordt veel gezondigd uit slordigheid, gedachteloosheid en onwetendheid. Bilderdijk zou zijn landgenooten hebben gewaarschuwd, maar waarom zijn er nu geen mannen van gezag, die ons volk waarschuwen? De verduitsching van de taal van onzen handel, van de kranten, van de studiemenschen (lees de geneeskundige tijdschriften eens!)

[pagina 245]
[p. 245]

is werkelijk heel erg. Waarom waarschuwt men de menschen niet meer?

En wie zouden dat beter kunnen doen dan dr. Kluyver en zijn medewerkers aan het Woordenboek? Waarom zouden zij niet wekelijks of maandelijks, of, indien dat nog te druk is, drie-maandelijks een kort vertoog opstellen en dat aan de Nederlandsche pers toezenden? De bladen zouden zeker gaarne de kosten er van betalen. De krantenschrijvers - groote zondaren ten deze, ook omdat vooral zij de nieuwe germanismen onder het volk brengen - zouden er uit leeren, en de lezers meteen.

Mogen wij dit denkbeeld met aandrang aan de heeren van het Woordenboek in overweging geven? Zij althans zullen dit geen klein belang achten. En

illustratie
Groep van Vlaamsche, Afrikaansche en Nederlandsche Studenten, in 't midden proffessoren Knappert en Blok.


dan nog een wensch: mochten zij aan de onophoudelijke nabootsingen van Duitsche taalvormen niet te gul, niet te spoedig de gastvrijheid, en daarmede het aanzien van het Woordenboek verleenen. Door doen en laten kunnen zij helpen ons van die jammerlijke taalverwording te genezen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken