Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 10 (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 10
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.42 MB)

Scans (35.74 MB)

XML (2.07 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 10

(1906)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 259]
[p. 259]

Ned. Proefschriften voor Vlaamsche Studenten.

Naar aanleiding van het ingezonden stuk van den heer P. Cool meen ik te kunnen volstaan met de volgende opmerkingen.

1o.De verzending der ontvangen proefschriften geschiedt, zooals zij plaats vindt, na overleg met de Vlaamsche Studenten;
2o.Waar de heer Cool zegt den tegenwoordigen schrijver der Studenten-Afdeeling Leiden (den heer Welcker) geen verwijt te willen maken, moet zijn stukje tegen mij, den voorganger van Welcker, gericht zijn. Maar hoe kan hij dan zeggen ‘een groote verzameling’ te hebben zien liggen? Er is nooit een groote verzameling geweest en de heer C. kwam nooit op mijn kamer!
3o.Ik hoop, dat de toezending van proefschriften, ten behoeve onzer Vlaamsche vrienden, niet onder de onjuiste klachten van den heer C. zal lijden, ik weet, dat van die proefschriften een zeer nuttig gebruik wordt gemaakt. Dat de proefschriften altijd dadelijk gelezen moeten worden om nut te stichten (uit vrees, dat ze anders verouderd zijn!!) is natuurlijk te dwaas om alleen te loopen.

R.E. KIELSTRA.

Leiden, September 1906.

 

Hooggeachte Redactie!

Mag ik U beleefd verzoeken het onderstaande als mijn antwoord op het ingezonden stuk van den heer P. Cool in Uw laatste nummer te willen opnemen.

Ik vermoed, dat de heer Cool doelt op een verzameling proefschriften, welke hij ten mijnent heeft gezien omstreeks Juni 1906.

Laat ik hem dan het volgende mededeelen: Van die verzameling was het bestaan noch mij, noch mijn voorganger bekend. Zij waren mij toen juist plotseling door een oud-secretaris uit vervlogen jaren toegezonden, welke ze blijkbaar niet opgezonden had. Ik heb mij gehaast ze te schiften en de proefschriften welke de heer Cool het ‘mis’noegen had te aanschouwen zijn nu reeds lang en breed op de plaats hunner bestemming.

Verder verzoek ik den heer Cool nooit weer onjuistheden neer te schrijven als dat alle onze proefschriften van 1904-1906 nog bij mij aanwezig zouden zijn; het zou de schenkers slechts op het dwaalspoor brengen, dat ze het geven eigenlijk evengoed konden laten. Wat de heer Cool zag waren bovenbedoelde verzameling uit 1904, verder alleen de allerlaatste proefschriften uit het jaar 1906, want nog in Febr. is door mij een heele koffer met proefschriften uit het dan verloopen halfjaar mee naar Brussel en Gent genomen en daar aan de bibliotheken der Vlaamsche Studentenkringen geschonken, waar ze dankbaar zijn aanvaard. De proefschriften thans weer verzonden, zijn die, welke de heer Cool zag, voor een deel derhalve uit 1904, benevens die tusschen Februari en de groote vacantie verschenen, uit de laatste vijf maanden, dus waarin promoties hebben plaats gegrepen.

De heer Cool wordt dus beleefd doch dringend verzocht mede ter wille van het goede doel zijn woorden in bovenstaanden zin te herroepen. Hij is er toch zeker evengoed als ik mede bekend, dat van dergelijke valsche voorstellingen, helaas altijd iets hangen blijft.

U dankend voor de opneming,

Hoogachtend, Uw dw.,

A. WELCKER,

Schrijver Stud.-Afd.

Leiden 1905-1906.

Leiden, October 1906.

Aan de Redactie van Neerlandia.

 

Met groote verwondering las ik in een der nummers van Neerlandia de verklaring der Redactie, dat ik af en toe in Neerlandia de ergernis zal moeten ervaren van ‘deelname’ en hare kornuiten, omdat er ongestoord zooveel ‘tijd- en momentopnamen’ zijn genomen (!) en zooveel ‘toename’ en ‘afname’ is vastgesteld, dat zij er zich in berusting bij nederlegt.

Ik mag dus verwachten dat weldra als er nog wat meer, ik meen ‘meerdere’ vermomden tot ‘verkapten’ gemaakt, kwade zaken ‘aangesticht’, reden ‘onderbroken’, wenschelijke zaken ‘doorgevoerd’, te verwachten gebeurtenissen ‘aan den vooravond’ geplaatst zullen zijn, de Redactie zich ook daarbij met berusting zal nederleggen.

Misschien gaat zij dan spoedig nog wat verder en staan wij ‘aan den vooravond’, dat zij met ‘voorliefde’ het ‘voorheerschen’ van al dat moois aanziet en dat zij zich diets maakt dat dit aan de Nederlandsche taal ‘ten goede komt’, al zoude wijlen Prof. J. van Vloten dit alles ook ‘vermofschen in de slechte beteekenis van het woord’ van onze rijke moedertaal genoemd hebben.

Maar de Redactie dient zich dan ook gelijk te blijven en zich b.v. bij ‘visite, invitatie, menu’, neder te leggen, want er werden duizenden visites gebracht, invitaties gedaan en menu's gedrukt, lang voor dat men kon voorzien, dat er ooit ‘momentopnamen’ zouden bestaan.

Deze en zoovele andere woorden, waartegen Neerlandia den strijd heeft aangebonden, zijn bovendien veel minder gevaarlijk en weerzinwekkend, want zij blijven het kenmerk dragen van vreemdelingen te zijn en willen zich niet voor Nederlandsche woorden doen doorgaan, terwijl ‘opname en hare kornuiten’, evenals de andere door mij aangehaalde woorden, zich als Nederlanders ‘verkappen’ (!) en de echte landskinderen trachten te verdringen.

En de Redactie van Neerlandia, die op bladz. 120 de woorden van M. de Vries: ‘Eene natie, die hare taal niet in eere houdt, verloochent haren volksaard, verspeelt hare vrijheid en is den ondergang nabij’ tot zinspreuk neemt, en van wie dus mocht verwacht worden, dat zij op de bres zoude staan om dat vreemde gebroed buiten de grenzen te houden, verklaart dat zij zich in berusting bij het binnendringen van een deel van dat gebroed nederlegt, en dat dit nu en dan op de gastvrijheid van Neerlandia mag rekenen.

Er zijn er zelfs, zegt de Redactie verontschuldigend, die onderscheid maken tusschen ‘inname van eene stad’ en inneming. Toen ik nu bijna 70 jaar geleden op de Nutschool te Nijmegen onderwijs in de vaderlandsche geschiedenis ontving en het vaderlandsche jongenshart in verrukking geraakte wegens de inneming van den Briel, kon niet vermoed worden, dat men later dit heuchelijke feit tot eene ‘inname’ zoude willen vermofschen.

Op diezelfde school moest ik zingen:

 
Van alle talen op deez' aard
 
Is Neerland's taal het meest mij waard;
 
'k Wil haar mijn oefning wijden.
 
Schoon 't Fransch aan vleiers meer bekoort,
 
Vindt 't hart bij haar steeds 't juiste woord
 
In vreugde en in lijden.

En de oude dorpsschoolmeester, van wien ik nog vroeger het eerste onderwijs ontving, en die mij leerde, dat ik gerust een nieuw woord mocht maken, wanneer ik hieraan behoefte gevoelde, mits het goed Nederlandsch was en de bedoeling juist uitdrukte, leerde mij toen ook, dat onze Nederlandsche woorden ‘medegevoel’ en ‘voorgevoel’ met juistheid hetzelfde uitdrukken als ‘sympathie’ en ‘Ahnung’, en dat wij dus die vreemde woorden niet noodig hebben, al wilden sommigen het tegendeel beweren. Wat zoude de goede man zich geërgerd hebben als hij had kunnen voorzien dat latere taalverknoeiers het zouden wilden doen voorkomen, dat wij ten onrechte met trots

[pagina 260]
[p. 260]

van de ‘inneming’ van den Briel hebben gewaagd en dit feit ‘inname’ moeten noemen.

 

Onze smart, onze vreugd, onze toorn, onze kracht,

Geeft zich lucht in ons Nederlandsch woord;

Wat het hart heeft gevoeld, wat de geest heeft gedacht

Spreekt de taal onzer moeder weer voort.

O blijve die taal dan het pand onzer eer,

Als onze eere zoo vlekkeloos bewaard.

 

Zoo sprak Dr. Schaepman in 1872 te Middelburg, maar helaas! zooals dagelijks blijkt, voor velen te vergeefs.

Haarlem.

JANSSEN VAN RAAY.

 

Geachte Redactie,

Beleefd verzoek ik voor onderstaand een plaatsje in Neerlandia, orgaan van het A.N.V.

Bij het doorlezen van Neerlandia schrok ik van het groot aantal niet Nederlandsche woorden, voorkomende op de verschillende bladzijden.

Mijn woordenboeken schoten te kort om de beteekenis ervan op te sporen.

Ik denk de heeren Calisch wisten niet onder welke taal ze te rangschikken; hetgeen ik me best kan voorstellen, daar er velen zijn die tot geen taal behooren; doch gekortwiekt, verlengd, ver-Hollandscht of verdraaid moeten dienen om onze taal te ontsieren.

Sommigen zijn bovendien nog met de vereenvoudigde spelling behept, hetgeen de zaak niet eenvoudiger maakt.

In de advertentiën vind ik de volgende woorden: oblong, formaat, facsimile, pro en contra, franco, gratis, etiketten, recommandeeren, tabletten, bureau, professie, flacon, rembours, hypotheek, coupons, systeem, en andere minder barbaarsche, die er nog mee door kunnen.

Zouden de heeren, die hun waren aanprijzen in een Hollandsch blad, niet liever Hollandsche woorden gebruiken, of zijn ze bang dat hun aankondigingen dan niet begrepen worden?

Verschillende ingezonden stukken lijden aan hetzelfde gebrek; gelukkig in minder mate.

In de beschaving op Curaçao staat: anonymiteit, anti, dissertatie, missionaris, clandestien, georganiseerd.

Onze handel met de Levant geeft: etisch, officieel, industrieel.

Is er geen meer Hollandsch woord voor propagandist, zooals de heer Jac. Post zich noemt.

In onze takken bestaan mondhygiëne, declamatieklassen, applaus, debiet, realist, fantastisch, genre, bibliotheek.

De heer Blikoor maakt gelukkig geen gebruik van verbasterde woorden, ik heb ze ook in het Afrikaansch veel minder aangetroffen dan in het Hollandsch.

De stoomvaartlijn op Zuid-Afrika, jammer dat die niet twintig jaar geleden is opgericht, kan het niet stellen zonder: argumenten, oeconomische en financieele winsten.

Het adres aan den Minister van Koloniën heeft het over intensieve behartiging.

Zijn er in onze taal geen woorden te vinden voor: cursus, attaché, apanage, catalogus, circulaire, sectionnairen, exemplaar, axioma, normaal en komponist.

Hoe denkt de Londensche correspondent van het Handelsblad over gepubliceerde interviews en exploitatieveld, terwijl het A.N.V. prijsvragen uitschrijft voor reclameplaten en propagandaboekje.

Voorloopig is dit genoeg om aan te toonen, dat het tijd wordt, dat Neerlandia de medewerkers verzoekt om beter Hollandsch te schrijven.

U dankende voor de opname

Hoogachtend,

J.W.J. ZERNIK.

Padang Tidji.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • R.E. Kielstra

  • J.W.J. Zernike

  • Albertus Welcker


datums

  • september 1906

  • oktober 1906