Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 11 (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 11
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.72 MB)

Scans (28.72 MB)

XML (1.41 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 11

(1907)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Taalverzaking.

Op de laatste algemeene vergadering is aangedrongen op het nemen van stappen, opdat in Noord-Nederland spoorweg-besturen zich niet langer uitsluitend bedienen van een vreemde taal, met name de Duitsche, bij een deel van de door hen in Nederland verkochte spoorkaarten. Het toen genoemde voorbeeld moge niet gelukkig gekozen zijn geweest, de klacht was en blijft gerechtvaardigd. Sommige Nederlandsche spoorweg-besturen onderwerpen zich goedmoedig aan Duitsche maatregelen, welke geen der ons omringende landen wederkeerig zouden verdragen. Wanneer men bijv. een kaart koopt van Amsterdam naar Arnhem in een D-wagen, dan wordt die uitsluitend verstrekt in de Duitsche taal, ofschoon men geen voet Duitsch grondgebied betreedt. Handhaaft nu de Nederlander zijn recht om van een Nederlandsche overheid een ontvangbewijs in de landstaal te verkrijgen, dan wordt hij uit den trein verwijderd, tenzij hij genoegen neemt met een kaart, die hij niet kan lezen, althans niet behoeft te kunnen lezen. In dit land reizende Duitschers zien daarin smalend een nieuw bewijs voor Bismarck's gezegde: ‘Holland annexirt sich selbst schon’.

Een nieuw bewijs. Want ofschoon, niet het minst tengevolge der gevoelens welke tot de aaneensluiting in een Algemeen Nederlandsch Verbond hebben aanleiding gegeven, verbetering onmiskenbaar is, blijft veel te wenschen over.

Een onzer grootste dagbladen zet ons bijv. nu en dan een Nederlandsch voor, zoo verduitscht, dat men zich afvraagt of zij een loopje met haar lezers neemt. In een bericht uit Duitschland in dit blad leest men van een Duitsche prinses, die een voorwerp verstak, waarmede men bedoelt verborg. Een andere redakteur spreekt er van begeesterden. Meer dan één Haagsch blad is niet kieskeuriger. In een aantal onzer hotels kan de Nederlander met zijn eigen taal eenvoudig niet terecht en weigert het bedienend personeel hooghartig om eenige andere taal dan de Duitsche te spreken, o.a. te Katwijk, te Noordwijk a/Zee, te Wijk a/Zee, en in de hotels der Mpij Zeebad (plaats) Scheveningen. Toch zijn deze ondernemingen grootendeels met Nederlandsch geld opgericht en staan onder Nederlandsch bestuur, althans toezicht.

De vreemdeling, ook al wordt hij er door gebaat, verbaast er zich over en uit zich niet juist met hoogachting. Wordt deze toestand door Kapenaars den Nederlanders niet voor de voeten geworpen, die van hen trouw verlangen aan de taal der vaderen?

[pagina 175]
[p. 175]

Vreemdelingen, die in Suriname, in onzen Oost, in Zuid-Afrika gewoond hebben, hebben er de Nederlandsche taal gewoonlijk veel beter geleerd dan zij, die in het moederland zelf hebben verblijf gehouden.

Met goeden wil zijn deze euvelen even goed te genezen hier als dat zij in de ons omringende landen vermeden zijn geworden. Daar toch is van een dergelijken toestand geen sprake.

Ook in economisch opzicht is dit noodzakelijk. De Nederlandsche bestuurder, terecht verlangende dat hij in zijn eigen land de voorkeur boven den vreemdeling geniete, althans met dien worde gelijk gesteld, moge dit beginsel ook in toepassing brengen tegenover zijn ondergeschikten. Elk land trekt zijn eigen onderdanen voor; de Nederlander, die buiten eigen grenzen zijn loopbaan wil maken, ondervindt dit telkens tot zijn nadeel. Mag dan de Nederlander in zijn eigen land bij den vreemdeling worden achtergesteld?

Natuurlijk, redenen voor die achterstelling zijn wel op te diepen; nergens is men sterker dan hier in het uitdenken van redenen om zaken te laten gelijk zij zijn. Doch de vraag is, of die redenen niet uit den weg zijn te ruimen. Kan met eenige toewijding aan eigen volksbelang de ondernemer den landgenoot niet opleiden, waar vakkennis ontbreekt? Heeft hij bij den aanvang zijner loopbaan niet aan zich zelf goede ondervinding daarvan opgedaan? Toont de indienstneming van vreemdelingen zelfs voor het gemakkelijkst bedrijf als dat van kamermeid en schoenpoetser in hotels niet aan tot welke gevolgen de onverschilligheid op dit punt ten slotte voert?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken