Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 12 (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 12
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.13 MB)

Scans (35.44 MB)

XML (1.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 12

(1908)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Zuid-Nederland.

Het Nederlandsch in Congo.

Er komen in den strijd van de Vlamingen voor hun taal en hun recht veel oogenblikken voor, dat zij als het ware voor een muur staan en dat alle voortschrijden hun onmogelijk wordt gemaakt. Waar dit zaken van betrekkelijk weinig belang geldt - alhoewel er in den Vlaamschen strijd niets geheel onbelangrijks is - daar kan men zich tijdelijk troosten met de hoop, dat later die kleinere punten wel een oplossing krijgen. Doch betreft het zaken van grooter belang, die een principieele waarde hebben, dan heeft men het recht zich af te vragen hoe lang de Vlamingen zich nog zonder verweer om den tuin zullen laten leiden.

Was het niet al ergerlijk genoeg, dat bij de verkiezing van een voorzitter en een onder-voorzitter van den Senaat personen werden aangesteld, die geen gebenedijd woord Nederlandsch kennen, alhoewel de heer Wiener, die toch stellig geen vriend der Vlamingen is, het wenschelijke daarvan had doen uitschijnen?

Doch wat, tijdens de bespreking van de koloniale wet, met de gelijkstelling van het Nederlandsch en het Fransch in de nieuwe Belgische kolonie gebeurde, is van dien aard om den Vlamingen meer dan een gewoon wantrouwen te doen koesteren aangaande de wijze, waarop die gelijkstelling in practijk zal worden gebracht.

Zeker, in beginsel werd deze in de wet geschreven, maar wat de toepassing er van zal geven, dat is een andere vraag. In de Belgische Grondwet bevat het bekende artikel 23 toch immers ook de bepaling, dat het gebruik der talen in België vrij is en dat dit slechts door de wet kan worden geregeld. Doch zien wij niet voortdurend dat, waar de wet dit gebruik niet geregeld heeft en de Vlamingen van het recht, hun door de Grondwet toegekend, gebruik willen maken, zij steeds in het ongelijk worden gesteld? En het is ook een geheim voor niemand dat, zelfs waar een wet hun taalrechten waarborgt, nog in heel veel gevallen die wet een doode letter blijft.

Ongetwijfeld hebben de Kamerleden, die in de koloniale wet een artikel wilden ingelascht zien, dat eenigszins nader het aangenomen beginsel van taalgelijkheid in Congo zou hebben bepaald, dit gevoeld, toen zij hun voorstel neerlegden, waarbij werd voorgeschreven, dat vijf jaar na het afkondigen van de wet geen zoodanige ambtenaar in de kolonie zou worden benoemd, die niet ook het Nederlandsch zou machtig zijn en dat dezelfde maatregel toepasselijk zou worden gemaakt op de ambtenaren van het ministerie van koloniën.

[pagina 174]
[p. 174]

De voorstellers beseften uitstekend, dat het juist de Nederlandsch-onkundige ambtenaren in België zijn, welke zoo dikwijls de toepassing van de Vlaamsche wetten in den weg staan en om dit voor dit nieuwe gebied waarop de Belgische bedrijvigheid zich zal gaan bewegen onmogelijk te maken, hadden zij hun vollediging van de koloniale wet voorgedragen.

Men weet, welk verzet het uitlokte en dat een der redenen, die werden aangehaald om het te doen verwerpen, de bewering was, dat men den Nederlandsch-onkundigen geen dwang mocht opleggen. Het is bekend wat met dien dwang wordt bedoeld; dat dit wil zeggen dat Vlamingen, die ambtenaren in een openbaar bestuur willen worden, verplicht zijn de twee landstalen te kennen, doch dat aan de Walen een dergelijke verplichting niet kan worden opgelegd.

Wat ernstigs kon tegen de aanneming van het voorgestelde amendement worden ingebracht, wanneer men werkelijk van plan was het beginsel, dat in de wet was geschreven ook radicaal toe te passen? En heeft het niet allen schijn, dat ook dit weer een halve maatregel zal zijn - één van de vele halve maatregelen waarmede onze wetgeving en in het bijzonder onze Vlaamsche wetgeving behept is - aangezien men aan de Vlamingen niet de noodige waarborgen wilde geven?

Hoe lang nog, zou men mogen vragen, zullen dezen zich met een kluitje in het riet laten sturen? Wanneer zullen zij eens als één man opstaan om te zeggen: tot hier en niet verder? Wanneer zal het oogenblik gekomen zijn, dat zij, in het volle besef van hun waardigheid, zich eens vóór alles Vlamingen zullen gaan voelen? Gezamenlijk een Guldensporenslag herdenken dat is alles goed en wel, maar dat is slechts theorie. Practisch moet men worden!

En practisch zou het geweest zijn, indien al de zich inderdaad Vlaamsch voelende volksvertegenwoordigers van het Vlaamsche land als één man tegen de overneming van Congo hadden gestemd, al waren zij er nog zulke overtuigde voorstanders van, indien hun niet op het punt van het gebruik en de kennis van het Nederlandsch in de nieuwe bezitting en in het te scheppen ministerie van koloniën de waarborgen werden gegeven, die zij vroegen. Liever dan dit te verzaken hadden zij door hun stemming de wet moeten doen vallen.

Het is stellig dat het zoo ver nooit zou zijn gekomen, omdat de regeering, indien zij zich voor zoo een onwrikbaar besluit had bevonden, alles zou hebben toegegeven en, al ware men zelfs tot daar gedaan, dan zou ongetwijfeld in het vervolg geen regeering het meer gewaagd hebben den Vlamingen hun goed recht te onthouden.

Dat zou practische Vlaamschgezindheid geweest zijn, maar het schijnt wel, dat wij daarvan nog heel ver af zijn!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken