Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 12 (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 12
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.13 MB)

Scans (35.44 MB)

XML (1.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 12

(1908)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Holland in de Muziek.

Uit een artikel van Dr. J. de Jong in de September-aflevering van ‘Onze Eeuw’:

 

Aangenaam is het stil te staan bij de beoefening der muziek in ons land. Zonder zelfverheffing en zonder vrees voor tegenspraak kan getuigd worden, dat het muzikaal peil bij ons hoog staat. Ik houd een Hollandsch publiek gemiddeld voor bevattelijker en meer algemeen ontwikkeld dan dat in andere, zelfs groote landen. Geen chauvinisme werkt, zooals elders veelal het geval is, belemmerend op de verbreiding van het uitheemsche; ja dikwijls wordt ons het verwijt gemaakt, dat uitheemsche in bescherming te nemen, als zoodanig. Een ongegrond verwijt naar ik meen, en dat wellicht zijn grond vindt in het feit, dat wij te allen tijde, zelfs in een tijdperk van stilstand, wenschten te weten wat er bij onze buren voorviel en er naar streefden in de beweging te blijven. De muziek van Schumann vond buiten Duitschland nergens zoo spoedig waardeering als bij ons. Hetzelfde geldt van die van Brahms; volgens het getuigenis van den bekenden uitgever Simrock werd Holland naar verhouding de grootste afnemer van Grieg's talent.

Die opleving dagteekent van de oprichting van het Concertgebouw-orkest te Amsterdam en, op een beperkter gebied, van die der Wagner-Vereeniging aldaar. W. Kes vormde het orkest; hij slaagde er gaandeweg in de vreemde elementen zoodanig te verminderen, dat men van een nationaal orkest kon spreken, weldra zelfs van een nationaal orkest van den eersten rang. En hij zelf was onze eerste Hollandsche dirigent van den eersten rang.

Met Kes en het orkest van het Concertgebouw begon een nieuw tijdperk niet alleen voor Amsterdam maar voor heel het land. Van nu af aan behoefde men niet meer naar den vreemde te gaan om de meesterwerken in de volkomenheid te hooren, stond ook niets meer een aan alle eischen beantwoordende vertolking van de ingewikkeldste voortbrengselen der ultramodernen in den weg.

Het voorbeeld van Amsterdam werkte prikkelend op de orkesten van Utrecht en Arnhem. Dat van Groningen is in den laatsten tijd ook veel verder gekomen. En zoo ik ten slotte nog het jongste orkest van alle noem, het door Viotta opgerichte Residentie-orkest, dat in korten tijd zulk een verrassenden graad van rijpheid heeft bereikt, dan zal de lezer met mij tot de gevolgtrekking komen dat Holland op orkestraal gebied niet heeft te klagen.

 

Voor een groot deel moet onze minderheid op muzikaal-dramatisch gebied daaraan worden geweten, dat vrijwel alles aan het particulier initiatief is overgelaten.

 

Stof tot voldoening geven onze koorvereenigingen, onze liedertafels. Er zijn daaronder die voor de beste in den vreemde niet behoeven onder te doen.

 

Op het gebied van het vokaalkwartet heeft Holland nog niets, op dat van het strijkkwartet, niets waardoor het met het buitenland zou kunnen wedijveren.

 

Het buitenland slaat ons ook op het gebied der instrumentaal-solisten. Wij hebben talentvolle violisten en violoncellisten en pianisten, maar slechts enkele hebben zich over de grenzen van hun land naam verworven.

 

Merkwaardig genoeg: in den zang spelen de Hollanders thans een eerste rol, hoewel zij dat nimmer te voren deden, zelfs niet in den tijd van den hoogsten bloei der zangkunst.

 

‘Te weten wat 't vermag, sterkt een volk’ aldus besloot onlangs Neerlandia, het sympathieke orgaan van het Algemeen Nederlandsch Verbond, een artikel getiteld ‘Nederlandsche muzikanten’, waarin de triumf

[pagina 232]
[p. 232]

der Amsterdammers uitvoerig wordt besproken. Precies, mits men 't goed wete en zich aan de feiten houde. Het is waar, wat Neerlandia schreef, dat men Nederlanders vindt in bijna alle groote vreemde orkesten, maar als we dan verder lezen: ‘landgenooten leiden in het buitenland orkesten van betekenis’, met verwijzing naar Max Mossel te Birmingham, dan dient te worden gewaarschuwd voor overschatting. Voor zoover bekend, is Mengelberg de eenige Hollandsche dirigent die een buitenlandsche reputatie heeft en Max Mossel is niet de leider van het orkest te Birmingham, hij is slechts de ondernemer der orkestconcerten aldaar; dirigent is de Engelschman Landon RonaldGa naar voetnoot*).

 

Over de muzikale voortbrenging van ons land hoopt de bevoegde schrijver het een volgenden keer te hebben.

Gedenkt Curaçao!

voetnoot*)
Wij schreven (in 't Mei-nummer): ‘Weinig groote orkesten in den vreemde of Nederlanders spelen er in mee’, en in een noot daarbij: ‘Sedert wij dit schreven vonden wij, als een voorbeeld, in een dagblad het bericht, dat te Birmingham in een orkest van 70 man ten minste 14 Nederlanders zijn, en dat de leider van 't orkest ook een Nederlander is: Max Mossel.’
De vergissing van 't dagblad, waarvan wij ons den naam niet meer herinneren, is verklaarbaar. Er worden toch, naar wij hooren, te Birmingham concerten gegeven die Max Mossel's Promenade-concerten heeten, en zorgt hij wel voor die concerten en speelt er op mee, maar leidt er het orkest niet van. De naam is echter bedriegelijk.
Of nu, zooals dr. de Jong zegt, ‘Mengelberg de eenige Hollandsche dirigent’ met ‘een buitenlandsche reputatie’ is, laten wij voor het oogenblik in het midden - maar Kes, om alleen hem te noemen, hij die dirigent is geweest te Petersburg en Glasgow en 't nog te Koblentz is, heeft die geen ‘buitenlandsche reputatie’? - want die uitspraak kan ons niet deren, waar wij alleen schreven: ‘landgenooten leiden in 't buitenland orkesten van beteekenis’, over hun reputatie ons verder niet uitlatende.
En met die woorden hebben wij niets te veel gezegd. Prof. Witte, zoo vernemen wij ten overvloede van een musicus, die volkomen tot oordeelen bevoegd is, staat sedert jaren aan het hoofd van een zeer goed orkest te Essen, Willem de Haan dirigeert te Darmstadt, Jan Ingenhoven te München, Kes te Koblentz, Mengelberg te Frankfort, alle orkesten van beteekenis. Van kleinere orkesten zweeg onze zegsman. Wij wisten dus goed wat wij zeiden en zijn overschatting vreemd gebleven.
Nog dit: dr. de Jong schrijft: ‘Op het gebied van het vokaalkwartet heeft Holland nog niets... waardoor het met het buitenland zou kunnen wedijveren.’ Was hier een herinnering aan het vokale kwartet, waarvan wij in ons stukje hebben gewaagd, dat van Messchaert, mevr. Noordewier enz., niet op haar plaats geweest? Dat kwartet heeft in heel Duitschland en Oostenrijk, muzikale landen bij uitnemendheid, een diepen indruk gemaakt. Dat kwartet kon terdege met het buitenland wedijveren!
Red. N.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken