Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 13 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 13
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.38 MB)

Scans (48.46 MB)

XML (2.00 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 13

(1909)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het Vlaamsch in Fransch-Vlaanderen.

In den loop van de negentiende eeuw werd de aandacht van de Nederlanders herhaaldelijk op den toestand van het Vlaamsch in dien verloren hoek van ons taalgebied gevestigd. De Noord-Nederlander Johan Winkler deed het in een merkwaardige studie opgenomen in zijn mooi werk Oud-Nederland. Uit die studie sprak niet alleen de nieuwsgierige geest van den filoloog, doch ook een warm Nederlandsch voelend hart klopte er in. Grooter echter was nog de belangstelling door de Vlamingen voor dien ‘Westhoek’ betoond; talrijke artikels in dagen weekbladen zoowel als enkele in boekvorm verschenen studies werden er aan gewijd. Dit kon ook moeilijk anders; zij voelden zich toch immers steeds aangetrokken tot die Fransch-Vlamingen, welke door den vrede van Nijmegen in 1678 voor goed onder Fransche heerschappij kwamen te staan, maar die toch eigenlijk eenzelfde taal spraken als zij, een taal, die zoo oneindig veel gelijkenis vertoont met het West-Vlaamsch, en die hun in oorsprong zoo nabij stonden. Met een gemakkelijk te verklaren spijt keken zij naar dit verloren gedeelte van hun taalgebied en het onuitgesproken verlangen om daar nog te redden wat te redden viel zweefde hun steeds als een ideaal voor oogen.

En op eens werd weer de opmerkzaamheid van den Nederlandschen stam op die verloren taalbroeders gevestigd, toen het bekende Parijsche dagblad, de Gil-Blas, in het begin van September een alarmkreet deed hooren. Ja, een alarmkreet, omdat, volgens dit blad, - wie zou het gelooven, - en ondanks de meer dan twee eeuwen Fransche onderdrukking van het Vlaamsch leven en het Vlaamsch bewustzijn, in het ‘Flandre flamingante’ het Fransch achteruitgaat. En het blad klaagt dat twee gemeenten, Halluin en Wervicq-Zuid, die in 1843 Fransch waren, Vlaamsch geworden zijn. In het arrondissement Hazebroek heeft het Fransch in de laatste twintig jaar niet den minsten vooruitgang gemaakt; Bailleul, al ligt het op de taalgrens, is uitsluitend Vlaamsch; te Cassel heeft het Vlaamsch de bovenhand; te Steenbecque gaat het Fransch niet vooruit; in het arrondissement Duinkerken heeft het Fransch in de laatste dertig jaar geen enkele Vlaamsche gemeente kunnen overrompelen. Te St. Winoksbergen is in den toestand geen verandering gekomen, al heeft dan de stad als bezetting een bataljon van het 110e linie, dat echter, volgens het blad in kwestie, uit Flamingantische Vlamingen bestaat, evenals te Grevelingen, waar een compagnie van hetzelfde regiment in garnizoen ligt.

Van een Fransch irredentistisch standpunt is zoo een toestand onhoudbaar en om verandering daarin te brengen wordt dan de hulp van de ‘Alliance française’ ingeroepen, die Fransche tegenhanger van het A.N.V., welke over heel de wereld haar vertakkingen heeft. En de ‘Alliance française’ nu stelt voor om naar Fransch-Vlaanderen onderwijzers te sturen die geen woord Vlaamsch kennen, om er uitsluitend Fransch sprekende ambtenaren te benoemen en om de Fransch-Vlamingen die moeten dienen niet meer in hun geboortestreek in te lijven, maar ze naar alleen Fransch sprekende gedeelten van Frankrijk te zenden.

Dat is dus de aanslag die door de ‘Alliance française’ tegen dit onderdeel van den Nederlandschen stam beraamd wordt en, waar dit zoo is, mag wel eens de vraag geopperd worden, of het geen aanbeveling verdient dit drijven onder de aandacht van de Noord-Nederlanders te brengen, die deel uitmaken van genoemd genootschap, en die aldus onwillekeurig medehelpen, in hoe geringe mate dan ook, door het storten van hun penning, om den ontworpen aanslag te voltrekken?

En, toevallig, terwijl het artikel van den Gil-Blas het licht zag, ondernam Pol de Mont, deze steeds jong blijvende, invloedrijke leider van de Vlaamsche Beweging, een soort onderzoekingsreis naar dat oude deel van Vlaanderen en hij kwam er over vertellen eerst in den kleinen kring van het bestuur van den Antwerpschen Tak van het A.N.V., daarna in het ‘Vlaamsch Huis’ te Brussel, vervolgens voor de afdeeling ‘Hooger Onderwijs voor het volk’ van het A.N.V. te Antwerpen. En hij

[pagina 246]
[p. 246]

vertelde er over op die aantrekkelijke, aangename wijze welke dezen meester van het woord eigen is.

Het kan zijn belang hebben voor de lezers van Neerlandia te weten hoe, sedert het bovengenoemde werk van Johan Winkler in 1888 verscheen, de toestand thans in Fransch-Vlaanderen is. En dat deelde Pol de Mont ons mee, na eerst een aantal feiten te hebben in herinnering gebracht, reeds door Winkler aangehaald en die als het ware tot staving moesten dienen van hetgeen hij zelf had bevonden.

En de slotsom van zijn bevinding was dat het hem gedurende de enkele dagen die hij in Fransch-Vlaanderen had doorgebracht zonder eenige moeite gelukt is bijna overal met Vlaamsch te recht te komen. In het hotel te Hazebroek waar hij afgestapt was, - al waren dan de opschriften overal Fransch en al kon men op verscheidene winkelramen het ook in België niet onbekende ‘Hier spreekt men Vlaamsch’ lezen, - sprak hij Vlaamsch; op straat merkte hij zelfs nog een Vlaamsch opschrift van een ‘meubelmaker en houtbewerker’ op en op den openbaren weg sprak hij alle standen van de samenleving in het Vlaamsch aan en allen antwoordden hem in die taal. De priesters bedienen er zich bij voorkeur van bij het onderwijzen van den catechismus en prediken er zelfs in, ondanks de wet die het verbiedt; hij kreeg er den indruk dat zij met overtuiging, met bewustzijn aan het Vlaamsch gehecht zijn en voor het vredegerecht, werd hem medegedeeld, werd soms nog in het Vlaamsch gepleit.

Cassel is zuiver Vlaamsch gebleven; in de kerk zag hij verscheidene Vlaamsche plakkaten, waaronder er uit Vlaamsch-België afkomstig waren, en opschriften. In het stedeperk, waarvan verschillende lanen namen van Vlaamschen oorsprong droegen, zooals ‘Avenue De Smytère, Avenue Teirlinck, enz., trof hem een gedenkteeken, waarop o.a. te lezen stond: ‘Le 20 février l'an 1071, victoire du Comte de Flandre, Robert le Frison. - Le 28 août 1328 le roi Philippe de Valois vainqueur.’ Dit doelde op de bekende nederlaag van Zannekin, maar achter het woord ‘vainqueur’ was een vraagteeken gebeiteld en in dit vraagteeken waren de Vlaamsche gevoelens te lezen van hen die het gedenkteeken hadden opgericht. In alle winkels, in alle hotels, op één na, kan men er met Vlaamsch terecht; de kinderen op straat, de hoveniers die in het stedepark doende waren hoorde hij Vlaamsch onder elkaar spreken.

Bergen of St. Winoksbergen heeft haar karakter van oude Vlaamsche stad behouden. In het voorbijgaan van de kazerne hoorde hij Vlaamsch en Fransch spreken en op het belfort speelde de beiaard het Vlaamsche lied:

 
Daar kwam een boer van Leuven,
 
Van Leuven daar kwam een boer.

Tot een soldaat, die de wacht hield bij de kruittorens, welke op den ‘Groenberg’ stonden, sprak hij Vlaamsch en die schildwacht kende het liedje dat de beiaard speelde. Uit verschillende monden daar zoowel als elders kwam op zijn vraag of er nog veel Vlaamsch in de streek gesproken werd het antwoord: ‘'t Is al Vlaamsch van hier tot aan de zee!’ De winkelierster bij wie hij prentkaarten ging koopen zei hem met een soort woede in de stem dat men opzettelijk Vlaamschonkundige onderwijzers naar de stad stuurde. Maar zij kon Vlaamsch lezen; dat had zij van haar moeder geleerd en die oude vrouw, welke toen zichtbaar werd, zei hem dat zij haar man en haar kinderen die taal geleerd had. En daar deed hij de ondervinding op dat, ondanks de stelselmatige verfransching van meer dan twee eeuwen, ondanks het sinds 40 jaar bestaande besluit dat het onderwijzen van het Vlaamsch verbood, het Vlaamsch toch nog in de huiskamer levend is gebleven.

Zelfs in Duinkerken, waar de verfransching nochtans groote vorderingen gemaakt had, kon hij weer met zijn Vlaamsch in het hotel te recht; hij hoorde de koetsiers er in het Vlaamsch schelden en daar het juist marktdag was toen hij zich in die stad bevond, hetgeen er een groot aantal buitenlieden had heen gelokt, kon hij het Vlaamsch overal hooren weerklinken. De onderschriften van de schilderijen in het museum waren Vlaamsch, al was het dan ook slecht Vlaamsch, en de suppoost, die ook al deze taal sprak, deelde hem mee, dat de lieden van zijn stand, de kleine burgerij, allemaal Vlaamsch konden spreken, maar het niet konden lezen.

In den trein zette hij zijn proefnemingen voort; voorzien van een aantal liederboekjes, die hij bij iedere gelegenheid gebruikte, trachtte hij steeds te vernemen of de menschen Vlaamsch konden lezen en hij deelde hun de boekjes uit om het te probeeren. Hij zelf zong dan al eens een liedje en hij merkte hoe dit bij die eenvoudige lieden insloeg, en hoe de vrouwen er gemakkelijker toe kwamen om de taal te lezen dan de mannen.

En aldus voortgaande kwam hij tot de slotsom, dat er iets zou moeten gedaan worden om deze bevolking, die zoo door en door Vlaamsch is gebleven, kalm, ordelievend, gezond van natuur is, wat Vlaamsch leven in te blazen. Mogelijk is het, doch er moet met de grootste omzichtigheid, met de uiterste kieschheid te werk worden gegaan. Men moet vooral oppassen daar geen irredentistische Vlaamsche Beweging in het leven te roepen, doch beproeven aan die menschen een weinig letterkundig geestesvoedsel te geven. Tot nog toe was de katholieke geestelijkheid de eenige, alhoewel schuchtere, beschermster van 't Vlaamsch. Men zou liederboekjes onder hen moeten verspreiden, met goed uitgekozen liederteksten, die niemand aanstoot kunnen geven en die geen zinspelingen op vaderlandsche gebeurtenissen behelzen. Dan zouden licht bevattelijke vertellingen onder hun bereik moeten gebracht worden; b.v.b. een werk als Jan Onraedt van Callebert, misschien zelfs een kleine, eenvoudige, met groote letter gedrukte vertelling van Streuvels. Lees- en zingbijeenkomsten zouden moeten worden ingericht. Er is daar een taak weggelegd voor het A.N.V., en ook voor het ‘Willems-’ en ‘Davidsfonds’.

Want volgens de berekening van Pol de Mont zijn er in Fransch-Vlaanderen een 350.000 menschen die Vlaamsch spreken in alle omstandigheden van het leven, behalve wanneer zij zich niet vrij gevoelen, dat is wanneer een ander ze in 't oog houdt. Ja, er zijn er zelfs die geen enkel woord Fransch kennen. Hij was van meening dat Johan Winkler, die dit getal op 750.000 geschat had te hoog in zijn berekening gegaan was, terwijl Theobald Fischer, die het getal 200.000 aangeeft beneden de waarheid gebleven was. In ongeveer 75 gemeenten van de arrondissementen Hazebroek en Duinkerken is het Vlaamsch het gewone voertuig van het gevoel gebleven, in 15 wordt meer Fransch dan Vlaamsch, in 15 andere meer Vlaamsch dan Fransch gesproken.

Heel de Fransche beschaving is over dit land heengegaan zonder er een spoor achter te laten, omdat zij in dien door en door Vlaamschen grond geen wortel kon schieten. En daarom is het dat Fransch-Vlaanderen op verstandelijk en kunstgebied niets meer heeft opgeleverd.

En daarin ligt een les voor Vlaamsch-België. Want waar een studie in anima vili heeft bewezen dat een opleiding in een vreemde taal betreurenswaardige gevolgen heeft, is het de plicht van de Vlaamschgezinden en van de Nederlanders in het algemeen om te verhoeden dat een dergelijke toestand ook in Vlaanderen wordt in het leven geroepen. Honderden van jaren zouden er noodig zijn om den oorspronkelijken geest uit te roeien, en dan ten koste van wat, en intusschen zou het land aan een niet te ontkennen verstomping worden prijsgegeven.

IN VLAANDEREN VLAAMSCH!!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken