Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 14 (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 14
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.22 MB)

Scans (37.09 MB)

XML (1.64 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 14

(1910)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

Tot beter verstand.

Er heerscht omtrent het Verbond nog altijd veel misverstand. De vreemdste bewering is wel dat het is politiek! Nu zegt art. 4 van onze statuten: Het Verbond staat open voor ieder, die het wenscht te steunen. Het kent kerkelijke noch staatkundige partij. Hieruit volgt, dat als het Verbond aan politiek deed, het zelfmoord zou begaan. En dáárvoor is het met zijn 13000 leden toch nog wel wat al te krachtig en daarbij voor zooveel snoods nog te jong: pas twaalf jaar! Bovendien telt het onder zijn leden een aantal mannen van de meest uiteenloopende kerkelijke en staatkundige richting, bestuurders van het land, leiders der politiek, die zeer zeker een inmenging van het Verbond op hun terrein nooit zouden hebben gedoogd noch zullen gedoogen.

Het Verbond kent geen partij. Dat is zijn kracht, dat is een onafwijsbare voorwaarde van zijn bestaan, maar ook somtijds voor deze of gene een bron van verwijt. Het Verbond durft niet, zeggen zij dan. Dat is dan waar: Het Verbond durft niet in sommige gevallen; niet omdat de bestuursleden een voor een den moed missen, maar omdat zij als bestuursleden geroepen zijn de beginselen van het Verbond te handhaven, en met voorzichtigheid de grenzen zijner bemoeiingen in het oog moeten houden. Zijn gebied is uitsluitend wat niet door een groep van Nederlanders wordt beoogd, maar wat het geheele Nederlandsche volk aanvaarden kan. Waar tweespalt heerscht, onthoudt het Verbond zich. Belang van het geheele Nederlandsche volk is het dat wij goed weerbaar zijn; met Volksweerbaarheid kan en moet dus het Verbond samenwerken, zelfs meer dan tot nu toe. Maar op welke wijze wij ons goed weerbaar moeten maken, door een volksleger, door algemeene dienstplicht, door lange of korte oefening, met welk soort van schepen of geschut of forten, dat zijn vragen die buiten het Verbond als zoodanig liggen. De handhaving en verbreiding van de Nederlandsche taal is een algemeen Nederlandsch belang; zij zijn het hoofddoel mee van het A.N.V. Op welke wijze echter men onze taal moet schrijven, dat is een kwestie, die voor het Verbond als zoodanig, niet bestaat. Het laat daarin ieder vrij en heeft dat van den beginne af getoond met Neerlandia. Wij vormen niet een taalbond die schoolmeestert. De taal die wij voorstaan is de levende Nederlandsche taal, waarvan Couperus, die vele talen weet en zich niet geheel meer Nederlander gevoelt, nog onlangs getuigde, dat zij de rijkste en schoonste is die hij kent. Het Nederlandsch Verbond weet wel dat er spelling noodig is, en dat het met het oog op Zuid-Afrika gewenscht zou zijn, indien hier vereenvoudigde werd erkend, dat er zeker verband is tusschen spelling en taal, maar het weet ook dat de spelling de taal zelf niet is en altijd dreinend achteraan komt. Spelling kan nergens en nooit krachtig taalleven bijhouden, en moet af en toe als een klein kind op de armen worden genomen. Een tijdje gaat het dan weer goed; dan zakt zij weer achteruit en begint weer te dreinen; dat komt echter ook buiten het Verbond wel terecht; inmenging zou verontwaardiging vinden en bijval, al naar gelang.

Als Multatuli wordt gevierd, dan neemt het Verbond als zoodanig niet de leiding mee op zich; het weet dat het een groot aantal leden heeft die den schrijver van Max Havelaar hoogelijk vereeren, die innig dankbaar zijn voor hetgeen hij voor Indië heeft gedaan, maar het weet ook dat hij niet is een man bewonderd en geëerd door het geheele Nederlandsche volk. Zijn naam klinkt als krijgsklaroen; om hem heen staan levensbeschouwingen vijandig tegenover elkaar. Het Verbond laat elk zijner leden volkomen vrij in bewondering en afkeer, maar houdt zich zelf er buiten. Wat het in zulke gevallen wel mag en kan doen, dat is bij gelegenheid Neerlandia openzetten voor zienswijze voor en tegen een bepaalden vorm van weerbaarheid, voor en tegen een herziening onzer spelling, en zooals het gedaan is bij Bilderdijk, de lezers opmerkzaam maken op het bestaan eener Multatuli-commissie, tot wie ieder zich kan wenden, die wil. Kwestie van moed is hier

[pagina 68]
[p. 68]

buiten sprake; 't is een kwestie enkel van inachtneming der grenzen eener vrijwillig aanvaarde taak.

Eén uiting heeft mij in den laatsten tijd zeer getroffen, dat n.l. het A.N.V. een stap terug zou zijn in de ontwikkelingsgang der beschaving. Ik laat de vraag daar of evolutie zich ooit laat terugdringen; wat wij zien zijn slechts verschijnselen en die verschijnselen zijn er slechts dan, wanneer zij reden hebben van bestaan. Het Ned. Verbond is een verschijnsel; het zou er niet zijn als bij zeer velen sedert 1897 niet de oproeping weerklank had gevonden. Zoovele stemmen roepen verzamelen die niet worden gehoord. Wat bij ons is geschied, gebeurt overal, in Engeland lang al en stelselmatig, als regeeringsbeginsel, in Zweden, in Frankrijk met de Alliance Française, in Duitschland met het All Deutsch Verband, in Italië met de Società Dante Alleghieri.

De natiën zetten zich schrap, verbeteren hun houding; de onverschillige slendriaan heeft plaats gemaakt voor verzorgdheid en gevoel van eigenwaarde. En overal is het de taal die middel en doel is tegelijk. Zeer merkwaardig is dit algemeen verschijnsel, bestaande naast een achttiende eeuwsche wijsgeerigheid, die van uitwissching van grenzen droomt en algemeene menschenmin.

Is dit verschijnsel, zichtbaar ook in het A.N.V. een teeken van teruggang? Op weg waarheen? Naar verhooging van het menschelijk geluk, stoffelijk en geestelijk? Naar meerdere ontwikkeling van het zedelijk bewustzijn, dus ook van 't individu? Maar ook volkeren-individuën bestaan. In de gemeenschap der volkeren is ieder volk afzonderlijk een individu, door afstamming en historie tot eenheid gegroeid; de massa kan even goed zich door zelfoefening opheffen en hoogere waarde verkrijgen in de samenleving der menschheid, als de enkeling dat kan in zijn beperkte omgeving. Zeker, als het A.N.V. bekrompen was in doel en middelen, als het zich blind keek op voordeelen van eigen volk en stam, chauvinistisch was, een begrip waarvoor wij niet eens een woord bezitten, dan zou het door menschen met breede opvatting kunnen worden veroordeeld. Maar nu? Moge ik, ten bewijze hoe van den aanvang af alle kleinere bedoelingen zijn geschuwd, een woord aanhalen uit mijn voordracht, die in Nederland aanleiding gaf tot zijn stichting. Het was in 1897. ‘Evenals liefde tot het vaderland van hooger orde is dan die tot den kleinen kring, zoo gaat de liefde tot de geheele menschheid op haar beurt weer deze hemelhoog te boven; het ideaal wijst naar een wereldrijk, waarin “pays ende vree” zal heerschen tot in de eeuwigheid tusschen alle menschen, waarin negers en blanken en roodhuiden, als de goden van weleer, met gouden ballen weer kinderlijke spelen zullen spelen in het groene gras - die droom is heerlijk, maar zijn verwezelijking nog onbereikbaar ver in het verschiet. Voor het oogenblik hebben wij nog natiën, die als individuën woekeren met eigen talenten. Met dat oogenblik en met de naaste toekomst hebben wij te doen, niet met den jongsten dag. Liefde tot eigen land sluit echter niet in zich haat tegen dat van anderen; ons vaderland dienende, kunnen en moeten wij medewerken aan algemeene naastenliefde, mee neerrukken de heiningen die volk van volk en mensch van mensch scheiden. Werkende aan eigen ontwikkeling met eerlijkheid en trouw, werken wij aan de eerlijkheid en trouw over de geheele wereld. Van het kleinere tot het grootere; van eigen ik tot huisgezin, van huisgezin tot maatschappij, van maatschappij tot wereldburgerschap, dan loopen wij thans geen gevaar te verdwalen in de nog duistere oneindigheid van algemeene menschenmin.’

Kan een vereeniging van menschen, die zoo hun strijd voor natie en stam hebben opgevat, een gevaar zijn voor de beschaving? Zetten we dan niet de deuren van ons taalhuis wijd open voor elke aandere taal? Waren alle volken zoo breed in hun opvattingen, zoo geneigd tot het leeren van vreemde talen, zoo geneigd ook om vreemde beschaving te waardeeren, dees aarde waar een paradijs! Wij zijn het wel eens al te breed, wordt er gezegd, tot verwaarloozens toe van eigen taal en eigen karakter. Dat al te is mij liever, dan het te weinig mij zou zijn. Maar wij Nederlanders, hebben goed praten; wij worden in onze taal niet bedreigd. De Vlamingen en de Zuid-Afrikaners worden dat wel; zij moeten dagelijks vechten om hun nationaal bestaan, en toch doet men ook daar breed tegenover Fransch of Engelsch. Dan wordt het geval bedenkelijk; wat breedheid schijnt is dan veelal zwakheid en karakterloosheid.

Verblijdend is het teeken dat het Verbond het vertrouwen heeft gewonnen der Vlamingen en Zuid-Afrikaners. In Vlaanderen heeft men aan het Verbond kunnen zien, dat er op nationaal gebied samenwerking mogelijk is tusschen kerkelijk en staatkundig gescheidenen. Tot voor kort scheen daar, ondanks gemeenschappelijk doel, eendracht buitengesloten; in den laatsten tijd komen katholiek en liberaal als één man op voor Vlaamsche taal en Vlaamsch karakter. En te Antwerpen is de grond gelegd voor een nauwere aaneensluiting tusschen studenten van Noord en Zuid. Wij hebben vertrouwen in het beleid der jonge mannen, aan wie de waarlijk moeilijke taak is opgedragen twee zulke verschillende stroomingen in één bedding te leiden. En ik ben zeker dat in deze vergadering, in dezen kleinen Nederlandschen landdag, de beste wenschen voor hun welslagen niet zullen worden onderdrukt, evenmin als voor de hier te lande studeerende zonen van Insulinde, die zich eveneens het vorige jaar hechter hebben aaneengesloten, en van groote liefde voor hun geboorteland en volk vervuld, geheel in den geest van het Verbond arbeiden aan de geestelijke ontwikkeling, ook door middel van onze taal, van diegenen hunner landgenooten, die daartoe den wensch te kennen geven. Het optreden van Sosro Kartono op vroegere congressen, en van Tehupeiory op dat van Leiden, is ook velen een openbaring geweest hoe hooge beschaving en onberispelijke hanteering der Nederlandsche taal, een kenmerk kan zijn van zonen van Insulinde. Het is hier de plaats om nog eens met een gevoel van grooten weemoed, dien jongen, welsprekenden Ambonees Tehupeiory te gedenken, wiens mooie leven, zoo kort nadat hij hier te lande den titel van arts had verworven, zoo ontijdig en zoo geheel onver-

[pagina 69]
[p. 69]

wacht door den dood is afgesneden. Zijn geschrift over Indië sedert de oprichting van het A.N.V. zal steeds een eervolle getuigenis zijn van zijn hooge idealen voor Indië en voor Nederland.

Enkele jaren geleden was hier te lande van de drie studeerende Afrikaners nog maar één overgebleven: de theoloog Joubert van De Paarl, nu nog te Amsterdam. Aan anderen ook, maar aan hem voornamelijk is het te danken, dat thans het getal Afrikaansche studenten in ons land meer dan 50 bedraagt, grooter aantal dan het misschien ooit is geweest. Wel waren er enkele te Antwerpen bij het Studenten-Congres, maar uit den aard der zaak is zulk een algemeen Nederlandsche beweging hun nog wat vreemd. Nederland is voor hen een gastvrij land, waar zij de kennis en kracht opdoen om, teruggekomen in hun Zuid-Afrika, overtuigde strijders te worden van hun jonge natie, maar het spreekt van zelf, dat zij eerst nog vooral elkander zoeken, de herinneringen aan gemeenschappelijk verleden, aan eigen land en volk door onderling verkeer versterkend. Afrika is zoo geheel anders dan Holland! Eerst als zij hun eigen nestje kant en klaar hebben gebouwd en de steeds nieuw aankomenden bij hen een veilige inwijding vinden in het ongewone vreemde leven, als eenige geslachten van studenten den weg hebben gebaand en overlevering is ontstaan, dan zullen ook zij zich geleidelijk aansluiten bij hen die reeds in het jonge studentenleven de geestelijke eenheid van den Nederlandschen stam in praktijk brengen. Ook hier moet de natuurlijke ontwikkeling haar vrijen loop hebben. Het A.N.V. haast zich niet wijl het gelooft.

Het heeft ook geen overdrijving noodig. Dat is al zoo dikwijls gezegd, maar mag toch nog wel worden herinnerd, vooral met het oog op het gebruik van vreemde woorden. Vreemde woorden op zich zelf zijn niet verwerpelijk, meer nog zij zijn onontbeerlijk. Door de poriën van elke taal dringen zij binnen, niet thans alleen, maar sedert eeuwen, sedert de eerste dagen dat menschen van onderscheiden spraak onderling verkeer hebben geoefend. Dat geldt niet alleen van taal, dat geldt van zeden, van gewoonten, van geloof, van wetenschap, van de heele beschaving. Niets is ooit zich zelf gebleven, noch zal het ooit blijven, sinds het eenmaal buiten zich zelven trad. Wat zich zelf bleef, heeft nooit leven gehad. Waar wij grijpen in onzen taalschat, overal raken wij vreemde klanken. De zaal waarin wij zitten, de tafel hier, de lamp, de straat, het plein, de poort, om van onze manchetten en japonnen niet te spreken, om van de dames zelf te zwijgen, alles is eenmaal vreemd woord geweest! Hoe zouden wij het stellen zonder papier en pen, dus zonder secretaris? Wij willen het niet en al zouden wij het willen, wij kunnen het niet.

Maar - het vreemde moet winst zijn, moet verrijken, dat is het moet een leege plaats vervullen, het begrip vertolken waarvoor geen woordklank bestaat of ingang vindt. De grens is dikwijls moeilijk te trekken en is niet dezelfde voor iedereen. Maar wie zijn taal lief heeft, is ridderlijk tegenover haar, tracht haar te kennen, te spreken en te schrijven, in al haar rijkdom en schakeering en wil niet dat zij slachtoffer wordt van sleur, onkunde of onverschilligheid. Niet dus de vreemde woorden zijn in den ban bij het A.N.V. maar hun misbruik, dat eigen, prachtige woorden ter zijde stellende, onze Nederlandsche taal verarmt, zonder voor het verlies gelijkwaardigs in de plaats te stellen. En, het mag ons Nederlanders met het oog op wat in België plaats vindt, vooral nu de Brusselsche Tentoonstelling aanstaande is, en het Nederlandsche Taalgebied daar een eigen Paviljoen zal hebben, wel weer eens worden voorgehouden: Spreek als gij over onze zuidergrens gaat in de Vlaamsche gewesten altijd uw moedertaal, die in België volmaakt dezelfde rechten heeft als het Fransch. Hebben weer niet de Nederlandsche verslaggevers van den Antwerpschen voetbalwedstrijd, laatstleden Zondag, geklaagd dat in die Vlaamsche stad de jongens van Jan de Witt zoo hebben gegrasduind in hun Fransch, dat zoo slecht was? Fransch spreken, Engelsch hoe meer hoe liever, maar niet ten koste van anderen, die voor het behoud van onze taal recht hebben allereerst op steun van Nederlanders.

(Uit het Openingswoord voor de Alg. Verg. te Zwolle.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken