Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 14 (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 14
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.22 MB)

Scans (37.09 MB)

XML (1.64 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 14

(1910)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Steunt eigen nijverheid.

I.

Op de jaarvergadering van Groep Nederland te Zwolle is een zeer belangrijke zaak ter sprake gebracht door het voorstel Den Haag, dat de bevordering van eigen nijverheid bedoelt.

Bij afwezigheid van den indiener van het voorstel in de Haagsche Afdeeling, den heer Mr. W. Lasonder, nam de heer Marcellus Emants de toelichting ervan op zich.

Het betrof hier alweer de domme meening van vele Nederlanders, dat alles wat uit het buitenland komt beter is dan het eigene. Hij wees er hierbij op, en zette dit beweren kracht bij door bewijzen, dat die Nederlanders vaak goederen koopen in de overtuiging dat zij van buitenlandsch fabrikaat zijn; terwijl niets als de naam van vreemden oorsprong is. En die goederen betalen zij tientallen percenten duurder dan wanneer zij het Nederlandsch fabrikaat onder eigen vlag koopen.

De winkelier betoogt dat de menschen niet anders willen: zoodra men Nederlandsche waren te koop aanbiedt, is er een groot deel van het publiek dadelijk gereed met een afkeurend oordeel. Men kan met één oogopslag het verschil zien tusschen het buitenlandsche goed en het hier te lande gefabriceerde, heet 't dan; het buitenlandsche is veel eleganter, veel solieder enz. Dat dit heel vaak verbeelding is, kan onmiddellijk hieruit worden bewezen dat men in het Nederlandsche fabrikaat, als het maar onder vreemde vlag vaart, al de eigenschappen van het uitheemsche waardeert.

Een teekenend voorbeeld vertelde op de Zwolsche vergadering de afgevaardigde van Breda. Noord-Brabantsche schoenfabrikanten brengen aan de Nederlandsche markt Nederlandsche schoenen onder Amerikaanschen naam, in Amerikaansche verpakking en met een Amerikaansch merk.

In die vermomming gaan deze schoenen voor een prijs die 30 tot 35 percent hooger is dan wanneer zij als Nederlandsche schoenen worden verkocht.

In al deze gevallen betaalt men dus den prijs voor zijn dwaas vooroordeel, en zoo zou men er vrede mee kunnen hebben. Doch hiermede wordt het domme vooroordeel niet bestreden; in tegendeel hierdoor wordt het gevoed. Het gaat ten koste van de waardeering van eigen industrieele kracht.

Een ander gevolg van die domme minachting en bespottelijke voorkeur voor het vreemde is, dat de winkelier meent - en ten onrechte? - zijn klanten in 't gevlei te komen door Fransche of Engelsche opschriften, door omzendbrieven in een vreemde taal enz.

Vaak heeft men dit in den winkelier gehekeld - ook Neerlandia is daarin niet achter gebleven - maar is daarvan niet in de allereerste plaats het publiek zelf de schuld? De winkelier moge vinden dat die Fransche of Engelsche zwier zijn zaak zeker stempel van deftigheid geeft; wanneer hij niet tevens overtuigd was dat de menschen liever bij een English tailor gaan dan bij een Hollandschen kleermaker; liever in een winkel koopen, waar men boots and shoes, dan waar men schoenen of laarzen kan krijgen; dat een Fransche omzendbrief van een magasin de robes et fourrures meer indruk maakt dan een in het Nederlandsch gestelde, dan zou hij in zijn eigen belang het zeker nalaten.

Een treffend staaltje hebben wij daarvan nog kort geleden gehad. De firma P. Theunissen & Zoon had aan 't Haagsche publiek een Franschen omzendbrief gezonden. Op onze aanmerking hierop ontvingen wij het volgende antwoord:

‘Het is u waarschijnlijk niet bekend, maar het is een vaststaand feit, dat door Belgische en Fransche schoenmakers zeer veel schoeisel geleverd wordt in Nederland; in het bijzonder aan afnemers, die veel voelen voor goede kleeding en daarom bereid zijn voor die kleeding veel geld uit te geven.

Daar wij overtuigd zijn, dat ons artikel in geen enkel opzicht achter staat bij het buitenlandsch fabricaat, hebben wij ons per rondschrijven gewend tot het Haagsche publiek en omdat wij trachten het buitenlandsche artikel te bestrijden, hebben wij gemeend, dat een brief in de Fransche taal het meeste gevolg zoude hebben.

Wij hebben dus getracht onze zaak en de Nederlandsche nijverheid te bevoordeelen en hebben daar-

[pagina 161]
[p. 161]

toe, naar onze meening, het beste middel te baat genomen.

Zoolang een groot deel van het gegoede publiek zich van schoeisel voorziet in het buitenland, hoofdzakelijk te Brussel, zullen de Nederlandsche schoenmakers goed doen, zich met alle kracht daartegen te verweren.

Dat uwe meening, als bestuurderen van het A.N.V. en onze meening, als zakenmenschen, niet overeenstemmen, daaraan zal wel weinig te veranderen zijn.

U zult echter wel met ons eens zijn, dat het voor Nederland ook gewenscht is, dat de klein-nijverheid bloeit, al kan men over de middelen, welke aangewend moeten worden om die nijverheid te doen bloeien, van meening verschillen.’

Nu willen wij de handelwijze dezer firma zeker niet in bescherming nemen. Wij gelooven nog, dat bij een groot deel van het publiek een Nederlandsch rondschrijven meer indruk had gemaakt. Maar het antwoord is toch wel kenschetsend voor de meening onzer handeldrijvenden en een scherpe veroordeeling van de voorliefde voor Fransche complimenten, die nog bij een deel van het Nederlandsche publiek heerscht.

Wat kan het Verbond nu doen om de overdreven voorkeur voor vreemde goederen te bestrijden? Natuurlijk wil het geenszins betoogen dat niet somwijlen het buitenlandsche fabrikaat beter zal zijn dan het Nederlandsche. Maar waar het tegen op moet komen, is dat dit altijd het geval is. Het moet trachten aan te toonen dat onze eigen nijverheid meer waardeering verdient dan zij tot heden ondervindt. Neerlandia stelt zich voor in een reeks artikelen aan te toonen, hoe de Nederlandsche fabrikant gedwongen wordt de eigen waar op de Nederlandsche markt te zenden onder vreemde vlag. Wij zullen trachten overal ons licht op te steken en ten slotte zullen wij beproeven middelen aan de hand te geven om de neiging om overal en onvoorwaardelijk het uitheemsche boven het eigene te stellen, de onbekendheid met - en de onverschilligheid voor hetgeen al dan niet in eigen land wordt voortgebracht te bestrijden.

II.

De heer J. van Hasselt heeft den 15en Juli l.l. in de vergadering van het Kon. Instituut van Ingenieurs, op de Wereldtentoonstelling te Brussel gehouden, gesproken over de Nederlandsche tentoonstelling in de Machine Hal. Thans vinden wij deze voordracht in haar geheel in De Ingenieur. Met meer dan gewone instemming maken wij er in onze kolommen melding van, omdat het standpunt van den heer Van Hasselt volkomen het Verbondsstandpunt is. Wij betreuren het slechts, dat de ruimte van Neerlandia niet toelaat de lezing in haar geheel over te nemen.

De heer Van Hasselt, op wien de zorg voor de inrichting van de tentoonstelling der Nederlandsche machine-nijverheid te Brussel heeft gerust, begon met te verklaren dat deze afdeeling niet den indruk zou geven van een industrie in haar kindschheid, doch in tegendeel een indruk van gezond leven. Hij bracht een eeresaluut aan de mannen - in de eerste plaats Koning Willem I - die stap voor stap het hunne had den gedaan om haar op de hoogte te brengen, waarop zij nu staat en schetste dan de moeilijkheden, waarmede die mannen hebben te strijden gehad.

‘In de eerste plaats heeft de machine-industrie zich het eerst krachtig kunnen ontwikkelen in die landen en streken, waar ijzer en steenkool werden voortgebracht. Te midden van een bevolking, die gewend was deze grondstoffen te bewerken, waren de omstandigheden daarvoor zeer gunstig, nog daargelaten, dat toen ter tijde de gebrekkige communicatie-middelen er het hunne toe bijbrachten, om het vervoer van grondstoffen bezwaarlijk te maken.
Wanneer in een streek als Twente, waar de bevolking bestond uit landbouwers en wevers, zich een belangrijke machine-industrie heeft ontwikkeld, dan beteekent dit, dat men daar langzamerhand een geheele bevolking heeft moeten scholen; toen de oudste van onze tegenwoordige machinefabrieken in 1827 te Amsterdam werd opgericht, begon zij met een 25-tal werklieden, die men uit Engeland moest laten komen.’

Dan werkten de snelle ontwikkeling nog tegen, het Nederlandsche gemis aan geestkracht en vertrouwen. En juist in dezen tijd van gebrek aan vertrouwen is de Nederlandsche machine-industrie ontstaan.

Maar de eenmaal heerschende geest heeft zeer lang nagewerkt en werkt, hoewel in mindere mate, nog na.

‘Hoe kort nog is het, dat onze groote stoomvaartmaatschappijen begonnen zijn om hun mailbooten op Nederlandsche werven te bouwen, terwijl toch onze scheepswerven niet zijn achtergebleven; hoe kort nog is het geleden, dat de eerste locomotief voor groote spoorwegen hier te lande werd gebouwd, nadat toch reeds vroeger voor tramwegmaterieel gebleken was dat het Nederlandsche fabrikaat goed de vergelijking met dat van het buitenland kon doorstaan; hoeveel machines voor polderbemalingen prijken niet met namen van buitenlandsche fabrieken, terwijl ik uit mijn praktijk weet dat reeds voor 30 en meer jaren onze Nederlandsche industrie op dit echt Nederlandsch gebied reeds op uitstekend werk kon wijzen; en wanneer men eens een kijkje gaat nemen in de bijna 200 suikerfabrieken op Java, welk aandeel heeft de Nederlandsche industrie gehad in hetgeen daar is gemaakt, niettegenstaande de tegenwoordige Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel, toen de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen, zich van den aanvang af heeft beziggehouden met het maken van deze belangrijke installaties, en mij meer dan eenmaal door bekwame suikerfabrikanten is medegedeeld, dat hetgeen die fabriek en Gebr. Stork & Co. op dit gebied leveren in geenen deele achterstaat bij het beste dat in het buitenland wordt geproduceerd?’

Bij al die teleurstellingen hebben de fabrikanten het hoofd niet in den schoot gelegd. Daarvoor was moed noodig en oud-Hollandsch taai geduld.

Gelukkig is de belangstelling in onze industrie veel grooter geworden, naast de verkoopers zijn er ook koopers gekomen, die ingezien hebben dat het bevorderen van de Nederlandsche nijverheid een nationaal belang is. Maar de belangstelling is nog niet zoo algemeen als gewenscht is, klaagt de heer Van Hasselt.

‘Zoowel hier als in Indië, en vooral in Indië, ziet men nog dat zeer vele bestellingen van grooten omvang in het buitenland gedaan worden,
[pagina 162]
[p. 162]
zonder dat men zich van te voren heeft vergewist, of hetzelfde niet op even goede voorwaarden hier in Nederland gemaakt kon worden.
Men is nu eenmaal gewend om met fabriek X te werken, men weet dat deze goed werk levert en ziet op tegen de verantwoordelijkheid om te veranderen.
Maar juist hun, die aan het hoofd van dikwijls zeer bloeiende zaken staan, zou ik willen toeroepen: denkt er om dat onze eigen industrie wel waard is om eenige verantwoordelijkheid op u te nemen.
Men moet mij wel verstaan, het is volstrekt mijn bedoeling niet, om te beweren, dat het buitenland moet worden uitgesloten voor alles wat in Nederland gemaakt kan worden; hiervoor is zeker geen reden, waar ook onze industrie een afzetgebied vindt buiten de grenzen van ons land en zijn koloniën. Installaties voor suikerfabrieken worden tegenwoordig vooral in Zuid-Amerika en Cuba van uit Nederland betrokken, het Nederlandsche baggerinaterieel is over de geheele wereld bekend en heeft een zeer goeden naam verworven. Nederlandsche olie motoren vinden een zeer ruim afzetgebied buiten de grenzen, op de tentoonstelling zelf is aanwezig een inrichting voor electrische beweging van de schuiven voor het spuien van de haven van Oostende, welke uitgevoerd wordt door de Haarlemsche Machinefabriek, die voor den Belgischen Staat ook verschillende inrichtingen heeft gemaakt voor electrische beweging van bruggen en sluisdeuren op het kanaal van Ter Neuzen naar Gent. Maar wat ik wel wil is, dat althans in Nederland de eigen industrie als gelijkwaardig met die in den vreemde wordt beschouwd.’

In zijn overzicht van het tentoongestelde, herhaalde de spr. de door ieder geuite klacht over het gebrek aan ruimte. Was er ook voor deze afdeeling meer plaats geweest, dan zou onze machine-industrie een nog beteren indruk hebben gemaakt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken