Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 14 (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 14
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.22 MB)

Scans (37.09 MB)

XML (1.64 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 14

(1910)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hollandsch, Vlaamsch of Nederlandsch?

De ondervinding van iederen dag leert ons hoe groot de verwarring nog is, die in veel gees en, zoowel ten Noorden als ten Zuiden van den Moerdijk, aangaande de beteekenis en het gebruik van de benamingen Hollandsch, Vlaamsch en Nederlandsch bestaat, waar het er op aankomt de taal aan te duiden, die door de leden van den Groot-Nederlandschen stam wordt gesproken. In veel gevallen is die verwarring het gevolg van het ontbreken van een scherp omlijnd begrip, het gevolg van een overgeleverde uitdrukkingswijze; in veel andere gevallen echter spruit zij voort uit een gewild verkeerd gebruik van die benamingen, waardoor degenen die haar bezigen wel degelijk bewijzen dat zij het verschil kennen dat tusschen haar bestaat maar, niettegenstaande dat, aldus een begripsverwarring stichten welke tot allerlei verkeerde opvattingen aanleiding geeft, opvattingen die schadelijk zijn voor de Nederlandsche taal in het bijzonder, voor den Vlaamschen taalstrijd in het algemeen.

Het zou een dringende noodzakelijkheid zijn dit zoo belangrijke vraagstuk eens voor goed op te lossen, eens duidelijk in te zien dat Hollandsch en Vlaamsch iets geheel anders zijn dan Nederlandsch en dat men niet onverschillig de twee eerste benamingen mag gebruiken waar het tweede begrip bedoeld wordt.

Wij zullen hier de taalgeleerden niet ter hulp roepen, omdat de enkele beschouwingen die hier worden uiteengezet geen taalkundig karakter willen hebben, doch alleen een practisch doel beoogen. Slechts op één wetenschappelijke bijdrage willen wij wijzen, namelijk op de voordracht door Professor Dr. Willem de Vreese te Gent verleden jaar in de Koninklijke Vlaamsche Academie gehouden, getiteld: ‘Over de benamingen onzer taal, inzonderheid over Nederlandsch’, voordracht die hij met de volgende woorden besloot: ‘Het is er verre van, dat Nederlandsch tegenover Vlaamsch zou staan. Nederlandsch is eer Vlaamsch dan Hollandsch. Wie onder ons het verloochent verloochent de overlevering van zijn eigen geslacht.’ Deze uitspraak was het resultaat van een nauwgezette studie, waarin hij had aangetoond dat, te beginnen met de 16e eeuw tot het einde der 17e eeuw, de benaming Nederlandsch aan onze taal gegeven, over het algemeen de meest voorkomende was, terwijl hij tevens had medegedeeld dat men in Zuid Nederland tot op onze dagen deze benaming liefst vermeed, om aan het woord Vlaamsch de voorkeur te geven, daar men o.a. in de meening verkeerde dat de benaming Nederlandsch te Hollandsch was.

Deze opvatting, door Professor De Vreese voorgesteld als tot het verleden behoorende, is nochtans als een levende werkelijkheid geankerd gebleven in de geesten van zeer veel, misschien wel van de meeste menschen. Immers wij zien dat de Noord-Nederlanders het woord Hollandsch gebruiken, waar eigenlijk Nederlandsch bedoe'd wordt, dat de Zuid Nederlanders Vlaamsch zeggen waar Nederlandsch alleen op zijn plaats zou zijn en dat, in de ooren van velen, het woord Nederlandsch nog steeds dezelfde beteekenis heeft als Hollandsch. Al die opvattingen zijn verkeerd.

Dat, tengevolge van geschiedkundige, sociale, economische en staatkundige omstandigheden de Hollandsche gewestspraak een paar eeuwen lang als de uitsluitend letterkundige taal in de Nederlanden gegol den heeft en dus haar stempel op die taal gedrukt heeft, valt niet te loochenen en is trouwens begrijpelijk. Nu het Vlaamsch sprekend gedeelte van de Nederlanden echter ook zijn geluid heeft laten hooren, is het zeer natuurlijk dat een gevoel van trots, van eigenliefde en van onafhankelijkheid de Vlamingen belet het Hollandsch eenvoudig weg als hun letterkundige taal over te nemen. Doch het zou zeer ver-

[pagina 253]
[p. 253]

keerd zijn, indien zij, zonder rekening te houden met het ontwikkelingsproces dat het Hollandsch ondergaan heeft alvorens het tot den rang van letterkundige taal in het Noorden opklom, het Vlaamsch als dusdanig wilden beschouwen. Trouwens, men zou dan de vraag kunnen stellen: Welk Vlaamsch moet dan als beschaafde omgangstaal worden aangenomen? Gewoonlijk komt in dergelijke omstandigheden in aanmerking, geheel onwillekeurig natuurlijk, het dialect van de streek waar het sterkst ontwikkeld economisch leven heerscht of waar de schitterendste uiting van cultuur is waar te nemen. Zal het dan het Brabantsch zijn of het West-Vlaamsch, het Limburgsch of het Oost-Vlaamsch?

Verkeerd is ook de gewoonte om de benaming Nederlandsch als gelijkwaardig te beschouwen met Hollandsch. Het Hollandsch mag niet met meer recht daarop aanspraak maken dan het Vlaamsch, en Hollandsch zoowel als Vlaamsch zijn slechts de benamingen van twee gewestspraken, die het Nederlandsch als letterkundige taal, als beschaafde omgangstaal hebben. Dat die letterkundige taal, die beschaafde omgangstaal in het Noorden wat Hollandsch ge int zal zijn en bij ons een Vlaamsch kleurtje zal dragen hindert niets, is overigens niet te vermijden en behoeft ook niet vermeden te worden.

Dat men er zich toch van overtuige, dat het hier niet een zaak van benamingen alleen is, maar dat het vraagstuk een veel wijder draagkracht heeft! Toen het Voorloopig Bewind na de omwenteling van 1830 het Fransch als de eenige officieele taal van België uitriep en de verklaring aflegde dat het onmogelijk zou zijn een officieel en Nederlandschen of Hoogduitschen tekst der wetten en besluiten uit te geven, deed het dit, omdat, naar het luidde, ‘die talen onder de inwoners van zekere plaatsen in gebruik van provincie tot provincie, ja van district tot district verschillen.’ Dat dit ‘arglistige’ argument niet steekhoudend was, zal wel ieder begrijpen, die maar eenigszins weet wat een taal is; want met evenveel reden had men het ook op het Fransch kunnen toepassen. Dat het niet gebeurde vond onder andere redenen zijn oorzaak in de omstandigheid, dat men het besef had dat boven de dialecten van het Fransch een algemeene, beschaafde gesproken zoowel als geschreven omgangstaal bestond.

En deze taal is het welke in de scholen wordt onderwezen, zonder inmenging van eenigen diabetischen bijsmaak. Particularisten kunnen dat misschien betreuren, maar zij die voelen dat het bestaan van zoo een omgangstaal een sociale noodwendigheid is zullen dan ook al hun krachten inspannen, in het belang van die taal zelf en van het volk dat haar spreekt, om haar tot stand te brengen.

Met het Nederlandsch is dit in Vlaanderen ongelukkiglijk nog niet overal het geval. Daar wordt in de meeste scholen geen Nederlandsch, maar Vlaamsch onderwezen. Indien het hier slechts een naam gold, dan zou het nog zoo erg niet zijn maar in werkelijkheid is dit Vlaamsch de gewesttaal. Hoe zeldzaam zijn dan ook degenen, die, als gevolg daarvan, in den dagelijkschen omgang zuiver Nederlandsch spreken! Zoo een toestand breng mee dat vreemdelingen die in Vlaanderen verblijven en de taal van de bevolking willen aanleeren, zich meestal het dialect eigen maken van de streek waarin zij leven, in plaats van de letterkundige taal die zij er niet te hooren kunnen krijgen. Hoe dikwijls hebben wij tegenstrevers van onze taal en onze beweging niet hooren verklaren hoe leelijk zij het plaste Vlaamsch, maar hoe mooi zij het beschaafde Nederlandsch vinden? En hoeveel tegenstand tegen onze taal zou niet gebroken worden, indien wij die tegenstrevers steeds in de gelegenheid konden stellen zuiver Nederlandsch te hooren te krijgen! Om daartoe te geraken echter zou men in de eerste plaats, ten einde alle misverstand te vermijden, den naam Vlaamsch door Nederlandsch moeten vervangen, waar er sprake is van onze taal, evenals het aanbeveling zou verdienen dat de Noord-Nederlanders hetzelfde deden met den naam Hollandsch. Terzelfdertijd zouden de Vlaamschgezinde vertegenwoordigers van het Vlaamsche volk, in Senaat en in Kamer, in Provincieraad en Gemeenteraad, er steeds voor moeten waken dat in wetsteksten, besluiten, verordeningen, enz. het woord Nederlandsch gebruikt wordt, waar men onze taal op het oog heeft.

Het kan geenszins de bedoeling zijn de woorden Vlaamsch of Hollandsch te verbannen; men ga voort deze te bezigen telkens als men iets specifiek Zuid-of Noord-Nederlandsch wil aanduiden. Doch wanneer men iets wil aangeven dat eigen is aan alle deelen van den Nederlandschen stam, kan alleen het woord Nederlandsch heel het begrip dekken. Op die wijze zal meer dan één vooroordeel, veel misverstand en tegenstand uit den weg worden geruimd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken