Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 15 (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 15
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.07 MB)

Scans (40.49 MB)

ebook (6.63 MB)

XML (1.80 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 15

(1911)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Perzië.

Een belangrijk verslag over handel en verkeer in Perzië gedurende het jaar 1909/10 van onzen gezant te Teheran, den heer W.J. Oudendijk, is verschenen. Daarin vinden wij o.m. de volgende voor onzen handel belangrijke beschouwingen:

 

‘De handel van Nederland met Perzië is niet van omvangrijken aard, al is hij ook eenigszins aanzienlijker dan de douane-statistieken aanwijzen (Nederland neemt onder de met Perzië handeldrijvende landen de vijfde plaats in).

Volgens deze statistieken vertegenwoordigde de geheele invoer uit Nederland in 1909/10 eene waarde van f 152.231. -.

Van eene uitbreiding van den Nederlandschen handel in Perzië kan men eigenlijk moeilijk spreken. Waar de cijfers betreffende dezen handel zoo'n uiterst gering gedeelte van den totaal omzet van Perzië aanwijzen, moet men eerder spreken van een “opbouwen” van den Nederlandschen handel in deze streken.

Bij het aanknoopen van betrekkingen voor den invoer zou het gemakkelijk zijn een aantal Perzische huizen zoowel in Perzië zelf, als te Constantinopel op te geven, waarmede men zich in verbinding zoude kunnen stellen. Evenwel leert de ondervinding, dat deze huizen door het zoeken van allerlei chicanes, en verwend als zij zijn door de kredietleeningen der Russische bank, het voordeel der transacties uitsluitend aan hunne zijde wenschen te houden. Daarbij zijn het slechte betalers en vinden zij steun in de gebrekkige rechtspraak in Perzië. Importeurs moeten dus hunne verbindingen aanknoopen met in Perzië gevestigde Europeesche huizen en enkele Armenische kooplieden. Deze echter zullen in de meeste gevallen de noodige relaties wel met hun eigen land hebben, en niet dan bij uitzondering artikelen uit Nederland wenschen in te voeren. Om tot werkelijke zaken van eenig belang te geraken acht steller dezes dan ook de vestiging van Nederlandsche huizen een eerste vereischte.

Te Ahwaz in Zuid-West-Perzië bestaat, zooals reeds werd opgemerkt, de “Handelsveereniging Holland-Perzië”, met kantoren te Mohammerah, Dizful en Ispahan, en te Teheran werkt het handelshuis C.F. Prins.

Dat dit echter niet genoeg is om den Nederlandschen handel iets meer dan een miniem aandeel in het handelsverkeer van Perzië te verschaffen, bewijzen de feiten.’

 

De gezant acht het voor den Nederl. handel en nijverheid wel de moeite loonend dit afzetgebied meer van nabij te bestudeeren, wijl het een markt geldt die zoowel koloniale waren als voortbrengselen der Nederlandsche nijverheid kan gebruiken.

Hij schrijft verder:

 

‘Katoenen en wollen weefsels worden in belangrijke hoeveelheden verbruikt; suiker, leder en lederwaren, glas, aardewerk, kaarsen, papier, kramerijen en snuisterijen, zoowel als thee, petroleum, koffie, indigo en specerijen zouden door Nederlandsche koop-

[pagina 174]
[p. 174]

lieden kunnen worden ingevoerd. Doch om zaken in deze artikelen op te bouwen moet men op de hoogte der markttoestanden zijn, en eenige ervaring in Perzië hebben opgedaan. Het aantal Europeesche firma's, thans daar te lande bestaande, is gering, doch bij verbetering van toestanden en verkeersmiddelen zal dit aantal zich noodzakelijkerwijze zeer uitbreiden. Wie dan met kennis en met verbindingen toegerust is, zal het meest profiteeren van de aangeboden gelegenheid. Schrijver dezes is dan ook van meening, dat het wellicht loonend zou zijn, indien verschillende Nederlandsche kooplieden en fabrikanten zich konden vereenigen om een bekwaam en energiek persoon naar Perzië te zenden, toegerust met een volledige practische kennis der Nederlandsche industrie en van de koloniale producten, met stalen, monsters en prijsopgaven. Indien zoodanig persoon in staat gesteld werd, gedurende geruimen tijd in Perzië te reizen, zich op te houden, waar hem dit noodig toeschijnt, de markt daar te lande te bestudeeren, den smaak der verbruikers na te gaan, zich op de hoogte te stellen van prijzen en qualiteiten der daar gangbare goederen, om ten slotte met zijne aldus opgedane ervaring zijne patroons te adviseeren, dan zoude wellicht eene hechte basis kunnen worden gelegd om de eens bestaand hebbende handelsbetrekkingen met Nederland weder op te bouwen. De kosten van eene dergelijke uitzending zouden niet hoog kunnen zijn en niet meer dan eenige honderden ponden sterling kunnen bedragen, die, gedeeld door een tien- of vijftiental handelslichamen en ondernemingen, toch zeer wel te dragen zouden zijn, zelfs ingeval het advies van dezen aldus uit te zenden persoon ongunstig mocht luiden. Veel ware dan nog niet verloren en wie niets waagt, wint niets.

Mocht eene Nederlandsche deelneming mogelijk blijken in het internationale syndicaat voor den spoorwegaanleg dwars door Perzië, welks oprichting thans in Rusland geprojecteerd wordt, zoo zoude dit aan de Nederlandsche handelsrelaties niet dan ten zeerste ten goede kunnen komen, en als Oost-Aziatische mogendheid heeft toch Nederland ook belang bij deze korte verbinding tusschen Oost en West, welke, indien zij tot stand komt, een uiterst belangrijke ommekeer van zaken in dit rijk zal tengevolge hebben, het uit zijne voor de twintigste eeuw beschamende afzondering zal doen ontwaken, en het noodzakelijkerwijze met het overige gedeelte der wereld zal doen medeleven. Dat nieuwe behoeften van verschillenden aard zullen ontstaan, ligt voor de hand, en dat de Nederlandsche handel daarvan slechts zal kunnen profiteeren, ndien in Perzië Nederlandsche handelsfirma's bestaan, behoeft wel geen nader betoog. Het is daarom, dat steller dezes aanraadt, in de jaren, die ons van eene eventueele ontsluiting scheiden, het terrein te bestudeeren, en dien tijd te benutten als voorbereiding, opdat ook Nederland's aandeel in den Perzischen handel eene plaats bekome, waarop het met het oog op zijne industrie, zijn handel en zijne koloniale ondernemingen, recht heeft.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken