Neerlandia. Jaargang 16

[p. 32]

Van de Afdeelingen.

Alkmaar.

Voor de leden dezer Afdeeling heeft de heer Dr. Johs. Dyserinck uit 's-Gravenhage een voordracht gehouden over mevr. Bosboom Toussaint, wier geboorte-eeuwfeest 16 Sept. dezes jaars de Afdeeling gaarne zag gevierd.

Aan de Alkmaarsche Crt. ontleenen we over de voordracht het volgende:

Na door den voorzitter, den heer P.M. de Wolf, met eenige vriendelijke woorden te zijn ingeleid, begon de spreker met dank te brengen aan het bestuur voor de uitnoodiging om hier over mevr. Bosboom-Toussaint te komen spreken, aan den van Alkmaar alles wetenden, archivaris, den heer C.W. Bruinvis en aan mej. Bruining, de adjunct-archivaresse, die bij de tentoonstelling in het zaaltje behulpzaam was geweest.

Hij achtte het een voorrecht over een vrouw, van wie Van Oosterzee, Nicolaas Beets, de Haagsche rector Beijnen, Busken Huet, zooveel goeds gezegd hebben en van wier werken, behalve de novellen, ook verschillende romans een blijvende waarde hebben, te mogen spreken. Hij wilde er toe bijdragen om het leven en karakter van Alkmaar's eereburgers beter te doen kennen.

In de pauze was er gelegenheid de tentoonstelling te bezichtigen.

Men vond er o.m. een verzameling portretten der schrijfster op verschillende leeftijden en tevens van Bosboom, een volledige verzameling van al de door haar in De Gids geschreven stukken in den oorspronkelijken vorm, benevens novellen.

Op een tafeltje afzonderlijk waren ten toon gesteld het lessenaartje waarop zij al hare romans heeft geschreven en de cassette, die zij van de Vroedschap van Alkmaar had gekregen ter gelegenheid van hare benoeming tot ‘Eereburgeres’, benevens de oorkonde met het groot zegel der gemeente en een brief met gekleurde teekening van haar man Bosboom, hoe dit tentoongesteld moest worden! Hier omheen waren verschillende brieven gelegd.

Na de pauze zette de heer Dyserinck zijn onderhoudend gekeuvel voort, vertellend, hoe hard mevr. Bosboom te werken had, hoe haar man schilderde.

Spr. hoopte door zijn voordracht en door de tentoonstelling iets ertoe bijgedragen te hebben, om in Alkmaar liefde op te wekken voor 't denkbeeld, om 16 September, het eeuwfeest van den geboortedag, een comité te vormen van personen van verschillende richting op godsdienstig en staatkundig gebied, ten einde deze begaafde vrouw te eeren.

De heer De Wolf bracht ten slotte hulde aan den 77-jarigen spreker voor zijn optreden en dank voor het vele wetenswaardige, dat hij had meegedeeld.

Deventer.

De heer Mr. J.C. Kakebeeke heeft het secretariaat van den heer Mr. J. Acquoy overgenomen, zoodat hij in het nieuwe jaar als secr.-penningm. is opgetreden.

's-Gravenhage (Jongel.-Afd.).

De penvoerster schrijft:

Op de vergadering van Zaterdag 23 Dec., welke bezocht werd o.a. oor den voorzitter der Rotterd. Jongel.-Afd., hield, na afloop der huishoudelijke aangelegenheden de heer E. Reeser eene voordracht over: ‘Hoe staan wij jongelui tegenover onzen tijd?’ Spreker wees er op, dat er meer in de wereld is, dan sport, bals en soupers, dat de jongelui ook eens moesten denken aan de donkere zijde van het leven. Juist zij, als 't opkomend geslacht, moesten de ellende leeren kennen, moesten zich verbinden om gemeenschappelijk den strijd tegen de rampen, welke men in de wereld aantreft, te aanvaarden. Met zeer veel belangstelling werd de voordracht gevolgd. Na afloop had een levendige gedachtenwisseling plaats. Door het aftreden der heeren E. Reeser en M.M. Couvée, waren weer 2 open plaatsen in 't bestuur ontstaan, waarvan slechts één werd aangevuld. Thans is het bestuur als volgt samengesteld:

Voorzitter: de heer C.A. Takken; mej. Y.C. Wind, secr.-penningm., 2e Schuytstraat 211; mej. M. Nooitgedacht, mej. A.A. van Uye, de heeren J.J. Logger en D.J. Meuldijk, leden.

Haarlem.

De rekening van den penningmeester van het comité voor de De Génestetbank te Bloemendaal (Mr. H.Ph. 't Hooft), in totaal bedragende f 2987 81 is nagezien en goedgekeurd door een door het bestuur der Afdeeling Haarlem en omstreken aangewezen Commissie bestaande uit de heeren J. Krol Kzn., A. van Rossum en A. de Clercq, allen te Haarlem. Op voorstel van het bestuur is besloten het batig saldo met nagekomen posten (o.a. eenige bijdragen uit Ned. O.-Indië), thans bedragende f 71.23½ te storten in de kas van het A.N.V. ter versterking van het vaste fonds, waarmede zich bedoelde Commissie geheel kon vereenigen.

In de laatste week van Januari heeft deze Afdeeling de bekende Tentoonstelling van het Alg. Ned. Verbond (zie Neerlandia van Januari, blz. 7) ingericht. Woensdag 24 Jan. hield de heer Dr. W. van Everdingen in de tentoonstellingszaal een lezing over de Boeken-Commissie.

Hellevoetsluis (Jongel.-Afd.).

Na de oprichting 16 Dec. j.l. heeft deze jongste Afdeeling reeds een vergadering gehouden, waarin tot bestuursleden werden benoemd de heeren D.J.J. Flik, voorzitter; H.J.J. Koot, schrijver, Oostkade; mej. Y.J. Flik, penningmeesteres; mej. A.P.J.A. Jonker en D.J. Dissel, commissarissen.

Maastricht.

Voor de Afdeeling der ouderen en de Jongel.-Afd. is de vorige maand de heer Emiel Hullebroeck opgetreden, de bekende zanger uit Gent.

Het publiek werd in geestdrift gebracht en de avond had zoo'n succes, dat besloten is een tweede optreden voor het volk voor te bereiden, waarvoor het Dag. Bestuur van Groep Nederland geldelijken steun heeft toegezegd.

De penvoerder van de Jongel.-Afd. schrijft dat deze 23 Dec. haar tweeden verjaardag heeft gevierd.

Als spreker trad op Mr. Lamberts Hurrelbrinck met het onderwerp ‘Het misdadigersleven in Holland’. Eerst behandelde hij den misdadiger in het algemeen, om daarna meer in bijzonderheden af te dalen, bijzonderheden welke spreker had opgedaan in zijn jarenlange praktijk als advocaat in Amsterdam. Aardig waren de beschrijvingen van de door spreker afgelegde bezoeken bij de beklaagden. Soms schaterden de aanwezigen van het lachen, vooral bij sommige typische uitlatingen in het Bargoensch. Andere oogenblikken wist spreker de aanwezigen te doen medeleven in de jammervolle toestanden der gevangenen en hunne huisgenooten. De lezing viel zeer in den smaak bij de leden.

De voorzitter bedankte den spreker voor zijne belangwekkende rede en handelde zeker in den geest der vergadering, toen hij Mr. Lamberts Hurrelbrinck, onder luide toejuiching, het eerelidmaatschap der Afdeeling aanbood.

Na afloop had er een gezellige bijeenkomst plaats. Door verschillende leden werd iets ten beste gegeven.

[p. 33]

De Nederlandsche handelsvloot.
De zeventiende eeuw spreekt:
‘Men zei, gij waart geen banjers meer
Als in verleden dagen,
Toen ieder voor Jan Compagnie
Een flikker had geslagen,
Maar 'k zie: gij vaart op ied're ree
Zoo goed weer als de beste mee!’
(De Groene Amsterdammei).

Er is reeds meermalen op gewezen, dat de Nederlandsche handelsvloot zich in de laatste jaren belangrijk uitbreidt. Niet echter dit is het meest verblijdend, nog belangrijker is, dat zij in het afgeloopen jaar verjongd, vernieuwd is, doordat vele ouderwetsche schepen uit de vaart zijn genomen. Er werden niet alleen 27 schepen met 89.231 ton in de vaart gebracht, maar niet minder dan 20 schepen met 37.457 ton afgedankt. De uitbreiding bedroeg dus 7 schepen met 51.774 ton, tegen 17 schepen met 56.693 ton in 1910, 28 schepen met 97.611 ton in 1909 en 14 schepen met 79.274 ton in 1908.

In 1911 werden 41 stoombooten met 214.176 ton besteld. De Nederlandsche koopvaardijvloot zal dus binnen een niet al te groot tijdsverloop, met drie vijfden zijn vergroot. In 1910 waren er 19 nieuwe schepen met 69.920 ton op stapel gezet. Thans is het getal driemaal meer.

* * *

Lloyd's kantoor te Londen heeft een vergelijking openbaar gemaakt van wat eenige landen in 1911 aan schepen hebben gebouwd. Of de cijfers van de landen buiten Engeland geheel te vertrouwen zijn, durven wij niet zeggen, aangezien men niet in alle landen spoedig de volledige opgaven van de verschillende werven bijeen heeft. Maar ons kleine land maakt al geen slecht figuur op de lijst.

Aan schepen boven de 100 ton heeft Engeland (de oorlogsschepen zijn: buiten beschouwing gelaten) 1.803.844 ton gebouwd, Duitschland 255.532 ton, de Vereenigde Staten 171.569 ton, Frankrijk 125.472 ton, Nederland 93.050 ton, Japan 44.355 ton, Oostenrijk-Hongarije 37.836 ton, Noorwegen 35.435 ton.

Engeland heeft in 1911 nog 26.665 ton voor Nederland gebouwd.

* * *

Uit het verslag van het scheepvaartverkeer in het Suez-kanaal over 1910 blijkt, dat Nederland de derde plaats inneemt, zoowel wat het tonnen-aantal als het aantal schepen betreft; alleen Engeland en Duitschland staan boven Nederland.

* * *

Het verslag over 1910 van den Consul-Generaal van Nederland te Genua, den heer H.C.F. Hennig, zegt dat, wat de tonnenmaat betreft, de Nederlandsche vlag zich aldaar op de zesde plaats kon handhaven en dat de scheepvaart onder Nederlandsche vlag bleef toenemen, niettegenstaande het totale scheepvaartverkeer in de haven van Genua in 1910 een niet onbelangrijke vermindering onderging, bij 1909 vergeleken.

De scheepvaart op Genua onder de Italiaansche, zoowel als onder de Britsche, Spaansche, Fransche en Oostenrijksch-Hongaarsche vlag, gedurende 1910, wijst op achteruitgang.

* * *

Gaat de Ned. scheepsbouw wel geheel met zijn tijd mee?

Toen, er indertijd nieuwe booten voor de maatschappij Zeeland moesten worden gebouwd, gingen er in Nederland stemmen op, die vroegen waarom deze bouw niet hier te lande kon geschieden. Men wilde zelfs, dat de Regeering, die het postvervoer naar Engeland weder aan deze maatschappij had gegund, druk op haar zou oefenen. Thans is weer de bouw van verschillende groote stoombooten aan buitenlandsche werven opgedragen. De Nederlandsche werven konden naar den bouw niet mededingen.

Naar aanleiding daarvan stelt de heer J. van der Star in Het Nederlandsche Zeewezen de vraag: Kan een schip van 14.000 ton of grooter op onze Nederlandsche werven worden gebouwd? Hij moet die vraag ontkennend beantwoorden.

Het is begrijpelijk dat niet elke groote werf op den bouw van zulke reuzenvaartuigen kan zijn ingericht, hij erkent zelfs, dat het met het oog op de concurrentie moeilijk zou zijn, dat de groote werven te zamen een der bestaande werven er voor zouden inrichten, omdat die werf een te groote voorsprong zou hebben; maar zij zouden tezamen een nieuwe scheepswerf kunnen maken, die ingericht zou zijn op den bouw van groote schepen.

Zouden hiertegen overwegende en onoplosbare bezwaren bestaan, zoo vraagt hij.