Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 16 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 16
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.95 MB)

Scans (36.97 MB)

XML (1.88 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 16

(1912)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Nog eens over sporttaal.

In de Sportkroniek van 13 Augustus pleit een mr. van Deinse tegen het gebruik van Hollandsche benamingen, in de sport. Hij doet dat naar aanleiding van ons stukje over sporttaal in het Juli-nummer, dat hij (wat vluchtig) in de Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft gelezen. Zoo hebben wij daarin niet zoozeer het vervangen van Engelsche door Hollandsche benamingen aangeprezen, als wel beschreven hoe de toestand is en daarbij alleen op het verkeerd gebruik van eenige vreemde woorden gewezen. Ook spoorden wij er niet toe aan, om Hollandsche benamingen voor het cricket te zoeken, maar herinnerden wij er aan, dat Zuid-Afrikaansche bladen ze gebruiken of gebruikt hebben. Maar dit daargelaten.

Mr. van Deinse zou het een achteruitgang vinden, als wij de Engelsche sportwoorden door Hollandsche vervingen. Men zoekt naar internationaliseering van de sport, en daartoe is het wenschelijk, dat alle volken zich van het Engelsch, het Esperanto der sport, bedienen. ‘Hoeveel vreemder zullen Nederlandsche spelers zich in het buitenland gevoelen, met hoeveel minder gemak zullen zij vreemde gasten kunnen ontvangen, als zij niet gewend zijn aan dezelfde benamingen.’ Men zal in een Engelsche krant geen verslag van voetbal- of cricket-wedstrijd kunnen lezen, omdat men de benamingen niet verstaat. Heeft ook de muziek niet het Italiaansch als algemeene taal voor haar benamingen? Laten wij dus niet met andere landen, als het taalkuischende Vlaanderen en het chauvinistische Duitschland, een Babylonische spraakverwarring helpen stichten, maar het Engelsch handhaven als het Esperanto der sport.

Aldus, naar wij meenen, de getrouwe samenvatting van het betoog van den heer van Deinse.

Het lijkt ons weinig klemmend. Iemand, die genoeg Engelsch kent om een Engelsche krant te lezen of met een Engelschman te spreken, kan er die handvol Engelsche sporttermen wel bij leeren Het Italiaansch is bij de muziek niet zoo algemeen in gebruik als mr. van Deinse denkt. Zou hij b.v. meenen dat bij het zangonderwijs en bij koren, hier te lande en in andere landen - vooral tegenover grooten en kleinen die geen vreemde taal kennen - geen aanduidingen worden gebruikt uit de moedertaal? En ook in boeken voor instrumentale muziek worden dikwijls andere benamingen dan de Italiaansche gebruikt, b.v. in Duitsche en Engelsche boeken

Mr. van Deinse noemt de Vlamingen en de Duitschers als afschrikwekkend voorbeeld - de Vlamingen, gelooven wij ten onrechte: zij gebruiken, als wij het wel hebben, de Engelsche sportwoorden meer dan wij Nederlanders - maar is hij er van op de hoogte, hoe het er in andere landen mee staat? Hoe doen b.v. de Spaansch sprekende volken, de Italianen, de Tsjechen, de Hongaren, de Russen? Wij weten het niet. Maar wij betwijfelen hard of het Engelsch als sport-esperanto bij hen wel zoo verbreid is als mr. van Deinse meent. Dat zijn veelal volken die naijveriger zijn op de zuiverheid van hun taal dan het meerendeel der Nederlanders. Van de Skandinaafsche volken weten wij althans, dat zij een aantal sportbenamingen uit hun eigen taal gebruiken.

Maar waartoe zou dat aannemen van het Engelsch als algemeene sporttaal niet leiden? Men zou dan - om slechts enkele voorbeelden te noemen - niet meer van roeien moeten spreken, maar van ‘rowing’, niet van riemen, maar van ‘oars’ of ‘sculls’, niet van zeilen, maar van ‘sailing’; alle oud-Hollandsche benamingen, bij het zeilen in gebruik, over stag gaan, laveeren, te loevert, fok, bramzeil en tientallen andere, zouden door de Engelsche namen vervangen moeten worden. Anders kan men geen verslag van het hardzeilen bij Cowes lezen! De zwemmer, de kegelaar, de jager, de schaatsenrijder, die en anderen, zullen al hun Hollandsche benamingen voor Engelsche moeten ruilen Wij zullen niet meer

[pagina 211]
[p. 211]

spreken van fietsen of wielrijden, maar van ‘cycling’ of misschien wel ‘biking’, niet van hardloopen, maar van ‘running’, niet van springen, maar van ‘jumping’. En zoo voorts. Het dwaze van het standpunt van mr. van Deinse is immers duidelijk.

Kreeg hij zijn zin, dan zou men ons algemeen een taaltje voorzetten, als wat dezer dagen in een groot dagblad in het verslag van een lawn-tenniswedstrijd te lezen stond: ‘Zijn spelkwaliteit (is dat nog iets anders dan spel?) was in den laatsten tijd in één woord zóó reusachtig, dat hij waarschijnlijk ieder zijner tegenstanders vanaf de baseline letterlijk gekilled zou hebben.’

Waartoe zou het betoog van mr. van Deinse, hield het steek, verder leiden? Wat voor de sport geldt, geldt voor andere bezigheden of bedrijven dan evenzeer. Meer nog dan in sport is er nationaliseering in de wetenschap, in den handel, in het recht, in de arbeidersbeweging, in den godsdienst. Voor elk van die takken van menschelijke bedrijvigheid of geestelijk leven zou men dan één taal moeten aannemen, of althans alle vaktermen in één taal houden, en dan welke? Was het dan maar niet het eenvoudigst het Esperanto aan te nemen en dan meteen zijn eigen taal af te schaffen? Quod absurdum.

Naschrift.

Wij hadden het bovenstaande al geschreven, toen wij in een onzer bladen de volgende advertentie lazen (wij laten de namen weg): ‘De Maatschappij X., Opzichter Y., te Z., levert zoolang de voorraad strekt, dagelijks versche haricots verts enz.’

In den geest van mr. van Deinse zou men aldus kunnen schrijven: Bravo! Dat is nog eens iemand, die aan geen mal chauvinisme doet. Het Fransch is nu eenmaal de algemeene taal voor alles wat de keuken betreft. Gaat men snijboonen, en alle andere soorten groente, vleesch, visch enz. op zijn Hollandsch noemen, wie zal dan nog een Fransch menu verstaan en zich aan tafel met Franschen kunnen onderhouden?

Morgen steekt het meisje het hoofd binnen de deur en vraagt, de knop in de hand, ‘Mevrouw, daar is de groenboer, hij heeft versche haricots verts!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken