Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 16 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 16
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.95 MB)

Scans (36.97 MB)

XML (1.88 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 16

(1912)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vlaanderen

Bestuurlijke scheiding.

Onze Waalsche broeders, om nu maar die eenmaal aangenomen geijkte uitdrukking te gebruiken, of ten minste een aantal onder hen, willen van ons scheiden. Aangezien zij tot de bevinding gekomen zijn dat er geen Belgen bestaan en aldus aan de ‘âme belge’, draagster van het ‘middelmatisme’, door Edmond Picard in het leven geroepen, den doodsteek hebben toegebracht, vonden zij het logischer wijze een onding dat er een België op de wereldkaart prijkte en achtten zij het goed aan de verschillende grenzen van ons klein landje borden te plaatsen met het opschrift: ‘Wegens uitscheiding van bedrijf, groote uitverkoop’, en: ‘Grande liquidation pour cause de cessation de commerce!’ De vroeger gemeenschappelijke zaak zou in twee firma's worden gesplitst, waarvan de eene door de Walen, de andere door de Vlamingen zou worden voortgezet onder een afzonderlijk bestuur, maar onder een zelfden vorst. En ook met een zelfde leger? Zie, dat wist men nog zoo precies niet. Er waren nog zoovéél dingen die men niet wist. De bijzonderheden, dat kwam er niet op aan; hoe men zou liquideeren was van ondergeschikt belang; maar liquideeren zou men. De toestand was immers onhoudbaar geworden voor de Walen. Denk eens aan, die hebzuchtige Vlamingen hadden de stoutheid begaan hun maar zoo wat alles af te nemen waarop zij recht hadden. Zij hadden hun om te beginnen Vlaanderen zelf afhandig gemaakt; zij hadden hun hun verleden ontstolen; zij hadden hun kunstenaars te hunnen voordeele verbeurd verklaard; zij hadden al de openbare ambten aangeslagen; zij hadden de hand gelegd op hun geld; zij hadden hun hun veiligheid ontfutseld; zij hadden hun taal weggegraaid; zij hadden hun vrijheid ten onder gebracht; zij hadden..., neen, het was te lang om te melden wat zij al niet gedaan hadden, met welke zonden zij al niet hun geweten hadden belast, en daarom was het niet langer mogelijk om met dergelijke roovers onder één dak te leven.

En er stond een man op in den lande, een bekwaam, ontwikkeld man, met veel kuns aanleg, met een fijn besnaard gemoed, een man met republikeinsche beginselen, en die man schreef een langen brief en hij richtte zich in dien brief tot den Koning en hij vroeg hem, niet, wat men van een socialist zou verwacht hebben, dat hij zijn hoogen invloed zou gebruiken om aan het Belgische volk het algemeen kiesrecht te geven, tot verkrijging waarvan een deel der natie zelfs geneigd was om de algemeene werkstaking uit te roepen, maar wel dat hij zijn hulp zou verleenen bij de liquidatie van het land, dat tot dan toe onder de benaming ‘België’ bekend had gestaan, en dat hij zou meewerken om den titel van ‘Koning der Belgen’ af te schaffen, om hem te vervangen door dien van ‘Koning der Vlamingen’ en ‘Koning der Walen’. Hij zei dat wel niet zóó, doch in feite kwam het toch daarop neer. En dat epistel, die ‘Lettre au roi’, was een mooi geschreven letterkundig opstel en de schrijver er van was Jules Destrée.

Weg met België! Maar leve Vlaanderen en leve Wallonië! En leve de bestuurlijke scheiding! Zoo luidde het van enkele Waalsche torens, waarin nog de echo van den uitroep van den gewezen Minister van Staat, Dupont, in een Senaatsvergadering van voor enkele jaren, ‘Vive la séparation administrative!’, was blijven hangen.

En de Vlamingen vingen die kreten op en monkel-

[pagina 276]
[p. 276]

den eens en herlazen het fabeltje van Lafontaine, ‘Le loup et l'agneau’ en bleven kalm bij die zuidelijke opgewondenheid en zeiden koelbloedig dat de bestuurlijke scheiding hun geen vrees inboezemde want dat zij er alles bij te winnen hadden; maar dat zij haar niet vroegen.

En onder de Walen zelf waren er die minder voortvarend waren dan zij die alleen heil zagen in het voeren van een eigen huishouding. Een kwam er zelfs die oogenschijnlijk den Vlamingen naar het hart sprak en bewees dat dezen in het Belgische huishouden in zekere opzichten de lijdende partij geweest waren. Dit geschiedde niet uit liefde voor de Vlamingen, maar uit liefde voor de Waalsche broeders en voor de ‘Flamands de coeur’, die gedoemd waren om hun leven in Vlaanderen, te midden van die Vlaamsche barbaren te slijten, en die men toch zoo niet machteloos aan de dwingelandij van die horden mocht overleveren. En daarom mocht die liquidatie niet plaats hebben, en daarom mocht aan den bestaande toestand niets worden veranderd! Geen bestuurlijke scheiding, o, gij, kortzichtige Walen! hoe kunt gij het over Uw gemoed krijgen om die 800.000 bewoners van het Vlaamsche land, die zich voeden aan de Fransche beschaving, - een beetje overdrijving kan nooit schaden, - zoo maar in eens te plaatsen voor dien beruchten Chineeschen muur, welke dreigend zwaar uit den grond zal verrijzen, wanneer Vlaanderen eenmaal zijn zelfstandig bestuur zal gekregen hebben. Dan zou het uit zijn met al de voordeden die tot nog toe aan de Fransche taal en aan de Franschsprekenden in Vlaanderen toegekend werden. En de vrees begon te popelen in de harten van hen, die in het Vlaamsche land als troetelkinderen behandeld waren, en die schrik sloeg over tot degenen die zich als verdedigers van hun verworven rechten aanstelden.

De Vlamingen echter voelden geen vrees; want voor hen zou het ‘Scheiden thut weh’ waarlijk niet in toepassing kunnen gebracht worden. Maar bij het lyrisch overdrevene van Jules Destrée waren er die van verontwaardiging opsprongen. En er was een ander man in den lande, die naar de pen greep en die zin voor zin, woord voor woord, letter voor letter de onnauwkeurige beweringen van Destrée weerlei. Die man was Hypoliet Meert, de stichter van het A.N.V., de ijverige secretaris penningmeester van Groep België van ons Verbond, en hij antwoordde niet met een andere ‘lettre au roi’ maar met een in 't Fransch gestelden brief aan Destrée zelf, die verscheen in ‘De Vlaamsche Hoogeschool’, het orgaan van de Vlaamsche Hoogeschool Commissie.

Die brief is een merkwaardig stuk, is een document, dat een plaats zal innemen in de geschiedenis van den Vlaamschen taalstrijd. Eenvoudig, maar snerpend soms, zonder een enkele overdrijving, zonder het minste lyrisme is dit stuk de uiting van een diepe, maar meestal ingehouden verontwaardiging. Meert putte uit het rijke arsenaal der feiten; Meert sloeg op verscheidene bladzijden het lijdensboek van het Vlaamsche volk open, om van zijn antwoord een voor zich zelf sprekende aanklacht te maken tegen het onbewuste egoïsme van den kunstenaar Destrée en om te bewijzen dat men Vlaanderen aan de Vlamingen, maar niet aan de Walen heeft afhandig gemaakt; dat men niet aan de Walen maar aan de Vlamingen hun verleden heeft ontstolen; dat men niet ten voordeele van de Vlamingen, maar van de Walen de openbare ambten heeft aangeslagen; dat het het geld, de taal, de veiligheid der Vlamingen zijn die op het achterplan worden geduwd. En met namen en cijfers en statistieken werd dit alles aangetoond; ja, hemeltergende gevallen werden aangehaald en de beschuldigingsacte was zoo precies en zoo verpletterend, dat zelfs de Vlamingen verbaasd waren over die stelselmatige opeenstapeling van beschuldigingen en dat de vijanden der Vlamingen, verpletterd onder al die feiten, geen poging deden om ze te weerleggen, maar zwegen, zooals er nooit iemand op aarde zweeg.

Tegenover de in de lucht zwevende, dichterlijke theorieën van Destrée staat daar het antwoord van Meert als een kranige daad, die stellig aan veen de oogen geopend heeft en aan velen nog de oogen zal openen, die geneigd zijn om onbevooroordeeld te oordeelen.

Flink en ridderlijk heeft hij den handschoen opgenomen om zijn land en zijn volk te verdedigen tegen onnauwkeurige inzichten en niet met de waarheid strookende opvattingen Want dat recht moeten wij Destrée laten wedervaren, dat hij in volle oprechtheid heeft meenen te handelen en dat alleen onbekendheid met de ware toedracht van de zaak hem heeft kunnen maken tot een drager van veel onrecht.

Meert heeft het waas van Destrée's illusies verscheurd en hij heeft daardoor den warmen dank van zijn volk verdiend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken