Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 17 (1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 17
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.31 MB)

Scans (45.24 MB)

XML (1.88 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 17

(1913)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het Roode Kruis.

Onze beschouwing over het Roode Kruis, uit het vorige nummer van Neerlandia in de Nieuwe Rotterdamsche Courant overgenomen, heeft in dat blad een ingezonden stuk uitgelokt, waarin de blijkbaar goed ingelichte schrijver een belangrijke mededeeling deed. Hij schreef:

‘Met volkomen instemming, althans wat de conclusie betreft, nam ik kennis van de belangwekkende beschouwingen van Neerlandia....Inderdaad, zit er veel waars in de verzuchting, dat, waar de geneeskundige dienst en de eigen Roode-Kruis-Vereeniging der oorlogvoerende landen in den regel niet bij machte zijn voldoende in den nood te voorzien, de Roode-Kruishulp van buiten af in den vorm van ambulances onmisbaar is te noemen, doch dat deze, indien eerst na de oorlogsverklaring georganiseerd, zij het ook volstrekt niet te laat, dan toch ongewenscht laat ten tooneele moet verschijnen.

Het doet mij dan ook genoegen Neerlandia en uw lezers te kunnen mededeelen, dat reeds vóór den Balkanoorlog door enkele leden van het Nederlandsche Roode Kruis van gedachten is gewisseld over het vraagstuk eener internationale organisatie van Roode Kruis-hulp en dat verder, ondanks de groote drukte, onvermijdelijk aan het uitzenden onzer ambulances verbonden, een daarop betrekking hebbend plan in studie is genomen, dat wel eenige kans van slagen biedt en waarbij veilig aan een verband met de opening van het Vredespaleis kan worden gedacht.’

Het blad ging naar aanleiding van dit stuk op kondschap uit en vernam ter bevoegde plaatse, dat het ontworpen plan, waarvan sprake was, is een internationale vloot te vormen van op zijn minst drie groote Roode-Kruis-schepen, waarvan het beheer en het bedrijf zouden berusten bij het internationale comité te Genève. Deze schepen zelf zouden reeds een groote ruimte bieden voor de verpleging van gewonden en zieken en voor het medevoeren van een ruime hoeveelheid ambulancemateriaal; bovendien zouden zij, naar omstandigheden, gebezigd kunnen worden voor de sanatorium-behandeling ter zee. De bemanning denkt men zich internationaal, evenals een kern van ambulance-personeel, dat steeds op de schepen aanwezig zou moeten zijn en in tijden van mobilisatie onmiddellijk kan worden uitgebreid door tevoren samengestelde groepen van personeel.

Bij mobilisatie zouden de oorlogvoerende natiën verplicht zijn tot een uitkeering, waarvan het bedrag door het internationale comité te Genève bepaald kan worden. Elke oorlogvoerende partij zou de beschikking krijgen over een schip, terwijl het derde in reserve zou blijven, het transportwezen zou door stoombarkassen enz. geregeld kunnen worden.

Men is van oordeel, dat ons land in deze zaak een belangrijke rol kan spelen en Nederland in 1913 bij gelegenheid van de opening van het Vredespaleis, tegenover dit voor ons veelbeteekende geschenk, een onverdachte tegendaad kan stellen, door de basis te vormen van een fonds voor den bouw en de inrichting van de schepen.

Vooral ook met het oog op de verblijdend groote deelneming die in Nederland en Indië aan den dag is gelegd ten opzichte van den verplegingsdienst in den Balkan-oorlog, vertrouwt men, dat ons volk, indien dit plan ingang vindt, zal voelen dat Nederland in deze den stoot kan geven tot een daad, die uiting geeft aan den, in den laatsten tijd zoo duidelijk aan het licht getreden, plicht der menschheid, om, indien het dan niet mogelijk blijkt, oorlogen te voorkomen, zooveel mogelijk te zorgen voor de s'achtoffers daarvan.

[pagina 8]
[p. 8]

Tot zoover, samengevat, de mededeeling van de N.R. Ct. Men begrijpt met hoe groote ingenomenheid wij, na hetgeen wij in het vorige nummer schreven, van dit heuglijke nieuws kennis hebben genomen. Kwam die Roode-Kruisvloot tot stand, dan zou nog niet alles bereikt zijn wat wij ter verbetering noodig achtten. Want wel zou er sneller hulp kunnen worden verleend, maar slechts ten deele. Immers op de slagvelden zelf is gewoonlijk en althans in den beginne de meeste hulp noodig.

Gewenscht blijft dus nog een regeling, die mogelijk maakt vlugger veld-ambulances op het oorlogsterrein te brengen. Wij weten, dat er nu een Nederlandsche ambulance bij het Bulgaarsche leger te Tsjorloe is. Het is, zegt men, een onderscheiding, dat de Bulgaren haar zoo ver hebben toegelaten, en haar hulp wordt er zeer gewaardeerd. Maar wat had zij niet meer kunnen uitrichten, als zij er een zes weken eerder was geweest! Vooral nu wij uit het getuigenis van oorlogscorrespondenten weten, hoe zelfs bij het goed ingerichte Bulgaarsche leger de gewonden vaak aan hun lot werden overgelaten.

Evenwel, met de internationale samenwerking voor die ambulance-vloot ware alvast verkregen, dat men samenwerkt. En uit dat begin kan nog veel voortkomen. Maar dan moet er geld wezen, en moge Nederland in 1913 als tegengift voor het Vredespaleis een goeden grondslag voor het kapitaal leggen! zeggen wij den zegsman van de N.R. Ct. na.

En wij doen de ontwerpers van het plan nog een denkbeeld aan de hand. Het comité uit het Noorsche Storting, belast met de uitdeeling van Nobel's vredeprijs, heeft van het jaar den prijs niet uitgekeerd. De som - een kleine honderd duizend of althans een tachtig duizend gulden - wordt voor 1913 bewaard, zoodat men alsdan twee prijzen kan uitreiken of de som tot een afzonderlijk fonds bestemmen.

Welnu, de zegsman van de N.R. Ct. zei nog, dat door die Roode-Kruisvloot de broederschap onder de volken kan worden aangekweekt. Zou voor zoo'n plan dan niet Nobel's edele stichting haar aanzienlijken prijs willen schenken, vooral nu zij er in 1913 twee heeft te vergeven?

Wij mogen niet eindigen zonder dankbaar te boekstaven, dat de Nederlandsche ambulances meer en meer worden gewaardeerd. Na met veel tegenheden te hebben gekampt, vindt die te Konstantinopel onder dr. Lingbeek nu volop werk en algemeene bewondering voor haar voortreffelijke inrichting. Het is de beste van de vreemde ambulances, zegt men er. Te Saloniki heeft de ambulance onder dr. Bierens de Haan al eerder zich verdienstelijk gemaakt. Ook daar prijst men ons Roode Kruis om het zeerst. Onder Montenegrijnen en Serviërs onderscheidt het zich eveneens. Van zijn werk onder de Bulgaren spraken wij reeds. En niet zwijgen mogen wij van de dokters en verplegers, die op eigen gelegenheid zijn uitgetrokken en zich op verschillende punten aan hun schoone taak wijden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken