Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 19 (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 19
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.40 MB)

Scans (34.67 MB)

XML (1.55 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 19

(1915)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 169]
[p. 169]

Vlamingen en wij.

Als deze Neerlandia verschijnt, heeft de oorlog een vol jaar geduurd. Driehonderd vijf en zestig dagen lang is telkens onze eerste en laatste gedachte geweest aan al die ontwrichting en verwoesting en aan al dat namelooze lijden om ons heen. Maar zelf leven wij nog steeds in vrede met de overige menschheid. Dat is een onwaardeerbare zegen, want ons volk, nooit door leuzen tot landgewin of machtsuitbreiding gepord, kent geen strijdlust, hoogstens den vasten wil om zich te verdedigen. Maar wie enkel verdedigt, is tot afwachten gedoemd en wordt eerst op de proef gesteld als de vijand daar is. Enkel nu uit het verleden, dat naast slappe tijden de meest schitterende bewijzen geeft van den moed en de taaie volharding van ons volk, kunnen wij de vaste overtuiging putten, dat het ook nu land en vrijheid met de uiterste kracht zal verdedigen. Maar de negatieve houding waartoe wij verplicht zijn, brengt niet vooraf reeds zijn beste eigenschappen aan den dag. Wel is gebleken dat het niet in zijn geheel gezind is uit vrije beweging zich tijdig te wapenen tegen het altijd nog dreigende gevaar, en het er op wil laten aankomen met land en vrijheid. IJdel is de geestdriftige oproep geweest van enkelingen; de overheid is gedwongen thans voor te schrijven welke offers behalve de gebrachte, in zijn eigen hoogste belang ons volk verder nog voor een goede verdediging moet brengen. De wet moet de leemte aanvullen, door de lijdelijkheid van vele landsbewoners ontstaan.

 

De lange vloedgolf der eerste benarring heeft van lieverlee zich gestrekt; over velen onzer is grootere kalmte en berusting gekomen. Betrekkelijk met onbevangenheid nemen wij thans het gemeenzaam geworden schouwspel waar dier bijwoners, die over ons land werden verspreid als zeewier over de kust na vliegenden storm. Ongemerkt is hier en daar ons land Vlaamsch land mee geworden.

België was voor den oorlog evenmin als wij, een land van wapenleuzen. Aan aanvallen, ter verovering of machtsuitbreiding, dacht het niet, hoogstens aan verdediging, evenals wij. Eenmaal in den oorlog medegesleept, heeft het zijn lafaards gehad, zijn ontrouwen, maar ook zijn helden, evenals wij naar landsaard gewijzigd, die allen zullen hebben. Enkel, zij werden overrompeld, wij zijn op onze hoede en langzamerhand zoo goed mogelijk toegerust. Zou in onverhoopt maar altijd toch nog mogelijk geval, onze verdediging in den aanvang krachtiger zijn dan de hunne was, dan zou dat nog volstrekt niet een innerlijke meerderheid onzerzijds behoeven te bewijzen. Ongetwijfeld bij tegenslag zouden ook wij Nederlanders tot het uiterste stand houden, maar ontembaarder dan de Belgen het doen aan den Yser, zouden wij niet kunnen. Wel zou dier Belgen standvastigheid ons tot voorbeeld zijn. En wat, bijgestaan door zijn tengere maar ongeëvenaard geestkrachtige vrouw, Koning Albert doet, de door heel zijn volk vertrouwde en door elkeen oprecht bewonderde, dat zou ook onze Koningin doen, in zich vereenigende de hoogste deugden der vrouw naast mannelijke heldhaftigheid.

 

Hoe zou ons volk zich houden als het, zonder den oorlog te hebben gewild, een groot deel van zijn land zou hebben zien verwoest, huizen door brand of geschut vernield, ouders, broeders, zusters, kinderen mishandeld, gesneuveld, gedood, en zelf uitgedreven naar den vreemde, met of zonder middelen van bestaan, maanden en maanden gedwongen zou zijn om in vluchtkamp, bij particulieren of in soms heel karige omgeving op zich zelf te leven, zonder eenige nuttige bezigheid? Men hoort van Belgen die in ons land voor grof geld brassen en slempen, terwijl zoovelen van hun landgenooten nijpend gebrek lijden. Daargelaten dat de faam zeker ook hier van een enkele een massa maakt en dat die Belgen zeker nooit bewuste Vlamingen zijn, gelooft men dat in overeenkomstige, vrijwillige of gedwongen ballingschap, onze gokkers en poenige rijkelingen een haar beter zouden zijn? Die soort is niet uitsluitend Belgisch, die is internationaal, schoon in het eene land

[pagina 170]
[p. 170]

veelvuldiger dan in het andere. En als geklaagd wordt over de veeleischendheid, de snoeplust, de pronkzucht en wat niet al, van den minderen Belgischen man, dan is er zeer zeker een verschil in volksaard tusschen den Belg en den Nederlander vast te stellen, maar dient men zich ook af te vragen, welken indruk in gelijk geval velen onzer landgenooten zouden maken, indien zekere wijken van Rotterdam, Den Haag en Amsterdam over den vreemde zouden zijn uitgeschud? 't Zou wel niet te hopen zijn maar toch te verwachten, dat door onberadenen ons heele volk naar zulke minderwaardigen werd beoordeeld.

Er is in het bijzonder bij Vlamingen die hier tijdelijk wonen, een geestkracht te aanschouwen en ondanks hun vaak zoo zware beproevingen, een gemoedelijke opgewektheid, die telkens beschamen. 't Zou onbescheiden zijn namen te noemen, maar ieder die het ernstig meent met de Vlamingen, kent ze; het zijn de besten van hun volk, de leiders mee, de bewusten. Zij dwingen eerbied en genegenheid af voor menige deugd die zelfs een goed Nederlander hen mag benijden, en men wenscht en verwacht dat de kern van ons volk zich in hun plaats even achtenswaardig en onwankelbaar zou toonen als zij. Beoordeel nooit een volk naar zijn uitersten; beoordeel het naar zijne rustigen, die in stille bedrijvigheid hun leven uitleven. Zij zijn het, die de idealen van hun geslacht als de brandende fakkel overreiken aan wie na hen komen. Beoordeel een ander volk, in dit geval het Vlaamsche, zooals gij wilt dat ook uw volk wordt beoordeeld: naar de goeden, de betrouwbaren, die het beste van hun ras in zich hebben vereenigd.

 

Het A.N.V. heeft van deze Vlamingen, die hier een zorgenvol leven lijden, maar niet van hen alleen, ook van die in België, het volle vertrouwen. En dat is onvoorwaardelijk noodig. Voor hen moet na den oorlog ons Verbond op nieuw zijn wat het was daarvoor, door de moeilijke lessen der opgedane ervaring enkel wijzer geworden. Den uiteengeslagenen moet het tot lichtende baak verstrekken, steeds den weg wijzende tot eenheid. ‘Ik kan nauwelijks nalaten’, zoo vangt een brief aan uit het bezette België, ‘het uit te spreken: nog nooit is mijn genegenheid tot het Verbond zoo groot geweest als thans. Het zijn de gebeurtenissen, die de groote beteekenis van het Verbond beter laten uitschijnen. Ik zie in hem een dierbaar zinnebeeld, daar Noord en Zuid in en door hem geestelijk vereenigd zijn, alle politiek ten trots.’

Alle politiek ten trots! Zoo placht het steeds te zijn in tijd van vrede, zoo moet het met des te meer klem zijn in tijden als nu. Daarmee staat of valt het Verbond. Twee grondgedachten schoren het: afwezigheid van staatkundig en kerkelijk bejag, en dan de zelfstandigheid der Groepen. Met de inwendige aangelegenheden eener Groep, hebben de andere Groepen zich onder geen voorwaarde in te laten. Zoo is aan de Groep Nederland en hare Afdeelingen ten strengste het recht ontzegd van elke eigenmachtige bemoeiing met de Groep Vlaanderen, terwijl omgekeerd de leden dezer Groep zich onvoorwaardelijk hebben te onthouden van elke inmenging in de belangen, die uitsluitend Groep Nederland aangaan. Daarin brengt de toevallige aanwezigheid in ons land, van tal van Vlaamsche Verbondsleden niet de minste wijziging.

Waar de Groepen enkel rechten en plichten hebben binnen haar eigen grenzen, en daarbuiten geen zelfstandig leven kunnen en mogen leiden, daar geldt dit met nog meer klem van de Afdeelingen. Zij bevorderen de belangen van het Verbond enkel in den kring van haar gebied. Een adres aan den Koning van België en onze Koningin, zooals door de Utrechtsche Studenten-Afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond is verzonden, en openbaar is gemaakt in de Vlaamsche Stem van 11 Juli, is om die reden geheel in strijd met letter en geest onzer wet en kan voor het Verbond niet sterk genoeg worden betreurd. Het is daarom dat hier wordt verklaard dat zoowel Hoofd- als Groepsbestuur elke aansprakelijkheid in dezen op het nadrukkelijkst verwerpen, zich voorbehoudende aan deze verklaring al zulke ruchtbaarheid te geven als noodig zal zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken