Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 25 (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 25
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.10 MB)

Scans (20.72 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 25

(1921)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vlaanderen

Pastoor Verriest over het Vlaamsch.

Arm en zijn wij niet. Een levenden schat hebben wij nog; een levende macht, een scheppende macht, die een volk doet leven, doet herleven, doet herworden, doet worden... de taal! de moedertaal, de moeder, de levende barende moeder... de taal.

Hier blijve ik nu een stondeke staan en overdenke mijn kindertijd en mijn groeiende kinderjaren.

Mijn vader, mijne moeder, mijn volk, mijn huis, mijn dorp waren vlaamsch. Onze aarde, onze lucht, onze zomer en winter waren vlaamsch; onze lippen groeiden naar het vlaamsch woord, en dat woord wierd de vorm van ons kennen, weten en denken. Ons worden was Vlamingen worden. Worden is en zal altijd de wet en weg van het leven zijn.

Waaruit en wat zijn wij geworden en wat heeft er gedreigd en dreigt er ons te doen ontworden? Terwijl ik hier te peizen sta, mijnen kindertijd bezie, en luistere naar mijn verleden - vijf en zeventig jaren verre, slaat in mijne oogen die ouderwetsche schoone kader van mijne werkkamer, en ik leze er in allerschoonste versierde calligraphie dat woord dat geheel mijn leven vervult: Bruiloftslied - opgedraagen - aan het jong en achtbaar - paar Mijnheer - Johannes Verriest - en jongvrouw Karolina Van Ackere - kerkpligtig vereenigt te Deerlijk den 9en October 1827. Eerbiedig opgedraagen door R. Notebaert en P. Renier.

Tezelfder tijde ontwaakt en jubelt in mij geheel de kunst, de volkskunst, en 't vermaak van dien tijd en ik herleve, in het onderwijs, in de school, van dien tijd. Bij dat minder volk zat Vlaanderen vol rederijkkamers, vol genootschappen, met edelgekozen kernspreuken, met prijskampen voor dichtwerk, tooneelen en schoonschrift. Steden en dorpen wedijverden, en het ware een blijde litanie de namen te drukken van de toen bestaande en nu nog levende ‘vriendschappen’.

Het was het instandhoudend en naar boven willend Vlaanderen.

Daarbij, daaronder stond de school met al haar wondere hoedanigheden en eigenaardigheden, eigen levende, aardige, - die eigen aard hadden - gebreken. Uit haar zijn gekomen die oudere opgebloeide mannen. U groete ik eerst, ontroerd in mijn diepste gemoed, o schoolmeesters van den ouden tijd, die in armoede ons vlaamsch volk hebt wakker en vlaamsch gehouden, licht en vreugd en deugd in het oud vlaamsch wezen hebt gevoed, die het oudste lampke vier tegen alle vreemde macht hebt geschut.

Ik groete U schoolmeesters in uw graf.

Ik groete U, vader Renier, die den eersten glans van mijn schoone moedertaal hebt in mijn hoofd gelegd, het eerste genot van zijn rythmen in de roering van mijn zoete lippen hebt doen wagen en wiegen:

 
Op den zolder van een bakker
 
Woonden muizen machtig veel....

en ze mij nu nog in mijn een en tachtenste jaar doet genieten.

Dat was het eerste priemen op mijn beschaafde lippen!

Waarom vinde ik nergens mijn hooger vlaamsche ontwikkeling? Waarom geen verdere beschaving van mijn tong en spraakgerief? Waarom groeide zij niet in mijn

[pagina 151]
[p. 151]

weten en denken, in mijnen geest? - waarom niet in mijn voelen, blijheid en leed, in mijn hert? Waarom niet in al mijn zinnen, in mijn spieren en zenuwen, in de roering van hand en voet en lichaam? Waarom niet in mijn groet?

Waarom bleven wij botte Vlamingen?

Omdat alle wegen naar eigen hooger leven gedoofd lag, alle deuren toe.

Als wij daaruit kwamen traden wij een vreemde wereld in; eene schoone wereld, een beschaafde wereld, een geleerde wereld; wij ontleerden ons zelven, wij ontwierden het vlaamsch kind.

Toch, gelukkiglijk bleef daar onder en woekerde daar buiten, de taal: onze oude taal, onze schoone taal, onze rijke taal, onze vrije taal; vol woorden, beelden en zinnen, vol schakeeringen: de geest, 't gemoed, de ziel van ons ware volk, van ons vlaamsch volk, gereed tot groei, bloei en vrucht.

Ja zeker er bleef hier en daar een glans, eene glorie, eene preutschheid, een voornaamheid van landsche standen uit verleden tijden; hier en daar een grootschheid en koppigheid bij den Boer, bij de Boerin.

Ik zie ze nog in mijn kinderjaren op de markt van Brugge komen, getooid als landsche koninginnen met het strekkend en bengelende goud om het hoofd en de hoogklimmende muts, die breed, in zes lagen kostelijken kant, op rug en schouders nederplooide. Ik zie in tijd van kiezing den vrijen lustigen Boer, driemaal rond de markt rijên, en zijn rijtuig bevlagd ter eere van den nog ongekenden overwinnaar, wie hij ook zijn mocht.

Ik zie hem 's anderdags als een koning op zijn hof en veld rondgaan en sterk bestier in hand houden met zijne makkes, zijnen scepter.

In Veurnambacht bleef hij even groot, sprekend volgens zijnen stand en staat, nu nog vol misprijzen voor den ‘zuiderling’ uit het ‘censland’ met zijne ‘koeien voor den ploeg’.

Daarbij nog woont hier en daar de stille welhebbende burger, die hem rechthoudt en fatsoenlijk gaat en staat en spreekt; maar hij ook, en zijn vrouw en zijn huisgezin voelt rondom hem, buiten hem en boven hem eene onmacht, eene ijdelheid en een tekort. Eene hooger wereld blijft hem gesloten. Er is, er was hem geen eigen vlaamsche opvoeding open. Zij bestond niet.

Nogthans blijft hem, blijft rond hem, blijft voor de greep, onder hem, die schat, de taal. Zij is goud, maar was niet gemunt. Sedert honderde jaren was er voor het minder volk geen munt mede geslagen; toch zij bleef goud en kon dat wel missen.

 

(Uit een rede over Beschaafd West-Vlaanderen in de Kon. Vl. Academie gehouden.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken