Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 27 (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 27
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 27Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 27

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.45 MB)

Scans (22.82 MB)

ebook (4.35 MB)

XML (1.29 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 27

(1923)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 159]
[p. 159]

Na het zilveren Kroningsfeest.

Een korte nalezing op onze berichten en opmerkingen over het zilveren feest der koningin is onvermijdelijk.

Eerst na de samenstelling van het vorige nummer kwamen de bladen uit Oost- en West-Indië hier aan met hunne uitvoerige verslagen der feestviering. Onze ruimte gedoogt niet, dat wij daaruit zelfs maar een gedeelte overnemen van wat onzen lezers ongetwijfeld belang zou inboezemen.

Wij moeten wel volstaan met hier en daar een greep te doen.

In Batavia

werd 31 Augustus gevierd met een danken bidstond in de drie protestantsche kerken op den jaardag der Koningin; in de Willemskerk woonde de gouverneur-generaal met hertog Adolf van Mecklenburg de godsdienstoefening bij. Na de kerk was er openbaar gehoor bij den gouverneur-generaal en de belangstelling hiervoor was dit jaar buitengewoon groot. Des namiddags vond de groote ‘Sedekah’ plaats, het groote Mohamedaansche feestmaal, aangericht door den wedana van Batavia met den waarnemenden patih. Een duizend gasten namen plaats op de lange lappen wit goed, door Bataviasche handelaren afgestaan. De waarnemende patih herinnerde in een rede aan hetgeen er onder Nederlandsch bestuur in Indië tot stand gebracht was.

Hier was de stemming, zij het anders, even opgewekt als aan den grooten galamaaltijd door den landvoogd aan ruim 100 toonaangevende personen aangeboden; het Bataviaasch Nieuwsblad dat zich over de Hollandsche dischkaart verheugt, betreurt het dat de uitgevoerde muzieknummers geen van alle Nederlandsch waren. De landvoogd vond hartelijke instemming voor zijn rede, die besloten werd met een heildronk op de Koningin.

Des Zondags werd een plechtige hoogmis opgedragen in de R.K. kathedraal, die overvol was. Van de Koningin-Wilhelminajubileumstichting maakten wij in ons vorig nummer reeds gewag, wij kunnen daarover thans dus zwijgen en willen er nog slechts de aandacht op vestigen, dat blijkens de verslagen in de Indische pers, de deelneming aan de feestviering even verheugend groot was in alle kringen der Indische maatschappij. als in het moederland.

In Paramaribo

heeft de groep Suriname van het Verbond als inleiding tot de feestelijkheden een druk bezochte bijeenkomst gehouden op 29 Augustus, die een uitstekend geslaagd feest werd. De zaal der buitensociëteit was keurig versierd, de opkomst was zeer groot, de redevoeringen, zangnummers en voordrachten vielen al evenzeer in den smaak, als het mooie op geschept papier gedrukte program van de firma Heyde, dat in zijn soberheid een kunstenaarshand verried.

Nadat Mr. J.L. Rietberg, ondervoorzitter van den Raad van Bestuur (die den door ziekte verhinderden Gouverneur verving) vergezeld van Mevr. Rietberg en freule Van Heemstra onder de tonen van het Wilhelmus van Nassouwe, gezongen door een koor van 100 mannen en vrouwen onder leiding van den heer Doesburg in de feestzaal was aangekomen, beklom de voorzitter Mr. Dr. Van den Helm het spreekgestoelte voor zijn feestrede: ‘Hoe Nederland zijn koningschap heeft behouden’.

Hij begon met er zijn leedwezen over te betuigen dat de gouverneur door ziekte verhinderd was in persoon deze en de overige feestelijkheden bij te wonen en was de tolk van de geheele vergadering toen hij den wensch voor spoedige beterschap uitsprak.

Spr. wees op de verknochtheid van Nederland aan het Oranjehuis en bracht naar voren op welke wijze - vooral in de oorlogsjaren - de Koningin voor en met haar volk gevoeld heeft.

Het door orkest begeleide koor der Evang. Broedergemeente, onder leiding van den heer M.F. Doesburg, zong daarna eenige oudvaderlandsche liederen, de heer C.K. Kesler, ondervoorzitter van de Groep, hield een doorwrochte rede over de geschiedkundige banden tusschen Nederland en het huis Oranje Nassau, terwijl de heer A.Ph. Samson, Penningmeester der Groep, vaderlandslievende voordrachten van Kloos, Schimmel en Schaepman op gloedvolle wijze voordroeg, welke alle langdurig werden toegejuicht.

Aan den Voorzitter, den leider van het koor, Mej. Del Leon en de heeren Kesler en Samson werden kransen aangeboden. Met recht mocht de Voorzitter in zijn slotwoord verklaren, dat de bijeenkomst schitterend geslaagd was.

De feestviering zelf is blijkens het verslag in De West ondanks de ongunst der tijden zeer opgewekt verloopen. De drukte was geweldig groot en de meeste nummers zijn uitstekend geslaagd. Vrijdagmorgen werd het standbeeld der koningin onthuld, duizenden schoolkinderen met oranjesjerpen en vlaggetjes lieten vaderlandslievende liederen hooren, ‘de plechtigheid was indrukwekkend. De eenige schaduwzijde was het.... ontbreken van schaduw.’ Een twintigtal kinderen werden door de warmte bevangen, maar bij geen had het ernstige gevolgen. In plaats van den goeverneur sprak Mr. Rietberg, die aldus zijn rede besloot:

‘Dit beeld is een welsprekend antwoord van Suriname aan hen, die den treurigen moed hebben om aan Nederland te raden zich van zijn Westindische Koloniën te ontdoen. De geloften, door U zooeven namens de bevolking van Suriname afgelegd, zal Koningin Wilhelmina zeker hooglijk waardeeren.

Moge dit beeld tot in lengte van dagen het zinnebeeld zijn van Suriname's liefde voor Koningin Wilhelmina en Haar Huis. Leve de Koningin!’

Ook de Boschnegers hebben tot ver in de bovenlanden bij dit koninginnejubileum feest gevierd.

 

Eveneens op

Curaçao

was het de Verbondsgroep, die het feest inleidde, door een feestavond op Zaterdag 25 Augustus. De groep ‘Nederlandsche Antillen’ heeft genoegen beleefd van deze feestviering, die werd bijgewoond door den goeverneur en zijn beide zoons, Ds. Eybers was feestredenaar, na het Wilhelmus werd het Verbondslied gezongen, het Vlaggelied, 't Wien Neêrlandsch Bloed weerklonk, een tooneelstukje, levende beelden en lichtbeelden werden vertoond, en dansen uitgevoerd. Ds. Eybers herdacht in zijn rede ook het zilveren feest van het Verbond, dat voor de belangen van den Nederlandschen stam, zoo betoogde hij, met veel vrucht is werkzaam geweest. Wij moeten fier durven zijn op ons Nederlanderschap, zei spreker. Bij de lichtbeeldenvertooning werd het portret van Dr. Kiewiet de Jonge luide toegejuicht.

De feestviering had op 29, 30 en 31 Augustus plaats. De Curaçaosche courant getuigt, dat zij uitnemend verliep, de blijdschap en de vreugde waren algemeen, rust en orde werden niet gestoord, buitengewoon groot zijn de betuigingen geweest van liefde en verknochtheid aan Oranje en Nederland, door Curaçao bij deze gelegenheid gegeven.

Te Kaapstad

- zoo schrijft men ons van daar dd. 7 Sept. - nam in den voormiddag van 31 Augustus Consul dr. Groenman te zijnen kantore gelukwenschen in ontvangst, en in den namiddag ontving de consul in den tuin van zijn woning ‘Waterhof’, waar de vele gasten genoeglijk op de ruime verandahs vergaderden. Ook vice-consul Loopuyt en zijne echtgenoote waren aldaar aanwezig. Aan de bezoekers werd een gedenkpenning uitgereikt Er heerschte een aangename, feestelijke stemming.

Op Zondagmorgen stroomden meer dan ooit de kerkgangers naar onze oude vaderlandsche bedehuizen. Even voor half elf kwamen Burgemeester Verster, Onderburgemeester Cunningham en de Stadsklerk, de heer Finch, voorafgegaan door een lakei, die de teekenen der

[pagina 160]
[p. 160]

stedelijke waardigheid droeg, in vol ambtsornaat ter kerke en even later verscheen de Nederlandsche consul, Mr. F.E.T. Groenman in consulaire uniform. De hooge bezoekers werden ontvangen door ouderlingen en naar hun plaatsen geleid. Het deed ons goed te zien, hoe vele Nederlanders, die men niet steeds in dit historische kerkgebouw aantreft, op dezen dag ter kerke kwamen, om met onze Afrikaner broeders God te danken voor onze Koningin. De dienst was van begin tot eind uiterst plechtig en onze dankbaarheid gaat uit naar den bejaarden predikant, Ds. J.P. van Heerden, die in voortreffelijke Hollandsche taal, gesproken heeft van Nederland, van Oranje en van de Vorstin der Nederlanden.... Wij, die reeds zoo lang van het lieve Vaderland weg zijn.... die meenen in het nieuwe land een nieuw Vaderland gevonden te hebben, gevoelden het, dat wij in het binnenste van ons, beminnen en waardeeren het land van Oranje.... en dat wij dat land, met alles wat er toebehoort, steeds zullen liefhebben. Steeds en steeds weer in zijn predikatie kwam Ds. Van Heerden terug op de grootheid van Nederland, zijn liefde voor zijn Koningin, het edel karakter der Vorstin, de roemrijke geschiedenis van het Huis van Oranje... de godsdienstzin onzer vorsten, en het verband met dit alles tot Zuid-Afrika. Het koor zong prachtig en indrukwekkend, de psalmen en gezangen, voor de gelegenheid gekozen, klonken machtig door de gewijde ruimte..... en wij Nederlanders..... mannen en..... wellicht ook vrouwen.... die misschien meenden reeds lang van den geboortegrond los te zijn, waren tot diep in de ziel aangedaan en verlangden naar Holland.... ons Moederland.

Des avonds preekte Ds. Joubert in dezelfde kerk, waar vooral jong Afrika tegenwoordig was. Hebt gij ooit getwijfeld aan de liefde van Afrika voor Nederland? O, gij hadt hem moeten hooren, den jongen, geestdriftigen Ds. Joubert, daar in de stampvolle kerk, op dezelfde plaats waar ook Jan van Riebeeck God dankte voor Nederland. Met dankbaarheid herdacht Ds. Joubert de jaren in Nederland doorgebracht en met geestdrift maakte hij melding van zijn eerbiedige bewondering voor onze Koningin, die hij kende als een Vrouwe met oprechten godsdienstzin.

In alle andere kerken binnen den Ring van Kaapstad, en over de geheele Kaapsche Provincie, en naar ik meen, over de lengte en breedte van de Unie van Zuid-Afrika, werd er dien dag hartelijk gebeden voor de Vorstin, wier zegenrijke invloed zich ook in deze gewesten zonder ophouden laat gelden.

Op Zaterdag 1 September was het groote Kinderfeest in het Afrikaner Koffiehuis een groot succes en het gelukte den leidenden dames onze kinderen in de ware stemming te brengen, zoodat onze Afrikanertjes en in Afrika geboren Hollandsche kindertjes vol geestdrift waren voor Vaderland en Vorstin. Allen droegen de gedenkpenning en er was een overvloed van Oranje. Aan geschenken en lekkernijen ontbrak het niet.

Voor de feestviering op 6 Septemmer had de Nederlandsche gemeenschap van Kaapstad het stadhuis van Zeepunt in beslag genomen. Verschillende Commissies, alle vereenigd onder een centraal bestuur hadden zich druk geweerd. Te ongeveer 7.30 begonnen de groote ‘dubbeldekkers’ (dubbele tramwagens) bezoekers zonder tal voor 't stadhuis te ontladen, motorwagens kwamen van alle kanten en een levendiger en opgewekter tooneel, onder de electrische lampen, kan men zich niet voorstellen. Spoedig was de zaal geheel gevuld met een blijde menigte. Consul Croenman is nog steeds rouwdragend en als de hoofdpersoon van den avond hadden wij dus Vice-Consul Jac. Loopuyt, met zijn echtgenoote Mevr. Loopuyt-Maas. De onverwachte groote politieke bijeenkomst van Generaal Smuts, aan den vooravond van zijn vertrek naar Europa, veroorzaakte de gedwongen afwezigheid van eenige gasten op wier aanwezigheid wij hadden gerekend. Deze kleine verandering deed echter niets af aan het feit, dat geheel Kaapstad vertegenwoordigd was. Wat de Nederlandsche gemeenschap betreft, was men vrijwel voltallig.

Even na 8 uur weerklonk het ‘Wilhelmus’, staande gezongen, en namen President Reitz en andere genoodigden hun plaatsen in. De heer J.L. Schoeler bracht op de eerste plaats dank aan den heer Tinus de Jongh, die het meest had bijgedragen tot de smaakvolle versiering van de feestzaal. Hij heette de aanwezigen welkom en sprak een bizonder woord van hulde tot Mevrouw Loopuyt-Maas. Het bericht was nog alleen uit particuliere bron verkregen, doch men wist thans, dat de Koningin Mevr. Loopuyt de Oranje-Nassau Orde verleend had.

Namens eenige vrienden, - ook uit naam van Consul Groenman - wenschte hij Mevr. Loopuyt bij deze gelegenheid een kleine hulde aan te bieden. Daarop trad Mej. E. Luyt naar voren en overhandigde Mevr. Loopuyt een fraai bloemstuk, onder luide betuigingen van bijval. De heer Schoeler verzocht daarop den heer Loopuyt het woord te nemen. De korte, doch kernachtige en welsprekende toespraak van den vice-consul droeg de algemeene goedkeuring weg en de herhaalde toejuichingen en het ‘Leve de Koningin, Hoezee!’ aan 't einde, deden het gebouw daveren. Mevrouw Engers droeg daarop met haar fraai stemgeluid en volmaakte zegging het feestgedicht voor van J.L. Schoeler, hetwelk een diepen indruk maakte en aanstonds geestdriftige toejuiching verwierf met luid geroep om den schrijver. De heer Sas bracht hulde aan Mevr. Engers en dankte den heer Schoeler voor het gedicht. Het zingen van Mevr. Van Loo-de Fries was als steeds uitmuntend. Het tooneelspel van Mevr. Sievers en Dr. Rijss was ver boven het peil van ‘liefhebberij-komedie’. De één-akter ‘Vóór het Diner’ van Mevr. Simons-Mees werd op volmaakte wijze gespeeld. De violoncel-uitvoering van den heer Cats, met begeleiding van Pierre de Beer liet eveneens niets te wenschen over.

Van den rusttijd en de overvloedige ververschingen genoot iedereen. De gezelligheid en de feestvreugde waren volmaakt. Een schooner feest liet zich niet denken.

Het programma werd voortgezet door de heeren Simmelink (viool) en Estarippa (piano), die zich op uitnemende wijze van hun taak kweten. Daarop volgde een uitvoering van een ‘Koffiepraatje’, ‘Holland in Afrika’, die werkelijk glansrijk was. Acht Hollandsche dames, allen in nationale kleederdracht van verschillende gewesten, zaten genoeglijk bijeen. Van praten gaat men over tot zingen.... de vroolijkheid neemt toe; eerst drinkt men koffie, maar later ‘boerenjongens’, en de boerinnetjes beginnen een lustigen dans. De dames Howe, Engers, Sievers, Rijss, Beeker, en de jongedames E. Luyt, C. Loopuyt en Van Rijswijk, volbrachten hier een werkelijk kunstwerk, hetwelk alle aanwezigen deed genieten. Spoedig zong men mede en moest het ‘Kroningslied’ herhaald worden. De ‘samenspraak’ was geschreven door den hr. Sas, aan wien ook veel dank ten deel viel. De hr. Van Ginkel en zijn dochter verwierven ook bijval met hun door den eerste vervaardigde Hulde aan de Koningin. Ook de voordracht van den heer W. Sas werd algemeen op prijs gesteld, terwijl daarop de onvergelijkelijk schoone muziek van onze bekende musici Jan Luyt en Pierre de Beer als gewoonlijk een geestdriftige toejuiching verwierf. Het vioolspel van Luyt in den ‘Danse Tzigane’ was wondermooi.

De heer Schoeler bracht hulde aan allen. Hij wees er op, dat wij, de Nederlandsche gemeenschap te Kaapstad, op allerlei kunstgebied over de beste krachten beschikten. Hij getuigde met voldaanheid over dezen avond van Hollanders... door Hollanders voorbereid... met Hollandsche kunst... en voor een groot en gedenkwaardig Hollandsch doel. Hij wilde van deze gelegenheid gebruik maken om éénheid te prediken, onderlinge liefde en samenwerking in alles.... met weglating van alle kleinheid en neigingen tot afscheiding. Deze avond had getoond hoe goed dat ging en wat er met vereende krachten kon gedaan worden.

De vroolijkheid begon zich daarna nog meer te doen gelden. De heeren Tinus de Jongh, Jan van Balen en Pieters verschenen op het tooneel, met guitaar, mandoline en viool en allen zongen de oude Amsterdamsche deun-

[pagina 161]
[p. 161]

tjes mee. Kort daarna werden de stoelen weggeruimd, weerklonk de verleidende dansmuziek en aanstonds was het bal in vollen gang... In de bijzalen waren vroolijke groepen bijeen en werd er nog menig hartelijk woordje gesproken. Overal heerschte feestvreugde en wij vierden een Koninginnefeest, dat door geen enkele wanklank verstoord werd. Het was een genotrijke avond, van 't begin tot het einde.

De goede stemming duurde voort in de groote tramwagens, die voor het stadhuis te Zeepunt hun levende en levendige lading opnamen om ze laat in den nacht naar het midden van de stad te brengen.’

 

Met bijzondere erkentelijkheid dient hier te worden gewaagd van de wijze waarop DeBurger, Die Weste, De vriend des volks en andere bladen in met plaatjes en portretten verluchte opstellen getuigden van hun oprechte belangstelling voor dit Nederlandsch gedenkfeest. Voor De Burger schreef prof. Dr. A.C. Bouman een opstel, over Nederlands plaats in de wetenschap gedurende de regeering der Koningin. Andere opstellen zijn gewijd aan onze economische ontwikkeling, de letterkunde, de muziek, enz.

 

In Nederland, het weekblad voor de Nederlandsche kolonie in Argentinië vinden wij uitvoerige berichten over de feestviering in Buenos Aires, Rosario, en de Paraguaysche hoofdstad Asuncion, die alle uitnemend geslaagd blijken te zijn, in volle harmonie en met een nog nooit zoo sterk geuite geestdrift heeft men feestgevierd. Het blad brengt bijzondere hulde aan de Nederlanders, die zich voor de voorbereiding moeite hebben gegeven. De Zuidamerikaansche pers blijkt aan het feest onzer Koningin veel aandacht te hebben gewijd.

Een zinnetje moeten wij even knippen uit Nederland:

‘Wat ons echter smartelijk getroffen heeft, is, dat wij, die zoo vol ongeduld zaten te wachten op telegrammen, die ons tenminste iets over de viering in ons vaderland meldden, daarvan verstoken zijn gebleven. Telegraafagentschappen en eigen briefschrijvers, die de Argentijnsche pers bedienen, behandelen ons vaderland uiterst karig, en zoo zijn wij niets te weten gekomen. Wij hopen, dat men er ook in Nederland eens aan denke, hoe gewichtig het voor het verspreiden van nuttige wederzijdsche kennis in Nederland en Argentinië is, er voor te zorgen, dat de groote gebeurtenissen van den dag in het leven der beide naties daarginds en hier bekend worden gemaakt, en dat de pers het middel is, dat bij uitstek daarvoor in aanmerking komt. De aanstichting daartoe kan de regeering niet nemen, maar zulk een inlichtingendienst kunnen de regeeringen bevorderen. Andere regeeringen in en buiten Europa zorgen daarvoor. Zou onze regeering dat óók eens niet kunnen doen? Wij hebben er al zoovaak op gewezen, dat Nederland en Argentinië elkander zoo weinig kennen. Bevordering van telegrafische berichtgeving zou aan dit euvel in groote mate tegemoet komen!!’

 

K.d.J. schrijft ons uit Zwitserland over de Nederlandsche feestviering te Bazel.

‘Viering in den vreemde van een groot nationaal feest heeft haar eigen kleine bekoring; geen wappering in vreugdevolle straten van kleurige vlaggen, geen optochten met vroolijke muziek, geen klokgelui; niets in de dagelijksche omgeving wekt stemming en viert mee. 't Zijn enkelingen, verloren in andersoortige massa, die door een wilsdaad opgaan om te getuigen van wat wel in hun leeft, maar niet van buiten uit in bruising is gebracht.

Vandaar dat aan een feestelijke bijeenkomst van Nederlanders in de verstrooiing in den aanvang licht de stemming zal ontbreken, die ieder voor zich zelf verwacht, dat komen zal. En komen doet ze, want wat op 's harten grond leit, welt zeker naar de keel. De aldaagsche gebondenheid aan vreemde, niet-Hollandsche omgeving lost zich op, het gevoel van nationale verwantschap groeit en wordt zich onderling bewust, men leeft in de gedachte, die aanleiding was tot de samenkomst, in dit geval te Bazel, in hotel Univers, op 6 September, de herdenking van den zilveren Koninginnedag.

Gekomen met de bedoeling aan het feestmaal deel te nemen als ieder ander, werden mijn vrouw en ik verrast door de hoofsche uitnoodiging bij monde van den heer Nachenius, onzen Consul, om aan tafel van allen de gast te zijn, een onderscheiding, die op ons Verbond terugvalt en ook daarom door ons zoo hoog gewaardeerd.

De leiding had de voorzitter der Vereeniging, de heer J.G.L. Houthuysen, die dan ook den dronk instelde op onze Koningin, wier beeltenis naar de schilderij van Thérèse Schwartze in kleurendruk de spijskaart sierde. Bloemen en vaderlandsche kleuren overal. En wat een verrassing was, een Bazelsch muziekgezelschap, dat als dank voor de in Amsterdam bij een wedstrijd ondervonden gastvrijheid, uit eigen beweging zijn diensten had aangeboden, speelde er lustig op los. In goede aarde viel dan ook onder tafel de vlotte toespraak van den dirigent, die hun aanwezigheid verklaarde als een hulde aan Nederland. Natuurlijk in het Duitsch. Ook in het Duitsch was een toepasselijk woord, vrij en vrank, door een potig Volendammertje uitgesproken, dat met zijn zusje tot aller blijde verrasing in de zaal verscheen, 't Waren de kinderen van onze Vice-Consul en Mevrouw Hassig, welke laatste evenals Mevrouw Nachenius, de consulsvrouw, schoon niet van Dietschen bloed, oprecht voor en met Nederland voelt.

Op dat Duitsch moet men niet smalen. Zelf ook heb ik den tijd gehad, dat ik daar anders over dacht, maar in zijn ontwikeling heeft het Verbond mij ook dit geleerd, dat het niet mogelijk is om onder landgenooten in het buitenland altijd en overal de eigen taal te gebruiken. De omstandigheden dwingen vaak tot anders, zonder dat daarbij aan opzet of voorkeur hoeft te worden gedacht. In dit geval zijn het de Zwitsersche vrouwen van Nederlanders, die onze taal niet verstaan, zoodat zelfs aan dit echt nationale feestmaal Nederlandsch en Duitsch door elkaar klonken, zonder aan het karakter iets te schaden. Des te meer zijn te waardeeren, zij die als enkeling verloren in vreemd taalgebied, van harte Nederlander blijven, al klinkt niet altijd de moedertaal van lichte smetten vrij. En daarom zijn Nederlandsche vereenigingen zoo goed, omdat door aansluiting de leden elkaar stevigheid geven en in de geregelde bijeenkomsten de schotjes worden neergehaald. Dat bewijst ook Bazel. dat voor 2 jaar begon met ongeveer 10 en nu al vijf en veertig leden telt.

Na den maaltijd, waaraan buiten de gasten 21 personen deel namen (het waren behalve Consul Nachenius, Vice Consul Hässig, de Heeren Lier, Verduin, Berchtold, Wortelboer, Van Spijk, allen met hunne vrouwen, de heeren Houthuysen, Bult, Reis en Moltzer en de dames Mevrouw en Mej. Wertwijn en Mej. Stoltz) volgde in een andere zaal de keurige ontvangst door ons Consulaat, waarvan het glanspunt was de voortreffelijke Vaderlandsche rede door Consul Nachenius voor ongeveer zeventig hoorders, landgenooten zoowel als aanzienlijken uit Bazel, onder groote aandacht uitgesproken. Middelpunt onder de bezoekers vormden de beide heeren Sarazin, die hun warsheid van elk vertoon ter eere van dezen dag hadden ter zijde gesteld en zich hadden getooid met hun commandeursorde van Oranje-Nassau. Hun aanwezigheid bracht mij in gedachte terug tot een bezoek, kort voor den oorlog, in de vorstelijke woning van deze twee beroemde wegbereiders in het donkere land van Celebes en tot de aanleiding daartoe, de poging om tusschen de zes kleine staten van Europa op geestelijk en oeconomisch gebied de toenadering te bevorderen. Een plan, dat voor verwezenlijking vatbaar is gebleken en waarvan de eer toekwam aan Mr. H. van de Rivière te Groningen.’

 

Ook de Nederlandsche Kolonie te Tampico heeft op voorstel van Consul G. Welter, op feestelijke wijze den geboortedag van de Koningin gevierd. Een boottocht, op Zondag 2 September, naar Cruz, een rancho aan de Tamesi rivier, slaagden uitnemend.

[pagina 162]
[p. 162]

Drie groote motorbooten, keurig met bloemen en groen versierd, door de Nederlandsche petroleumonderneming ‘La Corona’ kosteloos verstrekt, boden plaats aan ruim 50 deelnemers.

Op de rancho Cruz werd een aardig feest gevierd. Er werd een afzonderlijke dronk uitgebracht op het welzijn van H.M., waarna de kolonie onze bekendste vaderlandsche liederen zong.

De vertegenwoordiger van het Verbond, die ons hiervan bericht, besluit zijn mededeeling:

‘Het doet mij bizonder genoegen U te kunnen mededeelen, dat op eene hooge uitzondering na alle aanwezige Nederlanders lid van het Algemeen Nederlandsch Verbond zijn.’ - Zoo behoort het!

 

Te Konstantinopel zag men op den feestdag een nog nimmer gezien aantal landgenooten op het Gezantschap bijeen.

Onze Gezant, Baron Van Welderen Rengers, hield eene toespraak, die met een driewerf hoezee voor onze Vorstin eindigde, waarop de aanwezigen tezamen het Wilhelmus en het Wien Neerlandsch Bloed zongen. Met algemeene stemmen werd besloten een telegram van aanhankelijkheid

illustratie
Hollanders en genoodigden op het feest ter eere van H.M. de Koningin gevierd, 2 September te Tampico (Mexico).


aan H.M. te zenden, en de kolonie mocht de voldoening smaken, hierop door bemiddeling van het Gezantschap eene dankbetuiging te ontvangen.

‘Het feest was echter niet zoo spoedig afgeloopen’, schrijft onze vertegenwoordiger. Wij kregen in de groote zaal nog enkele zangnummers te hooren en eenige klassieke dansen te zien, die bij de aanwezigen luiden bijval vonden. Een woord van dank is hier op zijn plaats aan onzen Gezant en Mevrouw Rengers, die er steeds zoo uitnemend in slagen hunne genoodigden te doen voelen dat zij zich op een klein stukje Holland bevinden, dat men bij hen ‘thuis’ is.’

 

Te Sinaja heeft dr. Hendrik Muller, onze gezant in Roemenië, opnieuw gelegenheid gevonden, in een rede tot zijn Nederlandsche gasten, te doen blijken van zijn warme belangstelling voor de Nederlandsche zaak. In antwoord daarop sprak de waarnemende consul te Campina, de heer W. Stuart, die den gezant huldigde voor de wijze, waarop hij een band tusschen de Nederlanders en het vaderland weet te onderhouden en te verstevigen. Voor het feestmaal had de gezant ditmaal alle Nederlanders in Roemenië uitgenoodigd, een zestigtal personen gaven aan zijne uitnoodiging gehoor.

 

In Athene waar de Nederlandsche kolonie sterk is uitgebreid, door de Hollanders, die uit Smyrna hebben moeten vluchten, gaf de gezant, de heer Advocaat, een ontvangst en op 6 September werd een opgewekt feest gevierd in een mooien tuin even buiten de stad.

 

Om der wille van de merkwaardigheid der beeldspraak, willen wij nog even iets overnemen uit het opschrift op het goud gelakte scherm, dat de Japansche vereeniging in Batavia aan de Koningin heeft aangeboden:

‘Onder de hemelen is er niemand, die Uwer Majesteits roem niet vereert en op aarde is er niemand die Uwer Majesteits gratie niet gevoelt. Gedurende Uwe Regeering van vijf en twintig jaren, zijn zoowel de staat als het volk gebleven: welvarend en vreedzaam.

Door geen gebruik te maken van wapens heeft een ieder in de zegeningen van den vrede kunnen leven. Zelfs de deugden van Yao en de verdiensten van Yu uit de Oostersche klassieken, kunnen de vergelijking met de deugden en verdiensten Uwer Majesteit niet doorstaan’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken