Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 29 (1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 29
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 29Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 29

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.66 MB)

Scans (26.06 MB)

ebook (4.45 MB)

XML (1.39 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 29

(1925)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 81]
[p. 81]

[Nummer 6]

De Mondigheid van het Afrikaansch en Onze Toekomst.

Wat moet de kip doen, die een eend heeft uitgebroed? Loopen kakelen langs den waterkant? Dan maakt ze zich alleen belachelijk. Er is maar één verstandige raad: Laat zwemmen!

De vergelijking is gelukkig niet geheel en al toepasselijk op Nederland en het jonge Zuidafrikaansche volk, dat zich van hem schijnt af te keeren. Nederland kan en mag zeker wel iets meer doen dan berusten - gelijk wij zullen zien.

Bovendien is er geen reden voor weemoedigheid en zorg, maar voor hoop en blijdschap. De Afrikaners hebben een overwinning behaald op het Nederlandsch - het zij zoo - maar die ten goede kan komen aan den Dietschen stam.

Want het is een teeken van kracht, wanneer een volk zijn eigen taal krijgt. En dit volk is van ons bloed.

In de wetten en parlementaire stukken der Unie van Zuid-Afrika zal, krachtens besluit van de beide wetgevende Huizen, het Nederlandsch vervangen worden door het Afrikaansch. Hoofdschuddende bezorgdheid bij velen: is het Afrikaansch al volwassen, al ontwikkeld en rijk genoeg om als voertuig te dienen, niet slechts voor den omgang, maar in de wet; de rechtspraak? Zal men over eenige jaren niet een mengelmoes krijgen van Afrikaansch en Nederlandsch in dezelfde wet? Moeten dan niet aanstonds alle wetten van de Unie in het Afrikaansch worden overgezet? Is de stap niet, gelijk een Z.-Afr, blad schreef ‘'n bietj ie te oorhaastig geneem’?

De Volksvertegenwoordiging heeft het aangedurfd; heeft zich vereenigd met de slotsom van het ‘Gezamenlike Komitee op het Gebruik van Afrikaans’ onder voorzitterschap van den staatsman-dichter F.W. Reitz, welk comité ‘over de noodzakelijkheid om dadelik over te gaan tot het vervangen van het Nederlands door het Afrikaans in Wetsontwerpen en Wetten van het Parlement alsook in officieele stukken van beide Huizen... geen twijfel’ koesterde. En wanneer men de notulen leest en de getuigenissen raadpleegt door dat comité verzameld, verkrijgt men sterk den indruk: beter nu dan later.

Dat is echter iets, dat de Afrikaners zelf moeten weten.

Wat ons betreft - er is geen reden, op eng Nederlandsch standpunt, te treuren, als men van den Grootnederlandschen uitkijkstoren de kimi ziet opklaren.

Is het zoo moeilijk, ons te verplaatsen in het gevoel van rechtmatigen trots van den Afrikaner?

In de parlementszitting, die het rapport van het comité aannam, zei Advocaat De Waal, ‘dat de laatste vesting van Nederlandsch nu gevallen was en dat dit een van de heerlijkste dagen van zijn leven was.’ Dat is maar zoo'n toostzinnetje, ontsnapt aan een gemoed, dat zich gewroken acht. Misschien niet geheel ten onrechte. Nederlanders hebben vermoedelijk wel aanleiding gegeven tot de meening dat zij het Afrikaansch als een streektaal beschouwden en de Afrikaners zeiven als niet heelemaal mondig. Het besluit der Volksvertegenwoordiging maakt hieraan een eind.

Maar het getuigenverhoor van het comité vermeldt uitspraken genoeg van Nederlanders (van een uitmuntend kenner van taal en letterkunde als dr. R.A. Kollewijn bijv.), waaruit blijkt, dat zij, die in Nederland tot oordeelen bevoegd zijn, wel degelijk de kracht, de schoonheid en het recht op zelfstandigheid van het Afrikaansch als volkstaal erkennen. Wij voor ons komen telkens onder haar bekoring, zoo dikwijls wij het Zuidafrikaansche dicht - te zeldzaam verspreid - in Nederlandsche bloemlezingen onder de oogen krijgen of de taal hooren spreken, die zoetvloeiender is dan de onze.

Trouwens met ons Hoognederlandsch durven we haast niet meer aankomen, zoo verslijmerd als het wordt door de (Binnen-)hofjestaal, die over de kranten heen de volksspraak binnenkruipt.

Menige kernachtige en beeldrijke uitdrukking, menig saprijk woord kunnen onze dagbladschrijvers aan het Afrikaansch ontleenen zooals er ook uit Vlaanderen, sinds daar letterkundigen van naam in groot aantal opstaan, teekenachtige woorden naar Nederland overkwamen.

Het Nederlandsch heeft het Afrikaansch niet te vreezen, het Engelsch heeft dat wel. Dr. Pienaar, hoogleeraar

[pagina 82]
[p. 82]

aan de Universiteit te Stellenbosch, zeide tot de commissie, dat er in de laatste tien jaren meer geschriften in het Afrikaansch zijn uitgekomen, dan in het Engelsch; dat sedert het ontstaan der Taalbeweging, zeg maar van 1905 tot 1925, meer boeken verschenen zijn in het Afrikaansch dan er in de laatste honderd jaar aan Engelsche boeken in Zuid-Afrika zijn uitgegeven.

Wij winnen dus.

Dr. Viljoen, Superintendant-generaal van Onderwijs van de Kaapprovincie zei:

‘Mijn eerlike opinie is, dat Nederlands en Afrikaans niet moeten worden beschouwd als twee zelfstandige talen, heelemaal van elkaar verschillend, maar dat Afrikaans moet worden beschouwd als een zelfstandige ontwikkeling van die vorm van het Nederlands of Nederduits, zoals het toen genoemd werd, dat naar hier overgeplant is in 1652 en in de loop van de tijden een zelfstandige ontwikkelingsgang heeft gehad.’

De Afrikaansche letterkunde beschouwde hij slechts als ‘een deel van de algemeene Nederlandse letterkunde.’

Wat aldus uitgroeit is Grootnederlandsch.

Dat deze jonge, groeiende taal reeds nu het Nederlandsch als bron en voorraadschuur zou kunnen missen, is niet vol te houden. Alle leden der commissie waren overtuigd dat het Nederlandsch nog noodig is voor den opbouw van het Afrikaansch en de Nederlanders hebben nu een dringende taak: te zorgen, dat het Engelsch niet aan dien opbouw mee gaat doen. Waar tot vervanging van Engelsche woorden en uitdrukkingen het Afrikaansch te kort schiet, moet Nederlandsch te hulp komen. Die hulp zal de Afrikaner, dunkt ons, niet afwijzen. In de zitting zeide de heer Joel Krige, dat het Hollandsche taalvraagstuk er een was van diep gevoel en het afstand doen van de Hollandsche taal een zaak, welke velen van het volk diep zouden voelen! Een der hoofdbestuursleden van de Transvaalse Vroue Nasionale Partij, mevr. Armstrong, spoorde, naar wij in Die Weste lezen de aanwezigen op het in April te Ermelo gehouden congres aan, op te komen voor de tweetaligheid, voor de rechten van het Afrikaansch, ‘want sodoende kry die Afrikaners hul regte wat neergelê is in die Grondwet. Sy stel dit groot op prys dat ons Goewerneur-Generaal en sy vrou die goeie voorbeeld aan ons Engelse burgers sit om Afrikaans aan te leer en so ons taal te eerbiedig.’

Tot nadenken stemt vooral hetgeen de redactie van Die Weste van 17 April l.l. aanteekent bij een schriftgeschil tusschen prof. Le Roux en den heer G.S. Preller over ‘die veels te vroeë invoering van Afrikaans as voertaal van ons onderwys; te haastige vertaling van die Bybel, voordat die taal nog sy beslag gekry het en nou weer die wetlike aanwending daarvan as taal van ons wetgewing. Hierdeur (schrijft zij) word Hollands verdring uit sy allerlaaste skuilhoek in ons openbare lewe, en die gevolge van die ander wat reeds geblyk het in die verbranding van Hollandse skoolboeke op Rustenburg. Die gevolge sien ons iedere dag in die jammerlike koerantetaal van die meeste van ons Afrikaanse joernaliste, wat vanself al meer en meer oorhei na Engels in woordvorming sowel as sinsbou, wat 'n regstreekse uitvloeisel is van die gevaarlike stelling onlangs nog deur Die Burger verkondig: Nederlands is vir ons 'n vreemder taal as Engels! Ons is op pad om ons moedertaal te verbaster tot 'n koeterwaals, wat maar 'n weinig beter kan wees as die Neger-Hollands van die Deense Antille.’

Hier is zeer veel voor het A.N.V. te doen. Hier staat een Grootnederlandsch belang op het spel; de sprong der Afrikaners is heldhaftig maar gevaarlijk, 't Is best mogelijk, dat het Afrikaansch er onder raakt! Het is een moeilijke maar noodige taak, dit den Afrikaner te doen begrijpen, en zijn medewerking te winnen, ten behoeve van zijn Taal en zijn Stam.

(Wordt vervolgd).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken