Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 30 (1926)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.90 MB)

Scans (27.32 MB)

ebook (4.72 MB)






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 30

(1926)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Spellingeenheid en Taalverdeeldheid.

In de Telegraaf stonden deze maand twee artikelen, onmiddellijk onder elkander, het eene van Prof. Casimir, aanbevelende het aanvaarden van de reeds zoolang noodige spellingeenheid; het andere, de korte inhoud van een artikel van Dr. Schepers in Vragen van den Dag, waarin het denkbeeld geopperd wordt, door middel van de Lagere School de streektalen in stand en in eere te doen houden. Met het eerste kan men het zonder voorbehoud, ook met het oog op onze koloniën, eens zijn. De tijd voor eene regeling onzer spelling in den geest der Vereenvoudigde schijnt inderdaad gekomen. Vooral nu nog maar zeer weinigen zich de moeite geven, in twijfelachtige gevallen na te gaan, hoe het nu eigenlijk door De Vries en Te Winkel is voorgeschreven; nu velen, vaak uit gemakzucht, zich er maar achter verschuilen, dat al die regels voor onzen tijd niet meer deugen en beweren, dat men zijn tijd wel beter kan gebruiken, dan er zich het hoofd mede te breken, of er nu één e of twee e's dienen te staan, of een verbindings-s of n behoort gezet te worden, of niet; en die dan een eigen spellingstelsel volgen of het maar geheel zonder doen en maar raak schrijven. Dat het daarmede spoedig uit zij en dat de groote meerderheid er althans van overtuigd rake, dat aan dat gebeunhaas en geknoei met onze taal nu toch eens een einde moet komen, het is inderdaad hoog tijd. En, als een wijziging in ons spellingstelsel daartoe noodig is, welnu, dan maar wijziging, mits men zich dan daaraan voorloopig ook houde. Met Prof. Casimir zijn wij het volkomen eens, als hij den wensch uit, dat het achtervoegsel lijk niet vervangen worde door het wanstaltige lik; lijk is niet mooi, maar lik is toch nog wat minder mooi. En bovendien lijkt ons ook die wijziging onnoodig, vooral, omdat de ij noch de i den klank afbeelden, die in het achtervoegsel gehoord wordt. Voor dien klank hebben wij eenvoudig geen teeken en aan de ij zijn wij nu eenmaal gewend. En nog meer eens zijn wij het met Prof. Casimir, als hij zegt: ‘Op het onderwijs rust dan ook de dure plicht, weer de oude strengheid in de taal in te voeren en geen fouten te dulden’.

Niet zonder reden zal dat gezegd zijn voor het onderwijs hier en voor dat in de beide Westindische koloniën geldt het

[p. 30]

in nog veel sterkere mate. Dien duren plicht voelen daar zeer velen niet als zoodanig, vaak zelfs niet examencommissies en candidaten. Hoe men een examenopgave voor b.v. aardrijkskunde uitwerkt, wordt alleen beoordeeld uit het oogpunt aardrijkskunde. Of de candidaat in zijn werk taalfouten schrijft, waarvoor een kwarteeuw geleden een schooljongen zich zou geschaamd hebben is van minder belang. Het is inderdaad meer dan tijd, dat de oude strengheid, waarop Prof. Casimir doelt, daar ingevoerd wordt en niet alleen bij het taalonderwijs.

Dat brengt ons vanzelf op het artikel van Dr. Schepers. De liefde, die daaruit spreekt voor streektalen, de bewondering ervoor zelfs, is werkelijk treffend. En dat niemand om het gebruiken van zulk een taal bespot mag worden, allerminst kinderen, het is volkomen waar. Slaat dus het Curaçaosche kind of de volwassen Curaçaonaar in gemoedsbeweging over in het Papiamentsch, en doet de Surinamer dat in het Neger-Engelsch, het zou meer dan dwaas zijn, daarmede den spot te willen drijven. En schoolkinderen te beletten in hun vrijen tijd hun moedertaal te spreken, het heeft ons altijd een ongeoorloofde dwang toegeschenen. Maar streektalen in de school te gaan halen, lijkt ons toch wel wat bedenkelijk. Hier kan dat wellicht Zonder te groot bezwaar, maar daarginds? Het Nederlandsch heeft toch al zoo'n zwaren strijd te voeren, om zich van vreemde smetten vrij te houden, het is er daarginds allerminst vrij van, en nu de kans op besmetting grooter te gaan maken door vreemde elementen in de school toe te laten, het zou een zeer gevaarlijke proefneming zijn. Nu zullen er nog wel eenige jaren hier voorbijgaan, voor de streektaal ambtelijk tot de school toegang krijgt, maar in Suriname en op Curaçao is het nog niet zoo heel lang geleden, dat zij er geheel uit verbannen is.

Daar zou dus de inheemsche onderwijzer kunnen gaan redeneeren: In Holland wil men de streektaal in de school halen en hier wordt ze verbannen; is dat redelijk? En toch is het laatste redelijk. Want men bedenke, dat de tongval van Suriname en van Curaçao niet gelijk staan met Friesche en Achterhoeksche en Zeeuwsche en andere streektalen. Immers, wat is b.v., Papiamentsch, de taal van Curaçao? Een middel om zich met elkander te onderhouden, ontstaan door een proces, dat juist in een richting gewerkt heeft, tegengesteld aan de gewone. De Spanjaard wilde iets aan zijn slaaf mededeelen en sprak Spaansch tot hem en de slaaf antwoordde met zijn Afrikaansche ong in gebrekkig Spaansch, zoodra hij dat kon. En voegde er zijn Afrikaansche woorden in, als hij de Spaansche niet kende of niet kon uiten. De Hollander, die na den Spanjaard kwam, nam dat gebrekkige Spaansch over en maakte het tot zijn omgangstaal. Hij vond het beter, dat de slaaf het Nederlandsch, ook al ware hij daartoe in staat geweest, maar niet leerde. Hij ging zelfs verder en begon na verloop van jaren dat mengelmoes zelf bij voorkeur te spreken. En dat deden allen, die achtereenvolgens op Curaçao verschenen, Portugeezen, Engelschen en anderen. Papiamentsch is dus Spaansch, afgedaald tot het neger-niveau met als oorspronkelijk element uitsluitend een weinig Afrikaansch van de Goudkust of uit Loanda. Iets dergelijks had in Suriname plaats met het Engelsch, toen dat verbasterd werd tot Neger-Engelsch. Juist het omgekeerde proces dus, als dat, waardoor onze streektalen zich ophieven tot beschaafd Nederlandsch, waarbij zij alleen nog op enkele afgelegen plaatsen in vrijwel ongewijzigden toestand in wezen bleven.

Is er dus uit een oogpunt van folklore iets voor te zeggen, die in stand te houden, verminkte talen, als Papiamentsch en Neger-Engelsch door de school te koesteren, verdient allerminst aanbeveling. Vooral ook niet, omdat dat den strijd voor het Nederlandsch nog moeilijker zou maken, dan die reeds is. Voor ons land moge een proef met wat Dr. Schepers wenscht niet zooveel bezwaren opleveren, voor de West is die ten eenenmale onwenschelijk. Spellingeenheid is daar hoog noodig, taalverdeeldheid is er reeds en die dient zoo spoedig doenlijk te verdwijnen.

Nieuwer-Amstel, December 1926.

C.K. KESLER


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken