Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 33 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 33
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 33Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 33

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.42 MB)

Scans (31.51 MB)

ebook (5.42 MB)

XML (1.31 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 33

(1929)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Nummer 7]

De Nederlandsche eenheid.

De kaart van het Bourgondische rijk van Philips den Goede en Karel den Stoute, zooals men die b.v. in P.J. Bloks ‘Geschiedenis van het Nederlandsche Volk’ vindt, vertoont tusschen Frankrijk en Duitschland een lange, breede strook van eenzelfde kleur, met slechts twee onderbrekingen: het bisdom Luik en het hertogdom Luxemburg. Was het den ‘sluwen hertog’ of zijn onstuimigen opvolger gelukt, deze landen in hun bezit te krijgen, dan was daar, in een gebied, dat zich uitstrekte van de Eems tot aan het meer van Genève, een Grootnederlandsche staat ontstaan.

De grondslag daarvoor bestond in de volksgedachte. Nog niet in de vroege middeleeuwen, toen gesproken werd van ‘de lage landen bider see’. In de veertiende eeuw echter, toen men in Europa het begrip ‘vaderland’ nog niet kende - Jeanne d'Arc vond het in 1429 uit voor Frankrijk - was er reeds een aardrijkskundig begrip ‘Nederland’ en in de tweede helft der zestiende eeuw zien wij het, in den persoonlijken bond van uiteenloopende staten onder de Bourgondiërs, uitgroeien tot een staatkundig begrip, zien wij een natie ontstaan, die straks onder de Habsburgers alle onderdanen van den Spaanschen koning omvat: Nederland. Deze staat had zich kunnen ontwikkelen, indien hij niet in tweeën gespleten was door de Spaansche overheersching.

Deze herinneringen mogen het groote belang toonen van de studie van dr. G.J. Hoogewerff, directeur van het Nederlandsch Historisch Instituut te Rome ‘Uit de Geschiedenis van het Nederlandsch Nationaal Besef’ in het Tijdschrift voor Geschiedenis (44e Jrg. afl. 2). Niet alleen is betwijfeld, of in de zestiende eeuw reeds het besef van een Nederlandsche volkseenheid aanwezig was, maar zelfs de bestaansmogelijkheid van zulk een besef is ontkend. Welnu, dr. Hoogewerff voert zulk een overstelpende hoeveelheid bewijzen aan, dat alle onzekerheid moet verdwijnen. Hij putte uit gegevens, in den loop van welhaast een kwart eeuw, vanwege genoemde instelling verzameld en loopende van 1425 tot 1725. Toen in 1543 de zeventien gewesten zich vereenigden, was er een vereenigd Nederland ontstaan, dat Holland en Zeeland, zoowel als Vlaamsch en Waalsch Vlaanderen omvatte, een cultureele eenheid met een natuurlijke taalgemeenschap tot grondslag. Uit deze landen bezochten geestelijken, geletterden, kunstenaars, werktuigkundigen, ook rechtsgeleerden en voorname lieden Italië en, wanneer naar hun landaard gevraagd werd, noemden zij zich altijd Vlamingen, onverschillig of zij uit Brussel, Gent, Nijmegen, Utrecht of Amsterdam kwamen. In de bescheiden betreffende 10.000 tot 15.000 Noord- en Zuid-Nederlanders, welke dr. Hoogewerff onder de oogen kreeg, verdwijnen, tusschen 1560 en 1590 Hollanders, Brabanters, Henegouwers allengs en worden tot Fiamminghi, latijnsch Belgae, welke woorden niet anders dan met ‘Nederlanders’ mogen worden vertaald. Dr. H. schrijft:

Met eenig voorbehoud voor de ‘Geldri’, die zelfs tot na 1600 vaak aan hun gewestelijken naam vasthouden en zich tot het Bestand maar schoorvoetend ‘Belgae’ noemden, groeit in de laatste dertig jaren der 16de eeuw het begrip ‘Vaderland’ voor de gezamenlijke bewoners der Lage Landen op een merkwaardige wijze snel uit. Van een onderscheiding, laat staan van een scheiding tusschen Zuid en Noord, is daarbij hoegenaamd niets te bespeuren. Integendeel: het besef van een gemeenschappelijke existentie is duidelijk merkbaar en daaraan wordt wèlbewust uiting gegeven. Noord en Zuid vinden elkander daarbij zonder horten of stooten, van zelf. Het is veeleer Gelre, dat zich niet voegen wil en eerst na een ‘vrijheidsoorlog’, die 72 jaar duurde (1471-1543), tot de overige Nederlanden werd gebracht.

Alleen de Friezen hebben, de middeleeuwen door, zich steeds als Friso of Frisius opgegeven, ook wanneer zij zich bij andere Nederlanders aansloten. Prof. Pirenne neemt in zijn Histoire de Belgique de nationale eenheid van Walen en Vlamingen aan, wees erop, dat bijna heel Vlaanderen en Brabant tot Waalsche bisdommen behoorden, maar scheen voorbij te zien, dat deze eenheid ook de Hollanders omvatte. In den Bourgondischen tijd was er geen tweeëenheid te bespeuren; het taalverschil vormde in dien tijd nog geen grens.

Doch gaven de bewoners der Nederlanden zich niet maar een naam en noemde men hen daarginds niet alleen ter gemakkelijke aanduiding van de streek

[pagina 102]
[p. 102]

van herkomst, Fiammingi? Hadden zij werkelijk het begip van een gemeenschappelijk vaderland? Dr. Hoogewerff bewijst ook dit.

Uit een brief van den pauselijken nuntius Bentivoglio in 1609 aan den kardinaal-staatssecretaris blijkt de onverholen begeerte van de bevolking van alle Nederlanden de vrijheid te herwinnen en een nationale regeering te bezitten.

Het hospitium van St. Juliaan, in het begin der vijftiende eeuw te Rome gesticht door burgers uit Gent, Brugge, Yper, het Vrije van Brugge, voor pelgrims en behoeftigen uit alle Bourgondische landen, werd, blijkens een stuk van het jaar 1574, beschouwd als te zijn ‘vander natien van Vlaenderen’, hetgeen omschreven werd als ‘een der natien in Nederlant’. Voor het betoog van dr. H. is dit hs. van bijzonder belang. Het stelt vast, dat die van Vlaanderen zich tot een afzonderlijk volk rekenden en ten tweede, dat de opstellers van het stuk zich bewust waren, dat al deze natien tezamen behoorden tot één ‘Nederland’ als enkelvoudig begrip. Dat was dezelfde benaming, die toen reeds in alle geuzenliederen werd aangetroffen. Onder de talrijke voorbeelden, die dr. Hoogewerff aanhaalt, is er een zinnetje uit een brief van een Brabantsch edelman, die in 1589 zijn indrukken te Rome beschrijft en o.a. opmerkt ‘alle dinghen is hier alsoo dier als in Neerlant’, Het was het ‘Vaderlant’, waaraan Willem van Oranje in het Wilhelmus belooft ‘ghetrou tot in den doot’ te blijven.

De opstand tegen Spanje heeft het uitgroeien van het volksbesef bevorderd, maar tegelijk een onherstelbare breuk veroorzaakt. Het gelukte Parma, enkele gewesten los te maken van de Staten-Generaal, die, eerst te Brussel zetelende, stap voor stap teruggedrongen werden naar Antwerpen, naar Middelburg, naar Holland. De voltooiïng der Unie, de bevrijding van alle Nederlanden, het groote Nederland, dat Willem de Eerste in zijn verbeelding schiep, bleek niet te verwezenlijken. Die taak ging menschelijke kracht te boven. De greep van Spanje op de Zuidelijke Nederlanden belette elke beweging. Oranje trachtte Brabant mee te krijgen, maar Brabant verroerde zich niet. Alleen Antwerpen en Lier, met de Vlaamsche kwartieren, onderteekenden de Unie van Utrecht; in hetzelfde jaar stonden in de Unie van Atrecht de Waalsche gewesten tegenover de zeven noordelijke geschaard - kloof, die aldoor wijder zou worden. Reeds enkele jaren na de Pacificatie van Gent begon de Nederlandsche eenheid aldus ineen te storten; na den val van Antwerpen in 1585, die de onderwerping der Zuidelijke Nederlanden voltooide, hen gedwongen bondgenooten van Spanje maakte, ging de Republiek tot den aanval over, begon met Fransche hulp een veroveringsoorlog tegen de vroegere verbondenen, een godsdienstige burgerkrijg, onvermijdelijk geworden door Parma's macchiavellististisch beleid en krijgskunst.

Zoo werd de volkseenheid binnen nauwe grenzen teruggebracht. Een in 1632 uit het Zuiden beproefde verzoening stuitte af op achterdocht, godsdienstverschil, volgens prof. Geyl ook op rastegenstelling. Handelsnaijver is later een rol gaan spelen. Anderhalve eeuw lang verdwijnt de naam Nederland zoo goed als geheel; zelfs bij Vondel beteekent Vaderland slechts het geheel van zeven staten. Even is de eenheidsgedachte weer opgeleefd onder Willem III, die de legers van Lodewijk XIV alleen kon terugdrijven met de hulp van het Zuiden, maar weldra wordt het Zuiden opnieuw opgeofferd bij het barrièretractaat van 1715. Eerst onder Napoleon is de Nederlandsche eenheid een tijdlang hersteld; in naam werd zij in 1815 bekrachtigd. Prof. Geyl heeft in zijn bekende voordracht ‘Nederland en België’ (in ‘De Groot-Nederlandsche Gedachte’) doen opmerken hoe merkwaardig het was, dat eerst na de scheiding van 1830 Noord en Zuid weer dichter tot elkander genaderd zijn en hoe de groei van het Vlaamsche volksbewustzijn geleid heeft tot versterking van de geestelijke betrekkingen in een mate, als in den tijd der vereeniging onmogelijk was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken