Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 37 (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 37
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 37Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 37

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.74 MB)

Scans (39.98 MB)

ebook (6.17 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 37

(1933)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

Een christelick liet
Ter eeren van sijn Princelijcke Excellentie, den Doorluchtigen, ende Hoogh-Gebooren Vorst
Wilhelmvs
Prince van orangien, &.c.
Waer van d'eerste Capitael Letteren van elck veers sijner F.G. Name met brenghen. Na de wijse van: Chartres.

 
WILHELMUS van Nassouwe
 
Ben ick van Duytschen Bloedt,
 
Den Vaderland ghetrouwe
 
Blijf ick tot inden doet.
 
Een Prince van Orangien
 
Ben ick vry onverveert,
 
Den Coninck van Hispangien
 
Heb ick altijt gheeert.
 
 
 
IN Godes vrees te leven
 
Heb ick altijt betracht,
 
Daerom ben ick verdreven,
 
Om Land, om Luyd ghebracht:
 
Maer Godt sal my regeren
 
Als een goet Instrument,
 
Dat ick sal wederkeeren
 
In mijnen Regiment.
 
 
 
LIJDT u, mijn Ondersaten,
 
Die oprecht zijt van aert,
 
Godt sal u niet verlaten
 
Al zijt ghy nu beswaert:
 
Die vroom begheert te leven,
 
Bidt Godt nacht ende dach,
 
Dat Hy my cracht wil gheven
 
Dat ick u helpen mach.
 
 
 
LIJF en goed al te samen
 
Heb ick u niet verschoont,
 
Mijn Broeders, hooch van Namen,
 
Hebbent u oock vertoont:
 
Graef Adolff is ghebleven
 
In Vrieslandt in den slach:
 
Sijn siel int eewich leven
 
Verwacht den jonghsten dach.
 
 
 
EDEL en Hochgheboren
 
Van Keyserlicken stam:
 
Een Vorst des Rijcks vercoren,
 
Als een vroom Christen-man,
 
Voor Godes Woort ghepreesen
 
Heb ick vrij onversaecht,
 
Als een helt sonder vreesen
 
Mijn edel bloet gewaecht.
 
 
 
MIJN schilt ende betrouwen
 
Zijt ghy, O Godt, mijn Heer!
 
Op U soo wil ick bouwen,
 
Verlaet my nimmermeer:.
 
Dat ick doch vroom mag blijven
 
U dienaer t'aller stond,
 
Die tyranny verdrijven,.
 
Die my mijn hert doorwondt.
 
 
 
VAN al die my beswaren,
 
End mijn vervolghers zijn,
 
Mijn Godt! wilt doch bewaren
 
Den trouwen dienaer dijn:
 
Dat sy my niet verrasschen
 
In haeren boosen moet,
 
Haer handen niet en wasschen
 
In mijn onschuldich bloet.
 
 
 
ALS David moeste vluchten
 
Voor Saul den tyran:
 
Soo heb ick moeten suchten
 
Met menich edelman:
 
Maer Godt heeft hem verheven,
 
Verlost uit alder noot,
 
Een Conincknjck ghegheven
 
In Israel, seer groot.
 
 
 
NA tsuer sal ick ontfanghen
 
Van Godt, mijn Heer, dat soet,
 
Daer na so doet verlanghen
 
Mijn vorstelick ghemoet,
 
Dat is, dat ick mach sterven
 
Met eeren, in het velt,
 
Een eewich njck verwerven
 
Als een ghetrouwe helt.
 
 
 
NIET doet my meer erbarmen
 
In mijnen wederspoet,
 
Dan dat men siet verarmen
 
Des Conincks landen goet,
 
Dat u de Spaengiaerts crencken,
 
O edel Neerlandt soet,
 
Als ick daeraen ghedencke,
 
Mijn edel hert dat bloet.
 
 
 
ALS een Prins opgheseten
 
Met mijnes heyres cracht,
 
Van den tyran vermeten
 
Heb ick den slach verwacht,
 
Die, by Maestricht begraven,
 
Bevreesde mijn ghewelt;
 
Mijn ruyters sach men draven
 
Seer moedich door dat velt.
 
 
 
SOO het den wil des Heeren
 
Op die tijt had gheweest,
 
Had ick gheern willen keeren
 
Van u dit swaer tempeest;
 
Maer de Heer van hier boven
 
Die alle dinck regeert,
 
Die men altijt moet loven,
 
En heeftet niet begeert.
 
 
 
SEER christlick was ghedreven
 
Mijn princelick ghemoet,
 
Stantvastich is ghebleven
 
Mijn hert in teghenspoet;
 
Den Heer heb ick ghebeden
 
Van mijnes herten gront,
 
Dat Hy mijn saeck wil reden,
 
Mijn onschult doen oircont.
 
 
 
OORLOF mijn arme schapen,
 
Die zijt in grooten noot,
 
U Herder sal niet slapen,
 
Al zijt ghy nu verstroit:
 
Tot Godt wilt u begheven,
 
Sijn heylsaem woort neemt aen,
 
Als vrome Christen leven,
 
Tsal hier haest zijn ghedaen.
 
 
 
VOOR Godt wil ick belijden
 
End sijner grooter macht,
 
Dat ick tot gheenen tijden
 
Den Coninck heb veracht:
 
Dan dat ick Godt den Heere,
 
Der hoochster Majesteyt,
 
Heb moeten obedieeren,
 
In der gherechticheyt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken