Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 56 (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 56
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 56Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 56

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 56

(1952)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het Nederlandse Bibliotheekwezen

Het feit, dat dit jaar het 40-jarig bestaan gevierd wordt van de Nederlandse Vereniging van Bibliothecarissen, noopt ons om hier het een en ander over het Nederlandse bibliotheekwezen te vertellen.

 

Ieder land bezit het bibliotheekwezen, dat het verdient, zou men met een kleine variant op een bekend gezegde kunnen beweren. En inderdaad, als men de geschiedenis van de Nederlandse boekerijen nagaat, blijkt wel hoezeer deze samenhangt met de cultuurhistorie van ons volk. In menige eigenaardigheid van ons bibliotheekwezen kan men een nationale karaktertrek van ons volk herkennen.

De eerste boekerij

Waar de eerste boekerij in ons land gesticht werd, weten wij niet. Vermoedelijk was dit in Utrecht, waar Willebrord immers een kathedrale school stichtte. De omvang en de inhoud van onze middeleeuwse kloosterbibliotheken valt op te maken uit enkele catalogi, die bewaard gebleven zijn, zoals die van Egmond en Rolduc. Enige honderden handschriften vormden toen een rijk bezit.

Door de opbloei van de boekdrukkunst breidden de boekerijen zich in de 16de eeuw snel uit en de handschriften moesten wijken voor de boeken. Het doordringen van de Hervorming en het uitbreken van de opstand betekende het einde van de bibliotheken van de kloosters en kapittels in het Noorden. Sommige werden vernield, zoals die van Egmond; andere werden op één punt samengebracht en vormden de kern van de latere stedelijke bibliotheken.

De jonge Republiek, waar in de 17de eeuw meer boeken gedrukt werden dan in andere landen tezamen, wilde niet alleen bewaren, maar ook opbouwen. Bij de stichting van de universiteit te Leiden in 1575 schonk Willem van Oranje als grondslag voor de boekerij een exemplaar van Plantijn's polyglotbijbel. Alle inrichtingen van hoger onderwijs, die in de daarop volgende halve eeuw in de verschillende gewesten opgericht werden, kregen bibliotheken, waarvoor soms de zojuist genoemde stedelijke boekerijen gebruikt werden.

De Koninklijke Bibliotheek

Aan het eind van de 18de eeuw drukten de omwenteling en de daarop volgende Franse tijd hun stempel ook op het bibliotheekwezen. De in het Zuiden nog bestaande kloosterbibliotheken werden opgeheven en wat daarvan overbleef, bestemd voor de centrale bibliotheken in de departementale hoofdsteden. In 1798 werd te 's-Gravenhage de Nederlandse Bibliotheek opgericht, die de bibliotheken van het Oranjehuis en van de opgeheven staatscolleges ontving. In 1806 Koninklijke Bibliotheek geworden, herkreeg zij deze benaming na de restauratie.

Omstreeks het midden van de vorige eeuw vallen de eerste tekenen te bespeuren, die er op wijzen, dat er een nieuwe geest in het Nederlandse bibliotheekwezen komt. Het besef begint te komen, dat voor het beheer van een wetenschappelijke bibliotheek een afzonderlijke functionaris nodig is, die zowel op wetenschappelijk als op organisatorisch gebied bepaalde kwaliteiten dient te bezitten.

[pagina 4]
[p. 4]

Zo zien wij dat twee bibliothecarissen van de Koninklijke Bibliotheek, J.W. Holtrop en Dr F.A.G. Campbell, goed werk verrichten. Dit alles was slechts het voorspel van de grote vlucht, die het wetenschappelijk bibliotheekwezen in ons land in de 20ste eeuw genomen heeft, waarbij de bibliotheken van de Nederlandse universiteiten en van bepaalde verenigingen, zoals de Koninklijke Academie van Wetenschappen, het Teyler's Genootschap en die van het latere Vredespaleis actieve cultuurcentra geworden zijn.

Wetenschappelijke bibliotheken

Vraagt men naar karakteristieke kenmerken van onze wetenschappelijke bibliotheken, dan kan gewezen voorden op het volgende.

In tegenstelling met grote bibliotheken in andere landen, lenen de Nederlandse bibliotheken haar boeken op grote schaal uit aan alle serieuze werkers. Dit leenverkeer speelt zich niet alleen af tussen de grote bibliotheken onderling, maar ook de kleine boekerijen, de openbare leeszalen en vooral de min of meer verspreid wonende intellectuelen maken er gebruik van.

Openbare leeszalen en bibliotheken

Van jonger oorsprong dan de wetenschappelijke bibliotheken, maar niet minder belangrijk zijn de openbare leeszalen en bibliotheken. Omstreeks het midden van de vorige eeuw gingen ook in ons land stemmen op, die wezen op het nut van boekerijen, niet bestemd voor een kleine groep van geleerden, maar voor de gehele bevolking. Enkele van dergelijke bibliotheken kwamen tot stand, maar brachten het niet verder dan een kwijnend en kortstondig bestaan. Eerst tegen het einde van de eeuw leidde deze beweging tot belangrijke gevolgen. In 1892 werd op het in Gent gehouden congres voor Nederlandse taal- en letterkunde een motie aangenomen, waarin de wenselijkheid uitgesproken werd om over te gaan tot de oprichting van openbare leeszalen. In hetzelfde jaar werd te Utrecht op initiatief van Prof. Molengraaff de eerste bibliotheek van deze aard geopend, geen volksleeszaal, maar een leeszaal voor de gehele bevolking. In 1908 werd de centrale vereniging voor openbare leeszalen en bibliotheken opgericht, die de spil van de beweging werd en tevens de schakel tussen de overheid en de leeszalen.

De openbare leeszaal in Nederland stelt zich ten doel te voorzien in de geestelijke behoeften van de gehele bevolking, ongeacht kerkelijke gezindheid, politieke richting of ontwikkelingspeil. Zij wil recht laten wedervaren aan alle stromingen en beweegt zich op ieder gebied. Van haar wordt verwacht, dat zij een algemeen ontwikkelend en onderrichtend karakter draagt.

In tegenstelling tot Engeland en andere landen zijn de openbare leeszalen in Nederland, op een enkele uitzondering na, particuliere instellingen. Zij zijn het eigendom van verenigingen, waarvan de leden het bestuur kiezen en die in beginsel ook eigen middelen bezitten. Deze vorm is verkozen, omdat men meent langs de weg van particulier initiatief meer te kunnen bereiken dan door overheidsbeheer.

In het geestesleven van ons volk nemen de openbare leeszalen een uiterst belangrijke plaats in. Het terrein van hun werkzaamheid heeft zich steeds meer uitgebreid door de inrichting van kinderbibliotheken, technische afdelingen, bibliotheken voor blinden, enz. Sommige leeszalen strekken hun bemoeiingen ook uit tot de lectuurvoorziening op het platte land. Op dit laatste gebied maken zich sinds vele jaren ook verdienstelijk de Centrale vereniging voor reizende bibliotheken en de Maatschappij tot nut van het algemeen.

Speciale bibliotheken

Naast de wetenschappelijke bibliotheken en de openbare leeszalen is in de laatste jaren een derde groep van boekerijen naar voren getreden, die men pleegt aan te duiden met de weinig zeggende naam ‘speciale bibliotheken’. Het gaat hierbij in de eerste plaats om de boekerijen van ondernemingen op het gebied van handel en industrie en van de daarmee verbonden laboratoria, research-instituten en dergelijke. Naarmate deze instellingen een grotere omvang kregen stegen haar behoeften aan boeken, tijdschriften en documentatiemateriaal en gingen ze over tot het inrichten van afzonderlijke bibliotheken. Doordat ook zij actief en passief deelnamen aan het interbibliothecair leenverkeer en ook meewerkten aan verschillende centrale catalogi, is deze groep een onmisbaar onderdeel geworden van het Nederlandse bibliotheekwezen.

Zo is het Nederlandse bibliotheekwezen dan op drie pijlers gebouwd: de wetenschappelijke bibliotheken, de openbare leeszalen en de speciale bibliotheken, die, allen hun eigen gebied bestrijkend, organisatorisch nauw samenwerken. De eenheid van deze groepen wordt bezegeld door de Nederlandse Vereniging van Bibliothecarissen, de vereniging die, op dezelfde pijlers gebouwd en de werkers van deze groepen omvattend, het menselijk contact legt tussen de vakgenoten en de wetenschappelijke en technische vakbelangen behartigt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken