Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 56 (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 56
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 56Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 56

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 56

(1952)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Enige beschouwingen over Het vraagstuk der Emigratie

In de troonrede welke H.M. de Koningin j.l. Dinsdag 16 September 1952 ter gelegenheid van de opening van het nieuwe zittingsjaar van de Staten Generaal in de Ridderzaal uitsprak, werden ook enige woorden gewijd aan de emigratie: ‘Voortzetting van een actief emigratiebeleid acht de Regering geboden’,

In welke richting de Regering dit beleid wenst te voeren wordt zonder meer uit bovenvermelde sobere formulering niet duidelijk. Is tot op heden de emigratie in Nederland bij de Landverhuizingswet 1936 geregeld en dit op zeer summiere wijze, eigenlijk slechts om het misbruik van ronselarij te bestrijden, thans is een nadere wettelijke regeling op komst omtrent de organen van de emigratie.

De tekst van en vooral de memorie van toelichting op het ontwerp-wet op de organen voor de emigratie, waarin de instelling van organen ten behoeve van de emigratie geregeld wordt, spreken echter duidelijker taal. De Stichting Landverhuizing gaat verdwijnen.

Er komt een Raad voor de Emigratie, welke aan de minister van Sociale Zaken op diens verzoek of eigener beweging, van advies dient omtrent aangelegenheden van algemene aard betreffende de emigratie. In deze raad zullen, naast de Commissaris voor de Emigratie, vertegenwoordigers van diverse ministers, de directeur van het Centraal Planbureau, een extra vertegenwoordiger van de minister van Sociale Zaken voor de werkgelegenheid, één of twee functionnarissen bij lagere openbare lichamen, en drie tot vier deskundigen, tevens zitting hebben een aantal vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties ten getale van vijftien tot ten hoogste een en twintig.

Deze maatschappelijke organisaties worden bij algemene maatregel van bestuur aangewezen.

Voorts wordt een nieuw openbaar lichaam geschapen, het emigratiebestuur, hetwelk de bemoeienis der Rijksorganen en die der maatschappelijke organisaties met de emigratie coördineert. Dit emigratiebestuur houdt zich speciaal bezig met de dagelijkse gang van zaken met betrekking tot de voorbereiding van beleidsbeslissingen, alsmede ten aanzien van de uitvoerende maatregelen, welke hier te lande en in het buitenland door overheidsorganen en maatschappelijke organisaties getroffen en verwezenlijkt worden.

Het emigratiebestuur verleent voorts erkenningen aan organen welke als aanmeldingsorganen mogen optreden.

De lezer worde niet afgeschrikt door de boven in korte opeenvolging beschreven organen der emigratie, nu slechts de bedoeling hiervan was, duidelijk te doen blijken, dat de ontwerpers dezer wet het emigratiebeleid in handen van de overheid gelegd hebben.

Schrijver dezes zal allerminst ontkennen dat het juist is, dat de overheid de organisatie der emigratie vast in handen houdt. Dit is rechtstreeks in het belang van de emigrant, die, wil hij zijn emigratieplannen naar bevrediging gerealiseerd zien, er van op aan moet kunnen dat hem hier in Nederland een betrouwbare voorlichting wordt gegeven over de mogelijkheden in den vreemde.

Anderzijds is het een eis van nationaal fatsoen wanneer het nieuwe land van vestiging er op mag vertrouwen, dat zijn toekomstige bewoners voldoen aan de eisen welke aan gezondheid, vakbekwaamheid en maatschappelijke gezindheid mogen worden gesteld.

Daar zijn nog andere redenen, waarom de overheid hier een belangrijke taak te vervullen heeft. Emigratie staat in nauw verband met problemen in Nederland, zoals bevolkingsaanwas, toenemende werkloosheid, met de daaraan verbonden kosten van sociale voorzieningen, het probleem van een toereikende woningbouw.

Nederland heeft, aldus gezien, belang bij een afvloeiing naar bevriende naties van hen, die dat hier in het vaderland te veel geworden zijn, casu quo gemist kunnen worden. De Nederlandse overheid is daarom zelfs bereid om emigranten geldelijk te steunen voor de kosten van overtocht en aanschaffing van het noodzakelijke.

 

Er ligt echter in dit gebied der emigratie een aantal problemen, dat bij de bevoegdheid voor de overheidsmaatregelen welke nu en straks gelden wellicht te weinig de aandacht trekt, speciaal de emigrant betreffende, wanneer hij zich in zijn toekomstig vaderland zal gevestigd hebben.

De ervaring leert n.l. dat juist die emigrant, die voor Nederland in de toekomst vruchten zou kunnen afwerpen van culturele en handels-economische betekenis, de emigrant met enig vermogen, die ook zelf, zonder subsidie van regeringswege zijn overtocht betaalt, naar verhouding de grootste moeilijkheden ondervindt om zich in het land zijner toekomst een hem passend en waardig bestaan te veroveren.

De eerste hindernis waar onze emigrant reeds in Nederland op stuit is de Deviezenbeschikking Emigratie, van 16 April 1947 gewijzigd in Sept. 1947. Art. 1 van deze beschikking, welke er weer gekomen is krachtens artikel 46 van het Deviezenbesluit 1945, luidt:

‘Het is aan ingezetenen slechts geoorloofd hun woonplaats of gewoonlijke verblijfplaats naar het buitenland te verleggen, indien de Nederlandsche Bank heeft verklaard, dat haar uit een oogpunt van deviezencontröle van bezwaar hiertegen niet is gebleken’.

Genoemde verklaring wordt slechts afgegeven, wanneer aan de Nederlandsche Bank een gespecificeerde opgave is verstrekt van de vermogensbestanddelen, in Nederland welke geregistreerd worden en deviezenrechtelijk geblokkeerd, behoudens de meestentijds luttele bedragen, waarvan de emigrant de tegenwaarde in buitenlands courant bij de Bank zijner verkiezing mag opnemen. In het algemeen is het de emigrant toegestaan de volgende bedragen in vreemde valuta mede te nemen:

 

de tegenwaarde van:

760.- gld. per gezinshoofd of alleenstaand persoon boven 15 jaar,
380.- gld. voor elk gezinslid van 15 jaar en ouder,
190.- gld. voor elk gezinslid beneden de leeftijd van 15 jaar.

Buitendien kan de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen in het ressort waar de betrokkene woont nog

[pagina 6]
[p. 6]

vergunning verlenen tot de uitvoer van gebruikte verhuisboedels (tot een waarde van 10.000 gld.), indien deze niet met het oog op overbrenging naar het buitenland zijn aangeschaft, en kennelijk bestemd zijn om in het buitenland deel te blijven uitmaken van de boedel.

Het bedrag van 10.000 gld. mag overschreden worden, indien aannemelijk gemaakt wordt, dat de in de boedel begrepen voorwerpen dienen tot dagelijks gebruik (tafelzilver, zilveren gebruiksvoorwerpen en dergelijke).

Wanneer de Inspecteur van mening is dat bepaalde goederen niet als verhuisgoederen kunnen worden aangemerkt, moet een uitvoervergunning worden aangevraagd bij de Nederlandsche Bank te Amsterdam op het formulier ‘uitvoeraanvraag’, dat men kan verkrijgen bij de Kamers van Koophandel en Fabrieken.

Verder mag men, als de Nederlandsche Bank dat tenminste goedvindt, een auto meenemen. Vergunning wordt bij voorkeur verleend voor Amerikaanse wagens van vóór 1947 en Europese wagens van vóór 1950.

Na een jaar verblijf in de vreemde kunnen gezinshoofden en alleenstaande personen nog de tegenwaarde van 380 gld. opnemen, en na twee jaar mogen de gezinshoofden, die zich niet zelfstandig hebben gevestigd, dit opnieuw doen.

Enigszins ruimer is de regeling voor emigranten die twee jaar weg zijn en die zelfstandig een beroep uitoefenen of kunnen aantonen, dat ze zich inmiddels zelfstandig hebben gevestigd of zullen vestigen. Dezen mogen n.l. een bedrijfsinventaris van Nederlands fabrikaat uitvoeren tot een maximale waarde van 8.000 gld. of voor elke 1.000 gld. minder aan goederen, 190 gld. aan vreemde valuta opnemen.

Tenslotte mag de emigrant, met toestemming van de Nederlandsche Bank een montage-woning meenemen, ten hoogste waard 10.000 gld.

Regel is, dat voor alle goederen, welke niet vallen onder de gewone verhuisboedel, toestemming nodig is van de Nederlandsche Bank welke een en ander geheel zelfstandig beoordeelt.

Wanneer men bovenvermelde opsomming overziet, schijnt liet dat de emigrant een grote verscheidenheid aan geld en goederen naar zijn nieuwe vaderland mag meevoeren. Maar, daar staat tegenover, dat men in den vreemde met een geringe hoeveelheid aan directe geldmiddelen staat, welke spoedig opgesoupeerd is, indien niet een voldoende inkomen verdiend wordt. Dat het aan dit laatste wel eens ontbreekt, heeft men in de dagbladen kunnen lezen.

Gezien de bestaande voorschriften, verkeert die emigrant in de gunstigste omstandigheid, die na twee jaar verblijf in de vreemde kan bogen op de zelfstandige uitoefening van beroep of bedrijf. Afgezien van de financiële zijde, is het m.i. - in verband met de totaal andere voorwaarden, waaraan de immigrant zal moeten voldoen - alleen in uitzonderingsgevallen mogelijk binnen een twee jarig verblijf in het nieuwe land zo ver te komen. Daarvoor is onder meer een grondige omscholing nodig. In het algemeen zullen de economische bezwaren voor de immigrant te groot blijken te zijn om dan nog iets passends te laten overkomen

Het is een economisch beginsel van de eerste orde om de vervoers- en verpakkingskosten van nieuwe materialen en uitrustingen welke men zich aanschaft zo laag mogelijk te houden. Al moge de zakenwereld in Nederland ermee gebaat zijn, dat hier naar verhouding grote bedragen worden uitgegeven aan de genoemde kosten, de emigranten krijgen op deze wijze povere waar voor hun geld. Ik geloof niet, dat de emigrant met graagte uit Nederland zijn kantoorinventaris of bedrijfsuitrusting zal betrekken, indien hij zich deze even goed te Melbourne, Johannesburg of Michigan zou kunnen aanschaffen, zonder extra transportkosten.

Het moge derhalve geen overbodige opmerking schijnen, wanneer er gewezen wordt, dat er in de toekomst gestreefd moet worden naar verruiming van de tot op heden toegestane deviezenbedragen.

Er is nog een ander aspect, behalve het zuiver financiële dat onze aandacht verdient.

Ik sla n.l. het oog op een nabije toekomst, wanneer de emigrant van nu zich in zijn nieuwe woonoord genesteld heeft. Vooropgesteld zij, dat in het algemeen de Nederlander, waar hij ook verkeert, genaturaliseerd of niet, in feite Nederlander blijft. Men moge dit een gebrek aan aanpassing vinden ten aanzien van het land van immigratie, hierin liggen echter belangrijke psychologische mogelijkheden voor een ideaal, welks realisering dan blijkbaar niet speciaal door de overheid aan zich getrokken wordt: de instandhouding van de band tussen de emigrant en zijn vaderland, dat hij om welke reden ook verliet.

Vooreerst liggen hier mogelijkheden van meer ideële en algemeen culturele aard. De Nedeilander hier en in den vreemde tone dat er inderdaad een stamverwantschap bestaat die afstanden overbrugt. Ik acht het niet mijn taak, uitvoerig in te gaan op de middelen die tot verwezenlijking van deze gedachte zullen kunnen voeren. Ik moge volstaan met te wijzen op de artikelenreeks in Neerlandia van de heer C. Smies te Axel, die diverse oplossingen aan de hand deed. De Stichtingsidee is mij het aantrekkelijkst, daar de stichting naar zijn aard een ideëel doel behoort te hebben.

Ten slotte wens ik de aandacht van de lezer te bepalen bij het commerciëel en economisch belang dat door een blijvende band tussen emigrant en Nederland gewaarborgd is. Ik zie hier een wisselwerking: kennisneming van de gedachten welke in beide landen leven op cultureel en economisch (industriëel) terrein zal bereidheid kweken om die ook in toepassing te brengen.

Wij denken hierbij aan een toeneming van goederenverkeer in de meest uiteenlopende vorm. Het is goed dat iedere vooruitstrevende Nederlander zich van deze mogelijkheid bewust is.

Door de ontwikkeling in Indonesië dreigt een belangrijke welvaartsbron voor Nederland te verdwijnen. Wellicht biedt de emigratie naar gebieden, aan welker ontsluiting wij - tot de nood ons dwong - niet dachten, een welkome compensatie.

Zou het niet tijd zijn dat enige vooruitstrevende zakenmensen de middelen bijeenbrengen om een Stichting in het leven te roepen tot waarborging en onderhouding van het contact tussen Nederlanders die zich als immigrant her en der op onze aardbol kortelings vestigden? Men kan zulk een spontaniteit terugdringen door de gedachte dat internationale moeilijkheden dit streven kunnen verlammen. Wij zouden echter de lezer willen doordringen van een positiever reactie, n.l. om in de beleving ener gemeenschappelijke vaderlandse oorsprong de basis te vinden voor instandhouding van geestlijke waarden en verhoging der welvaart.

Mr D. Huisman


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken