Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 61 (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 61
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 61Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 61

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 61

(1957)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]

Taaloverpeinzingen van een oud-ambtenaar

In het decembernummer van Neerlandia komt een opsomming voor van de plichten van ons lidmaatschap, samengevat in ‘onze tien geboden’. Het negende van deze geboden luidt: Spreekt en schrijft zo zuiver mogelijk Nederlands en komt, waar het pas geeft, op voor het zuiver gebruik van onze taal. Nu hebben wij in een ander blad, een blad dat zich op ambtelijk gebied beweegt, een verhandeling over een taalonderwerp aangetroffen, die zozeer de geest ademt van het hier aangehaalde gebod en zo geheel en al past in het kader van ons streven, dat het wel de moeite waard lijkt enige gedeelten van deze pennevrucht in de aandacht van onze lezers aan te bevelen. Het bewuste stuk draagt tot opschrift: ‘Taaloverpeinzingen van een oud-ambtenaar’ en is verschenen in het maandblad, gewijd aan de administratie der gemeenten en uitgegeven door N. Samson n.v. te Alphen aan de Rijn.

Weg met droge stadhuistaal

De schrijver begint met te wijzen op de belangrijke rol, die de taal bij het werk van de ambtenaar speelt en laat daarop volgen: ‘Wie zijn intrede in het ambtelijk milieu doet, dient zich van meet af aan daarvan bewust te zijn. Is dit niet het geval en is hij niet van huis uit met een sterk taalgevoel toegerust, dan loopt hij de kans, dat hij onbewust gaat wennen aan de nog niet overal met wortel en tak uitgeroeide stadhuistaal met haar droge en saaie uitdrukkingen en bloedarme, sjablone-achtige gedachtenuitingen en dat hij, vroeg of laat met redactiewerk belast, ongemerkt in datzelfde euvel vervalt, dat al de jaren door ergernis heeft opgewekt zowel bij het grote publiek als bij hen, die smaak voor stijl bezitten.’

De taal der wetten

De schrijver herinnert aan een gedachtenwisseling tussen parlement en regering over de gebreken, die sommige wetsvoorstellen vertonen. De regering verklaarde de kritiek te onderschrijven en ook harerzijds van mening te zijn, ‘dat de waardering en het begrip bij het volk voor de door de wetgever verrichte arbeid ook samenhangt met de leesbaarheid en bevattelijkheid der wetten’. Een van de oorzaken, dat hieraan nog al eens iets mankeert, ligt volgens de regering in het onmatig tempo, waarin soms gewerkt moet worden. De ‘oud-ambtenaar’, aan wiens pen het artikel is ontsproten, is er blijkbaar op uit, over de gehele lijn stelling te nemen tegen het onvoldoend verzorgen van de uitdrukkingswijze; hij zegt: ‘waardering voor de door de wetgever verrichte arbeid, lezen wij hier, maar geldt hetzelfde niet voor alle schrifturen van overheidsinstanties die onder de ogen van het publiek komen?’

 

Dan gaat de schrijver iets van een vroegere auteur overnemen, een vergelijking van de officiële stijl met die in het particuliere verkeer, en stelt hij het geval, dat een kolenhandelaar zich zou spiegelen aan de overheid en zich tot zijn klanten zou richten in ambtelijke trant, bijv. op deze manier:

De ambtelijke kolenboer

De ondergetekende..........., kolenhandelaar enz.
Benefit ontvangen hebbende, dat aan het spoorwegstation te.......... een wagonlading van de beste antraciet uit die-en-die mijn gereedstaat naar hier te worden gedirigeerd met bestemming om ter beschikking van ondergetekende te worden gesteld;
Overwegende, dat het zijn voomemen is de gehele voorraad tegen een redelijke prijs ten verkoop aan te bieden; Deelt bij dezen aan de geachte ingezetenen dezer gemeente mede:
ten eerste..........
ten tweeds.......... enz.

Wij hebben de tekst hier enigszins verkort weergegeven. Niet ten onrechte veronderstelt de schrijver, dat zo'n kolenhandelaar zich in veler ogen belachelijk zou maken. ‘Welnu’ - zo gaat hij voort - ‘omgekeerd heeft menige burger er ook moeite mee zijn goede humeur te bewaren, wanneer hij zich heeft te verdiepen in officiële stukken, gekleed in een ouderwetse ambtelijke stijl. Gelukkig heeft die vroegere stijl al in vele opzichten voor een meer hedendaagse plaats gemaakt, maar er is nog wel het een en ander, dat voor verbetering vatbaar is’.

De gemeente tapt uit hetzelfde vaatje

Vervolgens geeft hij een voorbeeld van een beschikking van een gemeentebestuur, waarvoor hij een ander model zou willen kiezen. Het voorbeeld van een der bestaande beschikkingen luidt als volgt:

Burgemeester en wethouders der gemeente ..........
Gelezen hebbende een verzoek van 15 augustus 1956 van .........., wonende te .......... om dat-en-dat;
Wijzen dit verzoek van de hand.

Men kan van zo'n beschikking niet zeggen, dat zij onduidelijk is, maar - zo lezen wij verder - ‘de hier geschetste vorm is toch voor iemand, die weinig met de overheid te maken heeft, niet alledaags, daargelaten nog, dat de verzoeker uit dit antwoord niet gewaar wordt wat de reden van de weigering is. Het is ons bekend, dat men bij zekere overheidsinstanties de goede gewoonte heeft een afwijzende beschikking steeds te motiveren. Hoe geheel anders zou het de geadresseerde in de oren klinken, als het antwoord luidde:

Het spijt ons U te moeten berichten, dat wij niet aan uw verzoek van 15 augustus 1956 kunnen voldoen, omdat enz.

Niet, dat de ontvanger bij het lezen van zo'n antwoord even prettig gestemd zal zijn als wanneer zijn verzoek was toegestaan, maar hij zal zich toch beter bejegend voelen, wanneer het antwoord vriendelijk dan wanneer het koud en stug gesteld is .........’.

Het kan ook anders

De administrateur van het gemeentelijk elektriciteitsbedrijf in onze residentie krijgt van de schrijver een compliment voor de vriendelijke wijze, waarop hij de stadgenoten aan een nog niet betaalde nota herinnert. Sommige Hagenaars, die onwillekeurig de termijn van betaling niet altijd nauwkeurig in acht nemen en dan een kaart met zo'n herinnering ontvangen, zullen kunnen getuigen, dat die herinnering inderdaad geen aanstoot geeft.

Ook de Haagse vuilniswagens komen op het tapijt wegens een woord, dat er indertijd op gestaan heeft, toen de tegenwoordige wagens nog nieuw waren. Aanvankelijk las men op de zijkanten:

Werpt geen afval op straat Benut de papierbakjes.

En nu laten we de bewuste schrijver weer aan het woord:

‘Over dat benut werd in de gemeente raad een hartig woordje gesproken. Het is waar, menigeen spreekt van benutten, niettegenstaande we daarin het Duitse “benutzen” herkennen; het is dus wel enigszins ingeburgerd, maar in officiële uitingen behoren wij ons zoveel mogelijk van het echte Nederlands te bedienen. De klacht heeft er toe geleid, dat het woord benut op alle Haagse vuilniswagens is overgeschilderd en vervangen door gebruikt.......’.

Als drukfouten ter sprake komen, lezen wij o.a.:

‘In Amerika schijnt er een dagblad te zijn, waarin uiterst zelden een drukfout voorkomt; de directie zorgt daarvoor in die mate, dat zij een dollar uitlooft voor elke drukfout, die men in dat blad vindt. Hoe dit alles ook zij, in elk geval dient bij ambtelijke stukken een drukfout een hoge zeldzaamheid te zijn.’

Ook heeft de schrijver niet nagelaten er op te wijzen, ‘dat de taal voordurend, zij het dan zeer geleidelijk, aan verandering onderhevig is. Sommige woorden raken in onbruik en andere worden aan onze woordenschat toegevoegd’.

Aan dit laatste is een beschouwing gewijd, waarmee het besproken artikel eindigt. En met het overnemen van die beschouwing wensen ook wij te besluiten. Hier volgt zij:

(Zie links onderaan voJgende pagina)

[pagina 5]
[p. 5]

Reusachtig groot en reuze klein

(Vervolg van taaloverpeinzingen)

‘Het woord reusachtig was indertijd algemeen in zwang om iets heel groots of zwaars aan te duiden. In de volksmond ging men zich echter meer en meer bedienen van reuze, maar het duurde geruime tijd vóór we daarvan op zó ruime schaal hoorden spreken en het in zó ruime zin hoorden gebruiken als tegenwoordig het geval is. Vooral de jeugd gaat er zich aan te buiten, zij brengt het bij alles en nog wat te pas, ook zonder dat er iets van grote omvang of van grote kracht mee bedoeld wordt; wél in de regel een versterking van het daarmee verbonden woord.

Bij de behandeling in de Tweede Kamer van de sociale verzekeringswetten gebeurde het, dat Minister Talma bezwaar maakte tegen een aanbevolen denkbeeld omtrent de methode van uitvoering. De Minister zei: wat zou dat een reuze-administratie worden! Een paar dagbladen drukten er in het verslag van de vergadering hun verwondering over uit, dat een minister en nog wel een kanselredenaar - de heer Talma was dominee vóór hij minister werd - zulk een volksuitdrukking bezigde. Dat was zo'n 40 jaar geleden. En nu? Nu zou men en reuze kleinkunnen zeggen, dat de heer Talma zijn tijd vooruit is geweest. Immers, niemand zal er nog iets vreemds in vinden, wanneer hij een uitdrukking hoort met reuze er in, al wordt er wel eens een overmatig gebruik van gemaakt. Wel melkboer - vraagt een dame - wat zeg je van het weer? Reuzeweertje mevrouw! Een jongedame is naar een bal geweest. De moeder vraagt haar de volgende morgen: en was het aardig gisteravond? O, reuze! is het antwoord. En als een konijn van Jantje jongen heeft, dan vertelt hij, dat ze nog reuzeklein zijn!

 

Maar wie zal voorspellen, of nieuwbakken uitdrukkingen stand zullen houden en steeds meer terrein zullen veroveren? Er worden soms ook uitdrukkingen geboren - of er ontstaat soms, aanvankelijk op bescheiden schaal, een woordgebruik - van bedenkelijke kwaliteit. Veelal beperkt het gebruik zich dan tot een kleine kring en houdt het halt bij een zekere beschavingsgrens. Wij denken er niet aan onze stem te verheffen tegen nieuwe woorden, als zij passen in het bestaande Nederlands. Maar laten wij de handen ineenslaan om de schoonheid van onze taal hoog te houden.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken