Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 66 (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 66
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 66Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 66

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 66

(1962)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 171]
[p. 171]

[Nummer 11]

De Beneluxraad en de culturele integratie

De nota, die de Gemengde Technische Commissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel Accoord aan de regeringen aangeboden heeft (zie voor de tekst van deze nota o.a. Neerlandia van september jl.), is ter sprake geweest in de jongste vergadering van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad. Zoals men weet, wordt jaarlijks een rapport aan de Raad uitgebracht over de culturele samenwerking van de drie landen. Het was dus logisch, dat de Raad gevraagd zou worden zijn oordeel over de nota van de Gemengde Technische Commissie te geven, logisch en tevens wenselijk, omdat het, ook naar onze mening, de voorkeur verdient een institutionalisering van de Noordnederlands-Vlaamse culturele samenwerking in te bouwen in het geheel van de Beneluxbetrekkingen. We hebben in dit blad reeds enkele malen uiteengezet, waarom het algemene kader van de Beneluxinstellingen ons het geschiktst lijkt voor de integratie, ook de culturele, van de gescheiden delen van de Nederlandse cultuurgemeenschap.

De Beneluxraad heeft de nota slechts vluchtig besproken. Hij zal er later nog uitvoeriger op terugkomen. We zullen dus hierop moeten wachten om ons een nader oordeel te kunnen vormen. Wél geven de in de Raad gemaakte opmerkingen aanleiding tot commentaar.

De Luxemburgse afgevaardigden hielden zich wijselijk buiten de discussie, maar de Waalse katholiek Herbiet, lid van de culturele commissie van de Raad, uitte scherpe kritiek op het in de nota vervatte voorstel tot het oprichten, door de Belgische en Nederlandse regeringen, van een Hoge Raad voor de Nederlandse cultuur, omdat het z.i. niet de taak was van beide regeringen om uitsluitend de Nederlandse cultuur te verdedigen. Op zichzelf is het een natuurlijke zaak, als de Belgische regering samen met de Franse, middelen zou beramen om de uitstraling van de Franse cultuur te bevorderen, zoals ook in de rubriek ‘Dezer Dagen’ van de Nieuwe Rotterdamse Courant van 2 november jl. terecht opgemerkt wordt (de Franse regering bedrijft overigens allang een zeer actieve cultuurpolitiek in het buitenland). We kunnen tegen een eventueel voornemen van dergelijke aard moeilijk bezwaar maken en we zijn bepaald van plan ons er niet mee te gaan bemoeien.

De Vlaams-katholieke afgevaardigde Delport keerde zich scherp tegen de uitlatingen van de heer Herbiet met de opmerking, dat de Nederlandse cultuur heel wat meer bescherming nodig had in een eenwordend Europa dan de Franse. Een Nederlandse afgevaardigde, de socialist Willems, handelde het uitvoerigst over de nota. Zijns inziens getuigde de aanpak ervan van durf en visie. Hoewel hij nog niet op onderdelen ervan wilde ingaan - het schijnt, dat nog niet alle leden van de Raad er kennis van hadden kunnen nemen, mede omdat er nog geen Franse vertaling beschikbaar was -, stelde de heer Willems de twee betrokken regeringen toch reeds enkele vragen: Of ze zo spoedig mogelijk hun standpunt t.a.v. de in de nota vervatte voorstellen wilden bepalen en hiervan de Beneluxraad kennis geven, alsmede, of niet een complement van de nota voor de samenwerking in het gehele Beneluxgebied nodig was. In verband met het laatste wierp hij de vraag op, of een aantal van de opgesomde

[pagina 172]
[p. 172]

desiderata niet van belang was voor dit gehele gebied. Het is natuurlijk juist, dat, zoals in de opmerkingen van de heer Willems opgesloten ligt, de Beneluxraad op cultureel gebied meer beoogt te doen dan het behartigen van de Nederlands-Vlaamse betrekkingen. Het is juist, maar laten we ons van een gezamenlijk Belgisch-Nederlands-Luxemburgs cultuurbeleid geen al te overdreven voorstelling maken. Buiten de bestaande bilaterale culturele betrekkingen tussen de drie staten, die aan het oordeel van de Raad onderworpen worden, is er tot dusver alleen sprake van de uitgave van bronnen, die van belang zijn voor de gemeenschappelijke geschiedenis van de drie landen. Andere mogelijkheden van culturele samenwerking zijn nog in onderzoek (zie elders in dit nummer). Maar meer dan een aanvulling van de bilaterale verdragen kunnen ze niet zijn.

 

Het is uiteraard een loffelijk streven te pogen aan Benelux een culturele voorgevel te geven, maar we betwijfelen het niettemin, of een Beneluxcultuurbeleid, uitgaande van de drie regeringen gezamenlijk, ooit veel inhoud zal kunnen krijgen, of het meer dan de spreekwoordelijke façade zal opleveren. De derde partner is nu eenmaal te onbeduidend. Dat blijkt overduidelijk uit de weinig om het lijf hebbende Nederlands-Luxemburgse en Belgisch-Luxemburgse culturele betrekkingen (vide o.a. het enkele maanden geleden uitgebrachte verslag aan de Beneluxraad). Na de Nederlands-Vlaamse betrekkingen is toch vooral de culturele uitwisseling van Nederland en Wallonië van belang, maar deze vindt reeds plaats door middel van het Belg.-Nederl. cultureel akkoord. Vooral om pragmatische redenen, omdat het nl. beter is van bestaande, gevestigde instellingen gebruik te maken, zou de Beneluxraad kunnen dienen als controlerend lichaam voor de Nederlands-Vlaamse culturele integratie (en voor een, naar onze mening in de toekomst noodzakelijk, supranationaal gezagsorgaan voor de Nederlandse cultuur). In hoeverre de structuur van de Raad aan deze culturele taak aangepast zou moeten worden, willen we hier niet onderzoeken. Men zou kunnen denken aan een figuur waarbij de culturele uitwisseling tussen de in het Beneluxgebied wonende cultuurgemeenschappen - uitbreiding van die uitwisseling houden ook wij voor wenselijk - onder de bevoegdheid van de gehele Raad zou vallen, terwijl zaken, die uitsluitend de Nederlandse cultuurgemeenschap betreffen, alleen onder de controle van de Nederlandstalige afgevaardigden zouden berusten.

 

T.o.v. de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen en de uitstraling van de Nederlandse cultuur in het buitenland zouden de Walen en Luxemburgers zich in ieder geval als toeschouwers - gaarne als belangstellende toeschouwers - moeten gedragen. Kan met hen hierover niet een gentlemen's agreement gesloten worden? Het is nu nog niet het ogenblik om hier nader op in te gaan. Laten we eerst de volgende vergadering van de Beneluxraad afwachten. Aan de Nederlandse en Vlaamse afgevaardigden zouden we echter alvast in overweging willen geven hun Franstalige collega's duidelijk te maken, dat er aangelegenheden zijn, die uitsluitend de Nederlandse cultuurgemeenschap betreffen. Het lijkt ons gewenst, dat dit in de Beneluxraad reeds nu duidelijk gesteld wordt, en dat hieruit de nodige conclusies getrokken worden.

 

Uit het verlangen van de heer Herbiet kunnen maar twee gevolgtrekkingen gemaakt worden, ofwel dat de Beneluxraad op de oude voet moet doorgaan, d.w.z. niet zo héél veel méér doen dan het jaarlijkse rapport over de culturele samenwerking bespreken, ofwel dat hij zich ook zou moeten gaan bezig houden met de uitstraling van de Franse cultuur in Europa. Dat laatste is onzin. De Franse regering zorgt er wel voor. Als de Belgische regering haar daarbij wil helpen, nogmaals, geen enkel bezwaar, maar de Beneluxraad en, d.m.v. de Beneluxraad, Nederland hebben er niets mee te maken. In België zelf wordt de zogenaamde wafelijzerpolitiek, volgens welke iedere maatregel ten behoeve van één taalgroep een soortgelijke component moet hebben voor de andere taalgroep, steeds meer aangevochten. In dit beleid worden bv. dezelfde subsidiebedragen voor volksontwikkelingswerk in Vlaanderen als voor dat in Wallonië toegekend, ongeacht de werkelijke behoeften; er wordt, om een in dit verband toepasselijk voorbeeld aan te halen, eenzelfde bedrag uitgetrokken voor de Nederlands-Belgische als voor de Frans-Belgische culturele betrekkingen. Zo werd de subsidiëring door de Belgische regering van een studentenhuis in Amsterdam teneinde daar een verblijf te scheppen voor Belgische studenten - op zichzelf genomen een uitstekende maatregel - alleen mogelijk gemaakt omdat een dergelijk tehuis in Parijs gesubsidieerd wordt. Het zou wel vreemd zijn, om het vriendelijk uit te drukken, als de Beneluxraad niet de noodzaak of wenselijkheid op zichzelf van een algemeen-Nederlands cultuurbeleid ging onderzoeken, maar integendeel ook zijn heil zocht bij het wafelijzer.

 

Om het probleem nogmaals scherp te stellen: De culturele integratie van Nederland en Vlaanderen is door de nota van de Gemengde Technische Commissie praktisch aan de orde gekomen. Het is gewenst, dat de Beneluxraad bij de uitbouw van die culturele integratie betrokken wordt. De Raad dient dan echter hieruit de logische conclusie te trekken, dat zijn Luxemburgse en Waalse leden zich de nodige beperkingen hebben op te leggen bij de bespreking van zaken, die uitsluitend een algemeen-Nederlands cultuurbeleid betreffen, dus ook bij de beoordeling van bovengenoemde nota, voorzover deze over de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen handelt. Wordt deze stelregel nu niet aanvaard, dan zit men later, mocht een algemeen-Nederlands cultuurbeleid zelf aan de orde komen, en niet alleen een nota over de wenselijkheid ervan, met de moeilijkheden.

 

We wachten met belangstelling een verdere behandeling door de Beneluxraad van de nota van de Belgisch-Nederlandse commissie af. En met ongeduld zelfs zien we de beantwoording van de door de heer Willems gestelde vragen tegemoet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken