Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 67 (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 67
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 67Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 67

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 67

(1963)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 195]
[p. 195]


illustratie

Nieuwe kansen voor Zeeland

In het beeld, zoals de meeste Nederlanders zich dat van Zeeland hebben gevormd, zullen de agrarische karakteristieken nog sterk overheersen. Inderdaad is de landbouw voor het Zeeuwse landschapspatroon en voor de Zeeuwse economie van grote betekenis geweest. Akkerbouw, veeteelt en tuinbouw hebben zich onder gunstige voorwaarden - goede bodemgesteldheid, zeeklimaat - voorspoedig kunnen ontwikkelen en daardoor in belangrijke mate aan de provinciale welvaart kunnen bijdragen. Ook de toekomstige ontwikkeling van de Zeeuwse landbouw kan met een zeker vertrouwen tegemoet worden gezien, omdat de internationale concurrentiepositie gunstig is.

Een en ander neemt evenwel niet weg, dat de relatieve positie van de landbouw binnen het totale beeld van de Zeeuwse economie niet onaanzienlijk is achteruitgegaan. Dit proces zal zich naar verwachting voorlopig onverminderd voortzetten. Uit de cijfers van de volkstellingen van 1947 en 1960 blijkt, dat de arbeidsbezetting in de landbouw (incl. visserij) in de tussenliggende periode is teruggelopen van 38.205 tot 23.461. Het aantal industriële arbeidsplaatsen daarentegen is gestegen van 27.434 tot 32.767. De teruggang van de agrarische beroepsbevolking vloeit enerzijds voort uit de bedrijfsmechanisatie en van de bedrijfsrationalisatie en anderzijds uit de verminderde belangstelling voor het werken in de landbouw.

Het grote probleem voor Zeeland is lange tijd geweest, dat de overige bedrijfstakken niet voldoende expansief waren om de uitstoot uit de landbouw en de natuurlijke aanwas van de beroepsbevolking te kunnen opvangen. Vele Zeeuwen - meestal jongeren - hebben buiten Zeeland een werkkring moeten zoeken. Vooral in de industriële sector is de groei tot voor kort te gering geweest, hetgeen hoofdzakelijk moet worden toegeschreven aan de minder gunstige algemene ontwikkelings-voorwaarden. De slechte toestand van de verbindingen zal ongetwijfeld een sterk remmende factor zijn geweest.

[pagina 196]
[p. 196]

Daarbij komt, dat tot voor enkele jaren door de Regering weinig is gedaan om de ontplooiing van nieuwe bestaansbronnen te stimuleren.

Een en ander heeft ertoe geleid, dat de bevolking in de periode 1947-1960 slechts weinig is gestegen n.l. van 226.800 tot 283.465. Het vertrekoverschot bedroeg in de periode 1950-1955 10.155 zielen en in de periode 1955-1960 7.493 zielen.

Een traag bevolkingsverloop - in verschillende plattelandsgemeenten zelfs een achteruitgang - in een toch al dunbevolkte provincie werkt drukkend op de economische en sociaal-culturele ontplooiing. De middenstandsbedrijven kunnen niet uitbreiden en moderniseren; de minimale sociaal-culturele voorzieningen kunnen slechts met moeite in stand gehouden worden.

Gelukkig beginnen zich de laatste jaren belangrijke wijzigingen in de economische perspectieven van Zeeland af te tekenen. Vooral dank zij de aanwijzing van een viertal ontwikkelingskernen is er sedert omstreeks 1960 sprake van een industriële opleving. Voorts zullen veelbelovende projecten als de Sloehaven, de Kanaalwerken en de Oosterscheldebrug over enkele jaren zijn gerealiseerd. Daarnaast kan van de realisering van de Deltawerken en van de daarmee gepaard gaande ontsluiting van Zeeland een krachtige bijdrage tot de economische ontwikkeling verwacht worden.

Verschillende factoren werken dus samen om de Zeeuwse economie over het dode punt heen te helpen. Er zijn nieuwe groei-impulsen gecreëerd in een gebied, dat nog voldoende ruimte biedt voor het ontplooien van initiatieven en dat bovendien over een gunstig woonklimaat beschikt.

Voor de toekomst kan dan ook op een krachtiger groei van de economie en van de bevolking worden gerekend.

Industrialisatie

Het ziet er naar uit, dat steeds meer Zeeuwen hun bestaansbron buiten de landbouw zullen gaan zoeken. Daarmede wordt de noodzaak onderstreept in andere sectoren tot een uitbreiding van de werkgelegenheid en

illustratie
Dam Veerse Gat - foto Mastboom Vliegbedrijf, Rotterdam




illustratie
Luchtfoto Slagboom, Vlissingen-Goes industrieterrein noord


tot een grotere variëteit te komen. Daarbij moet vooral aan verdere industrialisatie gedacht worden.

Het zal duidelijk zijn, dat in dit verband grote waarde moet worden toegekend aan de aanwijzing bij regeringsbesluit van 1959, van een viertal ontwikkelingskernen in Zeeland t.w. Terneuzen, Goes, Sint-Maartensdijk en Zierikzee. Volgens de z.g. kernregeling worden onder bepaalde voorwaarden belangrijke financiële faciliteiten verleend bij vestiging of uitbreiding van industriële bedrijven in de betreffende gemeenten.

De kernregeling heeft voor Zeeland goede resultaten opgeleverd. Ruim 20 bedrijven hebben zich tot nu toe voor vestiging in de kerngemeenten aangemeld. Van de nieuwe vestigingen kunnen o.a. worden genoemd: Philips en Dow Chemical in Terneuzen, Haagse Apparaten en Ketelfabriek te Goes en Smit en Bolnes te Zierikzee. Ook buiten de kerngemeenten is in verschillende plaatsen - o.a. Breskens, Sluis, Hontenisse, Borssele - de industriële bedrijvigheid toegenomen.

De ‘oude’ industrie bevindt zich voornamelijk in de Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone (o.a. stikstof, cokes, suiker, stijfsel, spiegelglas), in de Walcherse Kanaalzone (metaal) en in het land van Hulst (textiel). Overziet men oude en nieuwe bedrijven tezamen, dan kan men constateren dat Zeeland reeds over een vrij gevarieerd industrieel patroon beschikt. Deze verscheidenheid zal nog groter en indrukwekkender worden, wanneer binnen enkele jaren het Sloehavengebied tot ontwikkeling zal worden gebracht.

Havenontwikkeling

Op korte afstand van Middelburg en Vlissingen wordt in het Sloegebied buitendijks een grote industrie- en handelshaven aangelegd, die in 1964 in gebruik zal kunnen worden genomen. De ligging is zeer gunstig, namelijk aan de grote vaargeul in de druk bevaren Westerschelde. Zeeschepen tot 50.000 ton d.w. zullen er kunnen aan- en afmeren. Aan weerszijden van de haven komen industrieterreinen van resp. circa 200 en circa 275 ha. Op de westelijke oever is reeds een strook van 115 ha uitgegeven aan de Koninklijke Mij. ‘De Schelde’, die in 1964 de eerste schepen in het grote reparatiedok hoopt te ontvangen. Op de oostelijke oever

[pagina 197]
[p. 197]

zal zich een buitenlands textielbedrijf vestigen; over verdere vestigingen zijn onderhandelingen gaande. Gezien de ligging en gezien de behoefte aan industrieterreinen die voor zeeschepen bereikbaar zijn, mag de ontwikkeling van het Sloehavengebied met vertrouwen tegemoet worden gezien. De plaats van Zeeland in het zeehavenfront is verzekerd, vooral indien men rekent met de mogelijkheid, dat de Sloehaven zich als voorhaven van Antwerpen en Gent ontwikkelt. In de gemeenten rond het Sloe zijn reeds grote, nieuwe woonwijken geprojecteerd om de verwachte bevolkingsgroei te kunnen opvangen.

Een ander belangrijk object met betrekking tot de zeescheepvaart vormt de verbreding en verdieping van het kanaal van Terneuzen naar Gent. Dit kanaal, thans bevaarbaar voor schepen tot 10.000 ton d.w., zal over enkele jaren schepen tot 50.000 ton d.w. kunnen doorlaten. Het kanaal wordt namelijk - grotendeels op kosten van de Belgische regering - uitgediept tot 12,50 m en verbreed tot 150 m, terwijl bij Terneuzen nieuwe sluizen worden gebouwd. Omstreeks 1968 zullen zowel op Belgisch als op Nederlands grondgebied de kanaalwerken zijn voltooid. Daar tevens nog aanvullende infrastructuurwerken worden uitgevoerd, mag worden verwacht, dat de kanaalzone een belangrijke groeipool in het Benelux-grensgebied zal gaan vormen. De optie, die het bekende Italiaanse concern Montecatini op een terrein in de omgeving van Axel heeft verworven, kan als een voorteken worden gezien.

Deltawerken en Oosterscheldebrug

De imposante Deltawerken zullen niet alleen de veiligheid van onze provincie verhogen, maar bovendien een belangrijke bijdrage leveren tot de economische ontsluiting. De onderlinge Zeeuwse verbindingen en de verbindingen Zeeland-Randstad Holland zullen aanzienlijk worden verkort en verbeterd.

De eerste fase van de Deltawerken - het Drie-eilandenplan - is in 1961 voltooid met de afsluiting van het Veerse Gat. Het isolement van Noord-Beveland was daarmede doorbroken.

In 1964 zullen de Haringvlietbrug en de Grevelingendam gereed komen. In aansluiting daarop zal in 1965 de laatste hand worden gelegd aan de 5-km lange Oosterscheldebrug. Via de nieuwe centrale verbindingsweg zal de afstand Sloehaven - Rotterdam zijn teruggebracht tot circa 110 km.

Aan het Deltaschema kunnen voorts nog de volgende mijlpalen worden ontleend:

1968 afdamming Haringvliet

1970 afdamming Grevelingen

1978 afdamming Oosterschelde.

Na 1978 zal dan ook van de Dammenweg gebruik kunnen worden gemaakt.

Helaas zijn aan het Deltaplan ook schaduwzijden verbonden, die vooral betrekking hebben op de visserijsector. De afsluiting van de Oosterschelde betekent het einde van de Zeeuwse oester- en mosselteelt. De aanvankelijk door de regering toegezegde proef voor kunstmatige oesterteelt in het Veerse Gat zal geen doorgang vinden. De Zeeuwse mosselkwekers en -handelaren voeren thans, in samenwerking met het Provinciaal Bestuur een actie om althans de mosselverwatering voor Zeeland te behouden. De verwatering, die aan verwerking en verzending vooraf moet gaan, vindt momenteel plaats op natuurlijke verwaterplaatsen in de Oosterschelde. Na de afsluiting van deze zeearm zullen kunstmatige verwaterbassins moeten worden aangelegd, hetzij in Zeeland (dicht bij het afzetgebied), hetzij in de Waddenzee (dicht bij het produktiegebied). Vooral de visserijgemeenschap Yerseke wordt zwaar getroffen door de gevolgen van de Deltawerken. Ook de plaatsen Bruinisse, Tholen en Zierikzee verliezen een belangrijke bestaansbron. Het ligt dus voor de hand, dat vanuit Zeeland niet alleen gestreefd wordt naar een volledige schadeloosstelling voor de getroffen individuen, maar ook naar een compensatie voor de getroffen gemeenschappen. Deze compensatie in de collectieve sfeer zal gericht moeten zijn op het activeren van nieuwe bestaansbronnen.

De recreatie

De groei van het sociale toerisme, de toegenomen mototisering, de overbevolking van andere vakantiecentra en de geleidelijke ‘ontsluiting’ van de provincie, hebben de toeristische bedrijvigheid in Zeeland sterk doen toenemen. De toeristische attracties zijn velerlei: de kust met zijn strand- en duinpartijen en boulevards, de schoonheid van oude steden als Veere, Middelburg, Zierikzee en Hulst, de visrijke kreken van het Zeeuws-Vlaamse land, de jachthavens, de rustige wegen en dijken in het binnenland te midden van vruchtbare akkers, weilanden en boomgaarden.

Wie Zeeland kent, zal zich niet verbazen over het feit, dat steeds meer verblijfs- en dagtoeristen hier ontspanning zoeken. De cijfers spreken een duidelijke taal: in 1962 circa 2,5 miljoen overnachtingen en 1,5 miljoen dagbezoekers. Een krachtige voortzetting van deze groei kan worden tegemoet gezien. Nieuwe recreatiegebieden zoals de Braakman en het Veerse Meer komen geleidelijk in exploitatie. Verwacht kan worden, dat door de realisering van de Deltawerken en de Oosterscheldebrug het dagbezoek vanuit de Randstad Holland sterk zal worden gestimuleerd.

Als bestaansbron draagt het toerisme bij tot een verbreding van de economische basis van Zeeland. De toeristische bestedingen en investeringen werpen voor velen profijt af, niet alleen in de horecabedrijven, maar ook - direct of indirect - in de winkelbedrijven en de ambachten en in enkele industrieën.

Door de uitvoering van recreatieve projecten voor de toeristen wordt Zeeland tevens aantrekkelijker gemaakt voor de eigen mensen. De ‘leefbaarheid’ wordt verhoogd, waardoor de binding aan de streek groter wordt. Aangezien hierdoor tevens een gunstiger vestigingsklimaat ontstaat, wordt langs deze weg ook het industrialisatieproces bevorderd.

Drs. C. de Schipper.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken