Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 69 (1965)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 69
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 69Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 69

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 69

(1965)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit de tijdschriften

Noordgouw - Cultureel Tijdschrift voor de Provincie Antwerpen - Dr. M. de Vroede: ‘De Noordnederlandse onderwijzers in de Provincie Antwerpen vóór en na 1830’.

In ‘Noordgouw’ troffen wij een zeer interessante bijdrage aan van dr. M. de Vroede over de rol van de Noordnederlandse onderwijzers in de Provincie Antwerpen vóór en na 1830.

Vóór 1815 was het met het onderwijs in Zuid-Nederland erg treurig gesteld. Door verlichtingsmotieven geleid heeft de regering van Koning Willem I in dit opzicht belangrijke verbeteringen door gevoerd.

De koning zag in de veralgemening van het lager-schoolwezen en in de verhoging van de kwaliteit van het onderwijs een bijzonder belangrijke taak.

Te weinig aandacht werd tot op heden aan deze positieve inhoud van de Nederlandse onderwijspolitiek in het Zuiden besteed. Ten onrechte, want wat tussen 1815 en 1830 is tot stand gekomen is na de revolutie blijven doorwerken en is aldus voor de groei van het onderwijs in België van zeer grote betekenis.

In zijn artikel beperkt dr. De Vroede zich tot de vestiging en de werking van de Noordnederlandse onderwijzers in de Provincie Antwerpen. Hij onderscheidt hierbij drie categorieën: ofwel werden de betrokkenen rechtstreeks door het ministerie gezonden, ofwel werden ze door het gemeentebestuur benoemd, ofwel hebben ze als particuliere schoolhouders hun geluk beproefd.

De eerste categorie vormen de zogenaamde Rijks Lagere Scholen. Er werden 15 dergelijke scholen opgericht waarvan twee in de Provincie Antwerpen. De regering beoogde met deze scholen:

1.de bewoners van het Zuiden laten zien ‘wat de lagere scholen en het lager onderwijs zijn, die het Gouvernement ook onder hen voornemens was te stichten en uit te breiden’;
2.‘het stellen van voorbeelden of modellen van scholen van lager onderwijs in de meest uitgebreiden omvang, waarvoor dat onderwijs vatbaar is’ (nl. qua programma), niet alleen voor de onderwijzers zelf maar ook voor hen die met het toezicht over het lager onderwijs werden belast, nl. de leden van de jury's die in 1817 in iedere provincie werden opgericht, en daarna de schoolinspecteurs;
3.in de belangrijkste lokaliteiten van het Zuiden onderlegde onderwijzers plaatsen die ook buiten hun school, door eigen invloed of onder leiding van de inspecteurs, de schoolmeesters uit hun gewest zouden voorlichten en helpen en aldus de verbetering dienen van het schoolwezen in 't algemeen;
4.in die scholen aankomende onderwijzers opleiden.

 

Uit het omstandig overzicht dat dr. De Vroede aan de werkzaamheden wijdt van de zeven Nederlandse onderwijzers die in Antwerpen rijksscholen onderwezen hebben blijkt overduidelijk hoe deze bedoelingen in hoge mate bereikt werden en hoe ook na 1830 verschillende onderwijzers hun beste krachten aan de uitbouw van het onderwijs in de Provincie Antwerpen zijn blijven wijden.

Ook de onderwijzers van de tweede en de derde categorie hebben hierbij een belangrijke rol gespeeld. Zij hadden in Nederland dezelfde opleiding genoten als hun collega's uit het rijksonderwijs en al hebben hun opdrachtgevers, de gemeentebesturen of gegoede particulieren, zeker niet altijd dezelfde bedoelingen gehad als het Ministerie in Den Haag, toch hebben zij in de verspreiding van de nieuwe onderwijsmethodes een zeer belangrijk aandeel gehad.

Dr. De Vroede besluit dan ook als volgt: ‘De Nederlandse onderwijzers hebben modellen gevestigd van de nieuwe leerwijze: klassikaal i.p.v. individueel onderwijs, verdeling van de leerlingen in klassen, gebruik van nieuwe lees- en rekenmethodes, uitbreiding van de leerstof, invoering van degelijke leerboekjes en didactisch materieel. Niet alleen de twee rijkslagere scholen maar ook heel wat gemeentelijke, waarvan de meeste op het platteland, zijn aldus uitstralingscentra geworden. In de tweede plaats hebben de bedoelde Noordnederlanders hun Belgische collega's, vooral de dorpsonderwijzers, voorgelicht en geholpen, tot navolging van het gegeven voorbeeld. De onderwijzersgezelschappen, in de acht schooldistricten van de provincie opgericht, boden daartoe de beste gelegenheid.

Uiteindelijk zijn in de rijksscholen en door enkele gemeentelijke onderwijzers jongeren in het vak opgeleid... De gebeurtenissen van 1830 hebben dat resultaat niet ongedaan gemaakt... Dat de betrokkenen op hun post bleven, heeft er sterk toe bijgedragen de continuïteit tussen vóór en na 1830 te verzekeren ... In de op 1830 volgende jaren hebben de alhier ingeburgerde onderwijzers vooral ten plattelande hun specifiek beschavingswerk voortgezet. We vinden ze tevens omstreeks 1840 terug in de onderwijzersgezelschappen die zich op nieuwe voet organiseerden... De figuren die in de onderwijswereld het meeste belang hebben verworven werkten intussen in de steden Antwerpen en Mechelen. Voor de opgang der gemeentescholen aldaar hebben zij zich zeer verdienstelijk gemaakt.’

 

In Persoon en Gemeenschap, tijdschrift voor opvoeding en onderwijs, XVII jaargang, nr. 9-10, verscheen een artikel van de heer R.J. Sipkens, oud-inspecteur L.O. over: ‘Het tweetalig onderwijs in Friesland’. We geven hier een korte samenvatting van dit artikel dat o.m. onze Vlaamse lezers interesseren zal.

De heer Sipkens gaat uit van de huidige taalsituatie in de provincie Friesland waar de massa van het volk Friestalig is gebleven. Daar waar het Fries zich bovendien ontwikkeld heeft tot een cultuurtaal met een belangrijke literatuur en een aantal competente organisaties zoals de Fryske Akademy en de Fryske Kultuerried zich inspannen om het eigen karakter te bewaren en een dam op te werpen tegen de afbrokkeling die in deze tijd van moderne communicatiemiddelen alle kleine culturen bedreigt, lijkt het dan ook ongelooflijk dat de school in Friesland het probleem van de tweetaligheid tot na de 2e wereldoorlog genegeerd heeft. Kinderen die thuis niet anders dan Fries gehoord en gesproken hadden werden vanaf de eerste schooldag in het Nederlands toegesproken. Pas vanaf 1937 voorzag de Lager Onderwijswet de mogelijkheid om in de 5e en 6e klas van de lagere school 2 uur per week onderwijs in het lezen en schrijven van de Friese taal te verstrekken. Doch zelfs in 1950 maakten nog maar 215 van de 450 ervoor in aanmerking komende scholen van deze mogelijkheid gebruik.

 

Nieuwe pedagogische inzichten hebben intussen grondige veranderingen in deze situatie teweeg gebracht. Per 1 april 1950 werd op negen proefscholen gestart met een experiment om het Fries als voertaal

[pagina 143]
[p. 143]

te gebruiken in de aanvangsklassen. De moeilijkheden waren groot omdat er slechts twee methoden voor het aanvankelijk leesonderwijs in de Friese taal bestonden en leesboekjes waren er al even weinig. Het experiment zou zich over een periode van tien jaar uitstrekken, maar een taalincident voor de rechtbank van Leeuwarden bracht in 1951 zulke hevige beroering in Friesland teweeg dat de proefperiode feitelijk gehalveerd werd. De wet van 1955 bepaalt thans: ‘Daar waar naast de Nederlandse taal de Friese taal of een streektaal in levend gebruik is, kan het leerplan bepalen dat, ten hoogste tot in het derde leerjaar, de Friese taal of de streektaal als voertaal bij het onderwijs gebezigd wordt’. De 9 tweetalige scholen uit de proefperiode zijn er thans 83 geworden met 7.000 leerlingen en 250 leerkrachten.

 

In al deze scholen is het Fries de voertaal in de eerste en tweede klas, het Nederlands in de volgende vier klassen. Uiteraard wordt in de klassen drie tot en met zes bijzondere aandacht besteed aan het onderwijs in het Nederlands. Voor dit vak is een speciale methode voor de Friese scholen verschenen, waarin veel meer dan in de bestaande methoden de nadruk gelegd wordt op het actieve taalgebruik, zowel mondeling als schriftelijk.

 

Al blijft er vanwege sommige ouders uit de ‘betere standen’ soms nog wel een zekere tegenstand bestaan om de taal van ‘boeren en arbeiders’ als onderwijstaal te gebruiken toch laat de toekomst zich als hoopvol aanzien en de heer Sipkens meent dan ook dat men op de ingeslagen weg verder zal gaan ‘tot heil van het friessprekende kind’.

Ons Erfdeel, 9e jaargang, nummer 1, september 1965.

Het eerste nummer van de negende jaargang van het in ‘Neerlandia’ reeds zo vaak met ere genoemde kwartaalblad ‘Ons Erfdeel’ mag er zijn. Niet minder dan 158 bladzijden telt dit nummer, 158 bladzijden, die samen een keur van bijdragen vormen.

De hoofdredacteur, de heer Jozef Deleu past voor dit bijzondere nummer een bijzonder saluut. Wij weten uit eigen ervaring hoe moeilijk het is goede medewerkers te vinden en hen te bewegen op de afgesproken tijd hun artikelen ook in te leveren.

Gerard Walschap bijt de spits af met zijn bijdrage over ‘De luister van de Nederlandse taal’, die hij besluit met de opmerking, dat, in de spiegel van de rondom ons gesproken grote talen, wij ons overbewust worden van onze begrensdheid, maar dat wij met trots er aan kunnen en moeten denken, dat het zeer moeilijk is op de kaart van Europa een gebied af te bakenen, even groot als het onze, waarop een bevolking, even talrijk als de onze, woont, die evenveel werken van kunst en kultuur tot stand heeft gebracht. Over de jeugdige dichteres, schrijvende onder het pseudoniem Vasalis, die in 1940 debuteerde met ‘Parken en Woestijnen’ schrijft Ankie Peypers uit Apeldoorn. Vasalis is het pseudoniem van de in 1908 geboren Nederlandse dichteres (en psychiater) M. Droogleever Fortuyn-Leekmans. Vijf gedichten van haar zijn, met de Franse vertaling er naast, in dit nummer opgenomen: Het ezeltje, Phoenix II, De oude mannen, Appelboompjes en Herfst.

Van S. Pauw te Pretoria een met fraaie foto's verlucht artikel over Moderne architectuur in Suid-Afrika.

Op een interessant overzicht van ‘De Nederlandse taal en kultuur in de U.S.A.’ van prof. dr. Seymour L. Flaxman (State University of New York) en over ‘De Vlaams-Nederduitse betrekkingen in de 19de eeuw van Ludo Simons uit Antwerpen, volgt een bijdrage van dr. A.W. Willemsen gewijd aan het 70-jarig bestaan van het A.N.V. Wij noemen verder de vaste rubriek van Luc Verbeke: ‘Taalstrijd en Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen’, die in deze 25ste bijdrage reeds in 1956 is beland.

Jozef Deleu vraagt belangstelling voor de Franstalige, maar ook uitstekend Nederlands sprekende Brusselse dichter Henry Fagne, die in een door hem uitgegeven veertiendaags poëtisch tijdschrift: ‘Nouvelles á la main’, belangstelling bij de Franstaligen wekt voor onze poëzie, door daarin korte artikelen en vertalingen op te nemen. Nog pas is Henry Fagne begonnen met de publikatie van een poëziereeks, gewijd aan Nederlandse dichters: Poètes Néerlandais. Het eerste bundeltje is gewijd aan Guido Gezelle, met een vertaling in het Frans van diens ‘Dien avond en die Rooze’.

Die bundeltjes zijn bijzonder fraai en worden op grote schaal in Frankrijk en in Wallonië verspreid.

Dr. A. de Vin, die jaren geleden ook in Neerlandia vertelde van zijn reizen door Frans-Vlaanderen schrijft over zijn taalkontakten in Frans-Vlaanderen tijdens een reis in 1964 met zijn vriend dr. Chr. Sluijter door de Westhoek.

Tot slot de ‘Kulturele Kroniek’ met een schat aan lectuur.

‘Grenzen Open’, Maandblad voor Overmaas, eerste jaargang nr. 6.

Een speciaal nummer, een toeristisch nummer in drie talen, een zeer praktische vakantie-uitgave voor hen, die het land van Overmaas willen bezoeken.

De Post van Holland, 37e jaargang, no. 7, juli 1965.

Jozef Kempen schrijft in ‘De Post van Holland’ over Niederländisch an Volksund Realschulen in NRW (Nordrhein-Westfalen).

Met voldoening maakt hij o.a. gewag van het instellen van een professoraat voor Nederlandse filologie aan de universiteit van Keulen, zodat het studenten weer mogelijk wordt gemaakt Nederlands te studeren en daarin ook een graad te behalen.

Maar dat éne professoraat is naar Jozef Kempens gevoelens bij lange na niet voldoende. Daarbij is het z.i. onvermijdelijk, dat het Nederlands als schoolvak door het ministerie van onderwijs wordt ingesteld. Alsdan worden de mogelijkheden groter zich voor het leraarsambt te bekwamen, waarvan in de toekomst, vooral in de grensgebieden, zou kunnen worden gebruik gemaakt.

Thans geldt nog altijd de vicieuse cirkel: geen aanbod van leerkrachten en daarom geen vraag er naar, en andersom geen vraag naar Nederlandse leerkrachten en dus ook geen ambities in die richting.

De Nederlandse Courant voor Canada, 10 juni 1965.

In een uitvoerig hoofdartikel spreekt de hoofdredacteur Joseph A. Diening zijn bezorgdheid uit over het feit dat de Nederlandse immigranten zich òf in een isolement verborgen houden, òf zo spoedig mogelijk proberen op te gaan in de Canadese maatschappij, wat op zichzelf ook al weer niet zo gemakkelijk gaat, als men denkt, omdat men eigenlijk nog nauwelijks van een Canadese bevolking kan spreken. De Nederlandse immigrant wordt daar nl. geconfronteerd met een totaliteit, een kaleidoscoop van nationaliteiten, waaronder velen, die hun originele nationale trekken wensen te behouden.

Nederlanders laten gemakkelijk hun eigen naitonale identiteit verloren gaan, hetgeen de heer Diening betreurt, want onze immigranten kunnen met trots voor hun Nederlandse afkomst uitkomen.

Hij wijst op Nederlands politieke geschiedenis, op onze voortreffelijke sociale wetgeving, op ons Koningshuis, op handel, nijverheid, kunsten en wetenschappen, die Nederland een wereldfaam bezorgden.

Helaas schijnen de Nederlandse immigranten te vergeten, dat zij hun nieuwe vaderland iets te bieden hebben van hun achtergrond, initiatieven, zakelijke gaven, kunstzinnige begaafdheden, solide wetenschappelijke denkwijzen, degelijke vakkennis en zoveel meer.

Het lijkt wel, zo schrijft hij, of de ene Nederlander de andere ontloopt, zo treurig staat het er voor met het Nederlandse verenigingsleven in Canada. (Wij betwijfelen dit. Ons redactielid Korthuys was 2 maanden in Brits Columbia en kreeg daar een andere indruk. Red. Neerlandia). De Nederlander met de ‘vaderlandse deugden’ zou in Canada geen slecht figuur slaan. Laat dan, aldus Diening, zowel individueel als collectief daarvan iets

[pagina 144]
[p. 144]

meer blijken in de nieuwe werkelijkheid: Canada.

De ‘onvindbare Nederlander’ acht Diening een steriel geval, losgeweekt van de eigen natuurlijke achtergrond.

Ambassadeur, maandschrift van ‘België in de wereld’, jaargang 1965 nr. 2.

De redactie maakt in het bijzonder melding van de op 23 maart j.l. in het staatsblad verschenen ‘Wet op het schriftelijk onderwijs. ‘Deze wet maakt het mogelijk door voorbereidend onderwijs door België erkende diploma's te behalen en door aanvullend onderwijs het vlak van de persoonlijke vorming te verhogen en de contacten van onze landgenoten in het buitenland met Westerse standpunten en inzichten te onderhouden. ‘Ambassadeur’ hoopt dat bij de toepassing van de nieuwe wet begrip zal worden getoond tegenover de onderwijs- en vormingsproblemen van de Belgen in het buitenland.

Enkele bladzijden zijn gewijd aan de rijke schatten van de Koninklijke Bibliotheek van België, gesticht in 1857.

Voorts een verslagje over een bezoek van de folkloristische kring uit Nieuwpoort: ‘Bachten de Kupe’ aan Frans-Vlaanderen en wel aan Winnezele. De Frans-Vlamingen hadden het feest volledig in het Nederlands verzorgd. De burgemeester sprak in de volkstaal, het sermoen in de kerk werd voor het eerst sedert vele jaren opnieuw in ‘Vlemsje’ uitgesproken. Kinderen, jeugd en volwassenen zongen op het feest in de moedertaal en herdachten in hun taal de Fransvlaamse schrijvers en kunstenaars: Decroocq, Persyn, en Fideel Roussez. Met trots kon de afgevaardigde van de hulpbisschop van Rijsel dan ook na het feest opmerken: ‘Ge ziet het, onze moedertaal leeft hier nog.’

Dokumentatieblad, 6e jaargang, 1964, nr. 8, uitgegeven door de ‘Werkgemeenschap voor vorming en dokumentatie’ (Guido Gezellestraat 14 te Gent).

Bevat een overzicht van al wat in kranten en tijdschriften in de maand oktober 1964 werd gepubliceerd op feitelijk elk gebied. Onmisbaar voor hen die op de hoogte willen blijven van wat in Vlaanderen leeft en voorvalt.

De Autotoerist, orgaan van de Vlaamse Automobilistenband, 18e jg., nr. 15, 29 juli 1965.

De heer Jozef van Overstraeten, schrijft in zijn rubriek ‘Zon en schaduw over Vlaanderen’:

‘Het Nederlands is in België, land met een grote meerderheid Nederlandstaligen, nog steeds geen bestuurstaal.

Alle hogere administratieve aangelegenheden geschieden nog vrijwel geheel in het Frans: studie en ontwerpen van wetsteksten, koninklijke en ministeriële besluiten enz.

Het Nederlands komt slechts in aanmerking voor het vertalen. Kan een fier en waardig volk zùlke vernederende toestanden blijven dulden?

De uitkomst! Zelfbestuur!’

Ambassadeur, jg. 1965, nr. 3-4.

In het nummer 3-4 wordt een echte Noord - Zuid - manifestatie in Middelburg tijdens de vakantienmaanden besproken, een tentoonstelling van tekeningen, schilderijen en grafiek, die een beeld gaven van de wijze waarop Zeeland en zijn bewoners gezien werden door de kunstenaars uit Noord en Zuid in de periode van de 16de eeuw tot heden.

Zeeland heeft bij de Vlaming en in het bijzonder de Antwerpenaar steeds grote belangstelling gewekt, ja, Zeeland werd beschouwd als hun tweede vaderland en niet ten onrechte, want na de val van de Sinjorenstad in 1585, weken velen uit naar Zeeland; handelslieden en kunstenaars, schilders en tapijtenwevers. De oorlog van 1914 bracht een nieuwe golf van vluchtelingen naar het noorden. Het artikel noemt vele namen van schilders, die in Zeeland hebben gewerkt.

Maar er was meer dan deze tentoonstelling.

Op een literaire lunchbijeenkomst werd de invloed van de Franstalige letterkunde in de Benelux behandeld.

Het Nederlandse kamertoneel van Antwerpen voerde ‘Het wederzijds huwelijksdrog’ van Peter Langendijk op.

Tot en met 21 augustus werd een Benelux-kunstmarkt gehouden, waar de makers van kunstwerken ook aanwezig waren.

En tot slot een grote Beneluxtaptoe!

 

Voorts ontvingen wij:

 

Verslagen van de Naamkundecommissie, de Volkskundecommissie en de Dialectencommissie der Kon. Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam over 1964.

 

Kultuurleven, 32e jrg. no. 7, aug./sept. 1965. Bevat een lezenswaardige bijdrage van Lode Wils over ‘Socialisme en Nationalisme’, waarin hij enkele recente studies, die de verhouding tussen de Vlaamse Beweging en het socialisme in de 19e eeuw behandelen, vergelijkt en tevens de ontwikkeling in Vlaanderen toetst aan die in andere landen.

 

Krachtpunte van die Suid-Afrikaanse Ekonimie, aangeboden door de Suid-Afrikaanse ambassade te 's-Gravenhage.

 

Tydskrif vir Geesteswetenskappe, jrg. 5, no. 2, junie 1965, uitgave van de Suid-Afrikaanse Akademie vir wetenskap en Kuns.

 

Nuusbrief van die Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns, jrg. 3, no. 3, junie 1965. Bevat o.m. een lijst van Nederlandse boeken voor schoolgebruik in Zuid-Afrika (auteur, uitgever en aanduiding voor welke scholen de boeken geschikt worden geacht). Het is een begin, dus geen volledige lijst.

 

Onder de titel ‘Ereschuld’ wordt een beroep gedaan op allen in Zuid-Afrika de restauratie van het huis ‘De Fonteyn’ in Culemborg mogelijk te maken. Er moet nog R. 20.000 (f 100.000,-) ingezameld worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken