Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 70 (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 70
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 70Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 70

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 70

(1966)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]


illustratie
San Francisco State College ‘bookstore’


Amerikaanse studenten en Nederlandse literatuur
Adriaan van der Veen

Als eerste Nederlander heb ik verleden jaar gelegenheid gekregen om aan de Amerikaanse Westkust moderne Nederlandse literatuur te doceren in vertaling. Dit gebeurde aan San Francisco State College, waar ik gedurende het academische jaar 1964-1965 tot visiting professor was benoemd. Deze uitnodiging was tot stand gekomen in 1962, toen ik op een lezingentournee door Amerika aan San Francisco State College sprak over de ontwikkeling van de Europese, en daarbij inbegrepen, de Nederlandse letterkunde.

 

Zoals het vaak gaat aan Amerikaanse universiteiten en colleges, er wordt hard gewerkt. In principe wordt er dikwijls twaalf uur per week gedoceerd, in mijn geval natuurlijk lang niet alleen Nederlandse literatuur. Wel wordt er veel gedaan om aan eigen voorkeur en kennis van de gast tegemoet te komen. Zo kreeg ik in de afdeling ‘creative writing’ een taak die neerkwam op praten met schrijvende studenten over hun werk. De relatie met dergelijke ‘creative writing students’ kan heel persoonlijk worden, vooral als je van iemands talent overtuigd raakt.

 

De resterende negen uur werden verdeeld over drie leergangen: de Europese roman van Thomas Mann tot Robbe-Grillet (met Couperus als Nederlander), Literature and Society, voornamelijk Engelse literatuur, van Waugh en Orwell, tot Powell, Snow, Wain en Amis, voor zover deze auteurs het Engelse maatschappelijke leven weerspiegelen. Bij deze cursus besprak ik vaak soortgelijke schrijvers en literaire ontwikkelingen in Nederland en België. Ten slotte doceerde ik Contemporary Literature, nieuwe Engelse en Amerikaanse schrijvers, Scott, Fitzgerald, Malamud, Bellow, enz.

 

Wat de studenten vooral van mij verwachtten was een ander geluid, een Europees gezichtspunt; en dat verklaart ook de belangstelling die er op den duur ging ontstaan voor een betrekkelijk obscure literauur als die van de lage landen. Deze belangstelling sprak bepaald niet van zelf. Wel had ik van het begin af aan de volledige medewerking van San Francisco State College, dr. Jordan Churchill, dean of the Humanities, dr. Caroline Shrodes, head of the English department, en vooral van dr. Daniel Gerould, head of the department of World Literature (in welke afdeling ik mijn leergang Literature of the Lowlands gaf) en van prof. Manfred Wolf, die van Nederlandse afkomst is. Hij bereidt een boek voor van essays over de voornaamste schrijvers uit Nederland en Vlaanderen.

 

Zij hebben van het begin af aan hun best gedaan om de studenten te interesseren voor de cursus Literature of the Lowlands, die ik in het spring semester heb gegeven. Zo is er met medewerking van de directeur van het Netherlands Information Service, de heer H.F. van den Broek en van de Belgische consul-generaal in San Francisco, de heer F. Baekeland, in de Library van het College een tentoonstelling ingericht gewijd aan het Nederlandse boek.

 

De resultaten van de actie onder de studenten waren bijzonder gunstig. In plaats van het minimum aantal studenten, zeven, vereist om de cursus te laten doorgaan, meldden zich ruim dertig aan, die allen het hele semester tot het einde hebben gevolgd. Dertig studenten is het officiële maximum voor een ‘class’. Ongeveer de helft van deze studenten voor de Literature of the Lowlands had ik tijdens het wintersemester al in een of andere ‘class’ gehad. Een docent krijgt altijd wel een zekere aanhang onder zijn studenten. Dat kan niet anders bij het systeem van betrekkelijk kleine ‘classes’, die discussies en gesprekken met de studenten mogelijk maakt. Er ontstaat een grote vertrouwdheid, een vriendschappelijke relatie.

[pagina 55]
[p. 55]

Veel te zelden wordt er in het buitenland commentaar gegeven op de Nederlandse literatuur, die nog altijd maar in beperkte mate is vertaald. Kritieken op de enkele vertaalde romans in dag- of weekbladen zijn meestal kort en lang niet altijd gezaghebbend. Zeker niet zonder betekenis is het daarom dat ik nu beschik over een aantal opinies over onze literatuur van een dertigtal Amerikaanse studenten, die zijn te beschouwen als representatief voor de gemiddelde jonge Amerikaan, graduate students met een behoorlijke vooropleiding. Hun belangstelling bleek overweldigend groot, hun waardering bepaald niet gering. Om enkele citaten van spontane lof te geven: ‘If a book from the Netherlands can cause a person in a different culture to inquire about his own existence, certainly this literature is significant to the entire world, no matter what the size of the country. The expressions of the Lowlands literature have given me a great sensitivity to the land and the people. No longer will I view your country in terms of windmills and tulips, so terribly cute’.

 

De Nederlander die eindelijk de kans krijgt om de moderne Nederlandse en Vlaamse literatuur te doceren stuit onmiddellijk op het probleem hoe hij aan voldoende materiaal moet komen. Gelukkig heb ik voor de romans gebruik kunnen maken van de Bibliotheca Neerlandica, waarin o.m. Simon Vestdijks The Garden where the Brass Band Played (De koperen tuin) is verschenen, van Gerard Walschap Marriage and Ordeal (Trouwen en Celibaat), van Arthur van Schendel The Waterman en van Louis Couperus Of Old People, The Things that Pass. Verder beschikbaar waren van Willem Frederik Hermans The Dark Room of Damocles, van Maria Dermout The Ten Thousand Things. Ik had ook veel aan de nummers van Delta, waarin Nederlandse en Vlaamse novellen zijn afgedrukt en aan het Netherlands number en het Flanders number van de Literary Review. Van schrijvers als Willem Elsschot kreeg ik zo representatieve verhalen beschikbaar, ook van Marnix Gijsen, Hugo Claus, Louis Paul Boon, Jos Vandeioo, Ward Ruyslinck, Hugo Raes en van Nederlandse jonge schrijvers als Adriaan Morriën, Anna Blaman, Harry Mulisch, Gerard Kornelis van het Reve, Jan Wolkers, enz. De poëzie van de lage landen behandelde ik in afzonderlijke colleges.

Bij het Amerikaanse universitaire onderwijs bestaat het doceren gelukkig voor een flink deel uit het leiden van een discussie. Een inleiding tot een boek of een onderwerp vergt enkele uren, maar daarna volgt in verdere colleges een algemene discussie, die door de docent zoveel mogelijk wordt gestimuleerd en natuurlijk in de hand moet worden gehouden. Het resultaat is dat de studenten zelf tot allerlei conclusies komen over de betekenis, structuur, enz. van een behandeld werk. Er vormt zich een klimaat van opinie om een boek heen, waarvan de studenten meer profiteren dan wanneer ze alles door de docent krijgen voorgekauwd. Dergelijke discussies zijn mogelijk omdat de studenten zich meestal gemakkelijk kunnen uitdrukken, goed kunnen formuleren, gewend zijn aan discussiëren, zonder geremd te worden door de angst een figuur te slaan. Als ik nu dus enkele van hun indrukken weergeef dan zijn deze zowel gebaseerd op de discussies als op de scripties die zij hebben geschreven.

Natuurlijk ben ik begonnen met enkele noodzakelijke algemene inleidingen over de geschiedenis en de literatuur van Nederland en België. Dat het Nederlands de taal is van anderhalf land - Nederland en Vlaams-België - moet Californiërs die toch al weinig van de lage landen afweten, met groot geduld worden uitgelegd. Aan de hand van het behandelde proza concludeerden de studenten overigens dat de tegenstelling tussen beide landen, bijv. een stedelijk Holland, een landelijk Vlaanderen, nauwelijks nog waarneembaar was. Een van de studenten meende zelfs dat cultureel gezien Nederland en Vlaanderen meer met elkaar gemeen hebben en elkaar harder nodig hebben dan de ene staat van de Verenigde Staten de andere staat. President Johnson zou het hiermee oneens kunnen zijn.

Deze student voorspelde dat wat de literatuur betreft binnen korte tijd moeilijk zal kunnen worden uitgemaakt wat uit Vlaanderen en wat uit Holland komt, een conclusie gebaseerd op de lectuur van o.m. Hugo Raes, Vandeloo, Claus, Elsschot en Van het Reve, Hermans en Vestdijk. Anderen zagen toch nog wel verschillen. De Hollandse schrijvers leken zich meer dan de Vlamingen te bekommeren, vonden ze, om problemen van verantwoordelijkheid, de Vlamingen waren minder introspectief en concentreerden zich meer op uitbeelding van het leven dan de interpretatie ervan. Zij plaatsten de mens in een kosmisch geheel. De Vlamingen leken ook wat vrijer dan de Nederlanders. Zij hanteren karakters en situaties met een grotere natuurlijkheid, van een wat grotere afstand. Het lezen van de Vlaamse schrijvers

illustratie

[pagina 56]
[p. 56]

leverde minder moeilijkheden op. De Nederlanders daarentegen ontroerden sterker door de intensiteit van gevoelens van pijn en vreugde. Een van de studenten bijv. vond Claus' The Black Emperor werk op wereldpeil, maar Jan Wolkers' Vivisectie ‘nodiger’, oorspronkelijker, meer gedreven. Weer een ander onderging in Anna Blaman's verhaal Carolus de ‘stifling closeness’ van het oerhollandse milieu, de platjes, de achtertuinen, het mattenkloppen, enz. De mensen zaten benauwend dicht op elkaar. Heel in het algemeen noteerden veel studenten over het werk van de Nederlanders: een sterk werkelijkheidsbegrip, ingehouden emotie, grimmige humor, een antiheroïsche houding, eenzaamheidsgevoel, desillusie over vaste waarden en over de wereld van de volwassenen bij de jonge schrijvers (Claus), sceptische of polemische houding tegenover de religie, die niettemin van groot belang blijft, en een overwegend sober taalgebruik, met hoogst oorspronkelijke variaties bij Van het Reve.

De studenten hebben zich druk beziggehouden met de op het vroegere Indië geïnspireerde Nederlandse literatuur, van Multatuli, Couperus, Du Perron, Maria Dermout tot Bep Vuyk, A. Alberts, Nieuwenhuys en Van Galen Last. Ze raakten betrokken bij de verschillen in de literaire reactie op Indonesië: angt, gevoel van ontzag voor magische krachten (Couperus Stille kracht), vreemdheid en later bij de jongste schrijvers dikwijls vertrouwdheid, een persoonlijke verhouding tot het Land (Vuyk).

Een van de discussiepunten waarvoor bij Of Old People van Couperus veel aandacht bestond, was in hoeverre de misdaad in het verleden van de hoogbejaarde mevrouw Derckz en de al niet minder oude Takma iets te maken had met de tropische sfeer in Indië, de koloniale omstandigheden. Veel waardering was er voor de karakterisering van de diverse personages, en voor de tegelijk intieme en huiveringwekkende sfeer van deze familie in Den Haag van voor 1914. Ter vergelijking, als familieroman, kon men alleen denken aan Manns Buddenbrooks, maar Van Oude Mensen vonden de meesten onheilspellender, ondanks de luchtiger passages, de fijne ironie in de karakterisering. Technische kwesties interesseerden de studenten evenzeer, zoals de misschien te grote frequentie waarmee de lezer voor ogen wordt gesteld dat de dingen voorbijgaan, maar steeds weer kwamen zij terug op de invloed van het Oosten op deze Nederlanders. Niet hun passie hield deze Noorderlingen in kettingen vast, schreef een studente, maar de druk van de conventie, de te grote geremdheid, waardoor de passie met een te groot geweld uitbarstte. Een van de studenten vroeg zich af of de invloed van Indië, de tropen, ooit werkelijk in het Nederlandse karakter was opgenomen. Hij constateerde dat Couperus' familie in het boek in Indië was opgebrand, uitgeput. Betekent dit dat de Hollanders te repressief zijn om het Oosten emotioneel aan te kunnen?

Deze student, die ook Couperus' Stille kracht had gelezen, stelde bijzonder belang in wat ik hem over andere ‘Indische’ schrijvers vertelde, E. du Perron bijv., wiens Het land van herkomst helaas nog steeds niet in Engelse vertaling is uitgekomen. Hij bleef er ten slotte bij dat de Indische Hollanders, afgezien van rasvermenging, in elk geval Holland leken ontgroeid. Zijn ze eenmaal weer thuis, schreef hij, dan zijn deze Indische Hollanders genoodzaakt hun nieuwe kennis van het leven, of die uit passie bestaat, schuld of beide, op de vliering in kasten weg te stoppen. Het geluid van deze skeletons in the closet wordt dan af en toe hoorbaar in de woonkamer bij de thee, zoals in Of Old People. Is het juist, schreef hij ten slotte, dat Holland het dagleven was van de Hollanders, Indië het nachtleven?

Dergelijke stimulerende reacties kreeg ik ook bij Vestdijk. Het trof me hoeveel weerklank zijn The Garden where the Brass Band Played (De koperen tuin) vond onder mijn studenten, hoeveel begrip er ook bestond voor de thema's van liefde en dood in het boek, de liefdespassie zonder toekomst van de hoofdfiguren, Nol en Trix. Sterker nog dan in andere romans die ik behandelde trof ze Vestdijks haat en minachting voor de provincie, die alles wat belangeloos en nobel was in de drie: Cuperus, de dirigent en muziekleraar, Nol en Trix, vernietigde. Verzet tegen het gesloten leven van het kleine land, enkele studenten maakten dit uitgangspunt van hun laatste scriptie: Protest of the Lowlands.

Anderen weer concentreerden zich strikt op vraagstukken van literaire betekenis en techniek. De bal die over het balkon de kamer van de jonge Nol wordt binnengeworpen, op de eerste bladzijde van De koperen tuin, introduceert volgens een van de studenten het hoofdthema: een magische wereld en de vernietiging daarvan. Deze student zag ook de betekenis van Cuperus' hallucinaties, echo's van Bizet en Wagner: ‘the hallucinatory frogs, the vermin of W. (de provinciestad) that sit heavily on Cuperus' chest.’ Een meisjesstudent interpreteerde het boek enigszins anders: alle meisjes begrepen trouwens dat Nols liefde, de kwaliteit ervan, niet tot een huwelijk kon leiden. ‘The death of Trix screams Nol's failure.’ Vele van de opstellen die ik onder ogen kreeg, niet alleen over Vestdijk, vond ik minder schools, vrijer, dan wat er in Nederland zou loskomen. Iets bijv. over Elsschots Will o' the Wisp, dat grote waardering vond: ‘Elsschot alone seems comparable to Vestdijk. His is a twilight prose, creating warmth though the sun is down.’

The Waterman van Arthur van Schendel werd algemeen een major work gevonden, om allerlei redenen, zeker om de stijl: ‘The dignity of the style matches the dignity of the Waterman.’

 

Rossaart, de waterman, werd herkend als de ‘outsider’ in zijn eigen land, zoals de hoofdfiguren in zulke verschillende boeken, als Camus L'Etranger, Grass The Tin Drum, Pasternak's Doctor Zhivago. Van Schendels boek behoorde thuis, vonden ze, in een sterke Europese traditie. Er was alle sympathie voor het ‘gelijk’ van Ros-

[pagina 57]
[p. 57]

saart en begrip tegelijk voor zijn tragische positie. ‘Van Schendel shows the process of holding out against society a source of great loneliness and sadness, because man with his basically social nature suffers deeply when alienated from his fellow human beings.’ De Waterman werd gezien als het scherpste, vernietigendste protest tegen de bekrompen Nederlandse gemeenschap in die tijd en tegelijk als het werk met de grootste liefde voor het land, met een protest dat ruim en genereus bleef.’ ‘Society is hypocritical, hence paradoxical. It will allow no absolutes, hence no commitment. It destroys the roots which nourish the soul. It is inhuman. Rossaart who wanders the water, is the epitome of humanity. And his god is a real one: the water.’

 

De Nederlandse literatuur in Holland zowel als in Vlaanderen vonden de studenten binnen de Europese literaire traditie ‘new and refreshing’, maar zonder dat iets, stijl of inhoud, een direct contact in de weg stond. Een geliefd thema in de Amerikaanse literatuur is het losbreken uit de socio-geografische tirannie van de kleine stad. Het land is groot, je kunt over grote afstanden telkens weer een nieuw milieu vinden. In Nederland en Vlaanderen blijven de mensen waar ze zijn; wat nieuw en goed is moeten ze in hun eigen gemeenschap vinden. Verder is er naar hun inzicht weinig verschil.

In Engeland is het literaire protest gericht tegen de klasse-structuur, in Nederland tegen het kleine stadsleven, in Amerika tegen vooroordeel en hypocrisie. ‘Yet, in a sense, a student wrote, these are all part of the same protest against the dehumanizing forces within society which seek to destroy individuality and creativity.’ Je vindt in een klein land niet meer stupiditeit dan in een groot land, minder misschien, vonden ze, omdat Nederland het Europese culturele leven absorbeert. Amerika mag de schrijver grotere kansen bieden, maar het mist het ‘unified, intellectually oriented audience’ dat Nederland heeft.

Natuurlijk vroegen de studenten zich ook wel af waarom de Nederlandse literatuur buiten Holland en Vlaanderen geen belangrijker plaats inneemt. De schilders van Vermeer tot Van Gogh bewijzen toch, zo zeiden ze, dat de Hollanders ‘creatively strong’ zijn. Is het misschien een kwestie van ‘lack of exposure’, gebrek aan publiciteit voor Nederlandse boeken? Er zijn zeker heel wat slechte Amerikaanse romans, schreef een student, die alleen door promotion internationale bestsellers worden. Voor een keer mag ik misschien vermelden, dat ook Delta bijzonder in de smaak viel. Een spontane reactie uit een brief: ‘Certainly, the well-made Delta is a primary example of the magazine of a modern nation. Delta expresses fresh and contemporary tastes and ideas.’

Ondanks het veeleisende werk, de introductie van een volslagen onbekende literatuur, heb ik nooit eerder iets met zoveel plezier gedaan, niet alleen omdat er zo'n vriendschappelijke relatie ontstond met mijn studenten, maar ook omdat het voor een Nederlandse schrijver wel uiterst bevredigend is zoveel begrip, bewondering en sympathie te vinden voor de moderne Nederlandse literatuur. Zoals een van hen me onlangs schreef: ‘I think that importing an author from a small country is by far the best reans of increasing the significance of that country's literature, for it ensures that at least some foreigners will learn to love and appreciate that literature, and consequently, they will tell others about it, as we all have, I assure you.’ Als het waar is, dat een literair werk pas tot leven komt in handen van lezers, dan is het een prettige gedachte dat een representatief stuk van de Literature of the Lowlands nu voor deze jonge Amerikanen is gaan leven, naar ik hoop voor goed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan...

  • over De koperen tuin

  • over De waterman


auteurs

  • Adriaan van der Veen

  • over Hugo Claus

  • beeld van Adriaan van der Veen


landen

  • over Verenigde Staten