Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 71 (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 71
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 71Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 71

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 71

(1967)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 89]
[p. 89]

Kroniek

Noord-Zuid

Literaire prijzen gingen naar Nederland en Vlaanderen

De Nederlander J.P.M. van Hest uit Weesp heeft de eerste prijs behaald in een prijsvraag voor gedichten en auteurs van 15 tot 20 jaar, die was uitgeschreven door de Nederlandse Radio Unie en de Belgische Radio en Televisie.

De Nederlands-Belgische jury heeft op een vergadering in Brussel het gedicht ‘Lopend langs de Waal’ van de heer Van Hest als beste uit de 2349 inzendingen aangemerkt. De tweede prijs was voor een Brusselaar, Roger van de Plas, voor zijn gedicht ‘Silhouet van een splinter’.

De derde prijs ging weer naar Nederland, naar mej. Ruth Smulders te Utrecht, die een gedicht, getiteld ‘Maria Magdalena’, had ingezonden.

Taal: communicatiemiddel en cultuurbezit

In ‘TIJD’, weekblad van het Vlaams Economisch Verbond, van 7 april jl. schrijft C.G. Segers over Taal: eerst communicatiemiddel, dàn cultuurbezit.

De heer Segers begint zijn betoog met erop te wijzen, dat in de Verenigde Staten al sedert jaren de ‘leesbaarheid’ van geschriften onderwerp is van wetenschappelijke onderzoekingen. Uitgevers van studieboeken, die vaak vrijwel onleesbare manuscripten krijgen, laten de tekst toetsen door specialisten, die mede advies uitbrengen over de verkoopbaarheid.

Dan vraagt de heer Segers zich af wanneer in België een dergelijke research ernstig zal worden aangepakt, want de wartaal in sommige studieboeken wekt bepaaldelijk niet de leergierigheid op bij hen, die dergelijke onleesbare werken moeten bestuderen.

Voorts wijst Segers erop, dat in Nederland jaarlijks prijzen werden toegekend aan de meest leesbare jaarverslagen, waaruit blijkt dat in Nederland belang wordt gehecht aan een goede schriftelijke communicatie, hetgeen tevens blijkt uit het feit, dat in Nederland sommige onderwijsinstellingen een bijzondere cursus ‘schriftelijke rapporten’ doceren.

In Zuid-Nederland spreekt deze eis tot bevordering van een leesbare taal nog meer, omdat daar alle teksten oorspronkelijk in het Frans zijn bedacht en gesteld en de ambtelijke taal vooral krioelt van onleesbare terminologieën. Vandaar dat sedert enkele jaren een aantal taalambtenaren bij de Raad van State werkzaam is om de ambtelijke taal gaver te maken.

Volgens een Amerikaanse specialist zijn de algemene regels, die de leesbaarheid van een tekst bepalen: het leesgemak (lengte van de zin, keuze van het juiste woord en lengte van het woord) en verder de menselijke factor en het abstractievermogen van de auteur èn van de lezer.

Men schrijve een correcte, beschaafde en qua stijl en spraakkunst volmaakte taal, die echter leesbaar moet blijven voor de gemiddelde lezer.

Noord en Zuid, zo gaat Segers voort, hebben eenzelfde cultuurtaal, maar in het Zuiden heeft die taal de invloed ondergaan van andere talen, inzonderheid van het Frans.

Hij is het eens met hen, die het taalgebruik in Vlaanderen vatbaar achten voor verbetering en dat van de Nederlanders in dat opzicht veel kan worden geleerd, maar hij acht het te ver gaan indien men zou eisen - zoals sommigen in Nederland dat doen - dat, in geval van verschil tussen Nederlands en Belgisch taalgebruik bij voorkeur de in Nederland geldende vormen zullen gelden.

Het Groot-Limburgs toneel

Donderdag 18 mei werd de Stichting Groot-Limburgs Toneel tijdens een voorstelling van laatstgenoemde theatergroep officieel aan pers en publiek voorgesteld in het Provinciaal Begijnhof te Hasselt.

De voorzitter van de Kultuurraad voor Vlaanderen mr. Knapen, hield de inleidende rede waarin hij o.a. opmerkte:

‘Sinds vele jaren wordt er gesproken over en gepleit voor een nauwere culturele samenwerking over de grenzen. Vooral in Belgisch en Nederlands Limburg, waar men de hindernissen van de lands- en cultuurgrenzen het eerst en het scherpst is gaan aanvoelen. Niet zonder reden is men deze gewesten gaan noemen “het land zonder grenzen”. Hoe meer de Europese economische integratie verder schrijdt, hoe meer de beide provincies op economisch, sociaal en cultureel gebied op elkaar zullen ingesteld worden. De beide provincies worden in hun behoeften steeds meer complementair op elkaar afgestemd. Zij vertonen beide hetzelfde groeiritme, hebben dezelfde demografische verhoudingen en economische noden, zij staan beide voor het probleem van nieuwe industrievestiging en omschakeling van de traditionele steenkolennijverheid.’

Bij deze plechtigheid waren tegenwoordig de minister van kultuur. Van Elslande, een afgevaardigde van minister Klompé uit Nederland, gouverneur Roppe, burgemeester Meyers van Hasselt, en vele provinciale autoriteiten.

Officieus bestaat de groep al een jaar: in dat proefseizoen werden ongeveer 55 voorstellingen gegeven en zo kon dan nu de toneelgroep officieel worden aanvaard.

De Nederlandse afgevaardigde deelde mee, dat de Nederlandse regering voor ongeveer veertig ten honderd zal delen in de exploitatiekosten. De Belgische regering zal zonder twijfel een zelfde gebaar stellen. Van provincie en gemeenten wordt ook financiële steun verwacht.

Toneeluitwisseling

In de week van 5 tot 15 mei vond voor de vijfde achtereenvolgende keer de jaarlijkse toneeluitwisseling tussen Nederland en België plaats. De Amsterdamse toneelgroep Centrum voerde in Brussel en Gent vier stukken op: ‘De thuiskomst’ van Harold Pinter (The homecoming), ‘Alleen op Vrijdag’ (Say who you are) van Keith Waterhouse en Willis Hall, ‘Man is man’ van Brecht en de sprookjescomedie ‘De draak van de Rus Jewgenij Schwarz.

De volkshogeschool

In het Nederlands-Belgisch Tijdschrift ‘Volksopvoeding’ van maart/april 1967 geeft drs. R. Hajer zijn visie op de Volkshogeschool. Dit artikel is de tekst van de voordracht, die hij, als directeur van het Nederlands Centrum voor Volksontwikkeling, hield tijdens de herdenking van het 35-jarig bestaan van de Vereniging tot stichting van Volkshogescholen. Het onderwerp werd aangeduid met: ‘Taak, plaats en toekomst van de volkshogeschool.’

De verschillende aspecten daarbij gaf drs. Hajer de belichting vanuit zijn standpunt van de Volkshogeschool: openheid, tolerantie en respect, de gerichte ontmoeting, het beroep dat ook op de volkshogeschool gedaan wordt met name op hun stimulerend vermogen en op de bereidheid tot samenspel en samenwerking met anderen. Aandacht werd gevraagd voor het algemeen en het confessioneel vormingswerk, de urbanisatie, techniek en economie, de welvaartsstaat met de nieuwe ruimte in tijd, geld en bestedingsmogelijkheden, de nieuwe wijze van benadering van de verhouding tussen arbeid en vrije tijd, het zo belangrijke contact met onderwijs en wetenschap, waarbij naar voren komt de gezamenlijke programmering van onderwijs- en opleidingsinstituten met de volkshogescholen, waardoor onderwijsprogram-

[pagina 90]
[p. 90]

ma's en cursussen in internaatsverband beter op elkaar aansluiten.

 

Bij zijn beschouwing over de verantwoordelijkheid, die men toch heeft tegenover andere landen en volken en de eis, dat wij aan onze eigen vadsigheid en ons gebrek aan visie niet ten onder mogen gaan, merkt Hajer op, dat het intensieve contact met Vlaanderen thans gelukkig een normale zaak is geworden, hoewel de belangstelling vanuit Nederland zeker nog verder dient te worden aangemoedigd, zonder daarbij uit te gaan van de Groot-Nederlandse utopie. Nuchter en zakelijk kunnen immers de wederzijdse dienstverlening en samenwerking worden bevorderd, om vanuit een klein cultuur- en taalgebied een zo krachtig mogelijke eigen bijdrage te kunnen geven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken