Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 71 (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 71
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 71Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 71

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 71

(1967)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Publikaties

Boekbespreking

H.J. Elias. Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte al. III. De splitsing van de wegen 1860-1883. VIII, 373 blz. Antwerpen, de Nederlandsche Boekhandel, 1964.

Het derde deel van het standaardwerk van dr. Elias behandelt de periode waarin de overgang van literaire naar politieke beweging zich voltrokken heeft. Het is een periode van grotere Vlaamse agitatie dan de voorgaande (1845-1860) en waarin het ook opvalt dat de Vlaamse beweging meer vat op de openbare mening begint te krijgen. Het is de tijd van de zaak-Coucke en Goethals (1862), de zaak-Karsman (1863) en de zaak-Schoep (1872).

 

Als gevolg van de zaak-Karsman zagen de mannen van 1830 zich genoodzaakt hun standpunt dat de taal in bestuur en leger, onderwijs en rechtspraak het Frans zou moeten zijn in het openbaar te verdedigen. De P.G. van het Verbrekingshof te Brussel Mathieu N.J. Leclercq kwam op voor dit standpunt, waarvan men niet kon afwijken - sans attirer sur la Belgique des dangers et des malheurs. Dr. F.A. Snellaert stelde hier tegenover dat geen enkel volk een dergelijke behandeling kan accepteren - à moins qu'il ait perdu tout à fait le sens intime de sa dignité, qu'il ignore sa passé et désespère de l'avenir. Eén generatie na die van 1830 stonden reeds het standpunt van de Belgische regering en van de Franstalige cijnsburgerij en dat van de Vlaamse beweging diametraal tegenover elkaar.

 

Een nieuwe generatie treedt naar voren en er zijn zulke belangwekkende figuren bij als Julius Vuylsteke, Guido Gezelle, Hugo Verriest, Albrecht Rodenbach en Peter Benoit die allen door de schrijver op boeiende wijze worden geschetst. Men zou nu verwacht hebben dat de Vlamingen zich hechter aaneengesloten zouden hebben, nu zij zich tegenover een dergelijke muur van onverzoenlijkheid geplaatst zagen. Dit is, zoals bekend, in die jaren het streven van het Vlaams Verbond en de Nederduitse Bond dan ook geweest. En het is hier dat de merkwaardige figuur van Julius Vuylsteke naar voren treedt.

 

Hij is de man geweest, die het streven van het Vlaams Verbond heeft getorpedeerd. Elias spreekt van zijn blind enggeestig anti-clericalisme. Maar in een afzonderlijk hoofdstuk aan hem gewijd, doet hij hem meer recht. Het uitgangspunt van Vuylsteke was dat men aan een volk niet de Taal als een algemeen geneesmiddel voor alle kwalen kan voorhouden en de richting die het socialisme in België heeft genomen, schijnt hem op dit punt

[pagina 130]
[p. 130]

gelijk gegeven te hebben. Ook was hij van mening dat de Katholieke partij te weinig nationaal was en hij voert als argument voor deze stelling aan dat de Katholieke geestelijken in 1830 tot in Noord-Nederland toe hun parochianen hebben aangezet om te petitionneren tegen hun eigen taal. Ter verklaring van de houding van J. Vuylsteke voegt Elias er nog aan toe dat men er rekening mee moet houden dat hij in een tijd leefde, waarin het Katholieke Vlaanderen een felle ultra-montaanse reactie aan de gang was tegen de liberaal-Katholieke ideeën van de Lamennais.

En toch was er in die tijd ook in Vlaamse zin in Katholieke Kringen nieuw leven op komst. Dit wordt door de auteur uiteen gezet in het hoofdstuk dat hij noemt: West-Vlaanderen treedt aan. Tot dan toe had het nieuwe Vlaamse leven voornamelijk gebloeid in Antwerpen, Gent en Brussel, maar de Westvlaamse herleving is meer geweest dan een numerieke versterking van de rijen der flaminganten. Zij heeft in de persoon van Albrecht Rodenbach zeer sterk haar stempel gedrukt op de Katholieke Vlaamse beweging. Dit réveil is het werk geweest van enkele markante persoonlijkheden. Het betreft hier de trits: Guido Gezelle, Hugo Verriest en Albrecht Rodenbach. De auteur doet uitkomen dat zij alleen te begrijpen zijn vanuit hun achtergrond. Hij stelt vast dat West-Vlaanderen sedert de Middeleeuwen materieel en geestelijk was blijven stilstaan. Dit bracht mee dat in de behandelde periode deze Vlaamse gouw een bastion was van ultra-montanisme en zelfs van obscurantisme. En het kan geen verwondering wekken als het beeld dat de schrijver van Guido Gezelle geeft op poëzie-minnaars ontnuchterend werken moet. Hij wijst er b.v. op dat de intellectuele belangstelling van Guido Gezelle bij lange na niet op het peil stond van zijn Kunstenaarschap. Hij noemt hem een middeleeuws mens, immers alleen vanuit die conceptie kan men een uitspraak verklaren als: zijt aan uw overheid altijd onderdanig, maak van het Vlaams geen hoofdzaak, maar een bijzake. Het conflict van Gezelle met de blauwvoeterij vloeit uit een dergelijk standpunt logisch voort. Toen Gezelle schreef dat de verfransing sedert de Bourgondiërs het Vlaamse volk niet anders had kunnen maken, keerde ook Hugo Verriest zich tegen hem en wees erop dat het niet aanging het Vlaamse volk te beperken tot het ‘landsche werkmansvolk’.

De auteur stelt leraar en leerling tegenover elkaar als resp. de bron en de levenwekker van het herrijzende West-Vlaanderen. Gezelle was Vlaming door en door, maar Verriest was flamingant. Hij wist dat strijd noodzakelijk was en hij schroomde niet in zijn tijdschrift ‘De Vlaamse Vlagge’ de verfranste kerkelijke overheid aan te vallen. In de grond van de zaak ging het geschil met Gezelle terug op de meer vooruitstrevende opvatting van het Christendom door Verriest. In brede kring is hij bekend geworden als leraar van Albrecht Rodenbach. Met hem betreedt de wellicht interessantste figuur uit deze periode het strijdperk. Elias noemt hem de agitator en de rusteloze bezieler. Het ultra-montaanse is bij hem veel minder uitgesproken aanwezig dan bij zijn leermeester Verriest. Pol de Mont noemde hem reeds meer dan driekwart liberaal, maar Elias bestrijdt dit. Hij noemt hem Katholiek, maar dan op de wijze der Ketters door de eeuwen heen die in conflict komen met de directieven van de Kerk, zonder uit de gemeenschap der gelovigen te willen treden. Het contact met Max Rooses en Jan van Beers, na de bekroning van ‘Gudrun’ te Antwerpen, heeft in elk geval bewerkt dat hij beter over de geuzen is gaan denken. Er zijn ook in het laatst van zijn leven anti-Belgische uitlatingen van hem bekend. En men voelt de verleiding opkomen in het verlengde daarvan een groot-Nederlandse gezindheid bij Rodenbach te veronderstellen. Elias meent dit te moeten ontkennen, maar men is toch misschien het dichtst bij de waarheid als men stelt dat het groot-Nederlandse gevoel bij de dichter wel aanwezig was, maar niet tot zijn volle wasdom is gekomen. En zou hier geen verband zijn met het feit dat hij in zijn korte leven onder zijn leeftijdgenoten in het Noorden geen gelijkgestemden heeft gevonden? Wanneer men hier van uitgaat dan blijkt hier weer een affiniteit te bestaan met liberale flaminganten als Julius Vuylsteke, Jan van Rijswijck, Max Rooses, Peter Benoit, Emmanuel Hiel en Julius Sabbe die Elias de liberale generatie noemt, die in Vlaanderen het bewustzijn van de Nederlandse taal-, stam- en volkseenheid heeft gered.

 

Op één punt is Rodenbach West-Vlaming gebleven. Hij verwacht niets van politieke actie en zijn oordeel over de politici van zijn tijd is niet minder hard dan dat van Domien Sleeckx. Het is trouwens toch merkwaardig op te merken dat de eerste taalwetten (strafzaken; 1873; bestuur:

 

1878; onderwijs: 1883) in het algemeen bij de Vlamingen een gevoel van onbehagen achterlieten.

 

Dit ging niet alleen terug op het feit dat zij ontdoken werden. Maar de taalwetten brachten niet meer dan de tweetaligheid van Vlaanderen en het besef begon door te dringen dat de tweetaligheid in feite de verfransing begunstigde. Het bleef een zwak punt voor de flaminganten dat zij er niet in geslaagd waren de verfranste bovenlaag voor het Nederlands terug te winnen. Door dit feit waren zij gedwongen rekening te houden met het sociale overwicht van het Frans. Dit blijkt ook hieruit dat zij er in deze periode niet toe konden komen om de volledige vervlaamsing van het M.O. te eisen noch zelfs een poging deden, het binnensluipen van het Frans op de lagere scholen in Vlaanderen te verhinderen. Zonder Frans komt men nergens was een denkbeeld dat er bij de eenvoudige man in Vlaanderen diep in zat. En hier ligt ook de oorzaak van de vervreemding van de arbeidersleiders van de Vlaamse gedachte.

 

Een man als Edward Anseele zag in de uitsluiting van het Frans op de lagere school een bourgeois-aanslag op de levenskansen van de arbeider. Deze vervreemding van de socialisten van de Vlaamse gedachte is het meest tragische moment geweest in de Vlaamse strijd van deze jaren. De hoop en de verwachting die Domien Sleeckx in 1849 uitgesproken had dat de arbeiders de hoeksteen zouden vormen voor de aanstaande Vlaamse meerderheid was een illusie gebleken.

 

Het doet een beetje vreemd aan dat Elias in zijn samenvattend overzicht de flaminganten de schuld van deze vervreemding geeft. Er is ook meer kritiek geuit, maar het blijft een feit dat ook dit 3e deel van de Vlaamse gedachte van het begin tot het einde blijft boeien door zijn grote rijkdom aan ideeën.

Drs. J. Besse.

‘Taaltoestand in de Brusselse ziekenhuizen’, brochure uitgegeven door het Vlaams Aktiekomitee voor Volksgezondheid, Beukenlaan 24a, Antwerpen 2.

Zoals in het woord vooraf wordt gezegd is deze brochure een nieuwe poging om de vernederende toestanden die in de Brusselse ziekenhuizen al te dikwijls voor Nederlandstalige zieken bestaan, ten overstaan van het nationale geweten te formuleren.

Deze brochure is echter méér dan een noodschrei om de Nederlandstalige zieken, die het slachtoffer zijn van deze vernederende toestanden, te hulp te komen. Zij behandelt op een objektieve en wetenschappelijke manier de soms ongelooflijke wantoestanden in de ziekenhuizen en de Kommissies van Openbare Onderstand in de Brusselse agglomeraties. Zij geeft, vooral door middel van allerlei statistieken, een overzicht van de werkelijke feiten en toestanden, zoekt naar de oorzaken en stelt de mogelijke oplossingen voor.

Nadruk wordt gelegd op de sociale onrechtvaardigheid, die voortspruit uit het feit dat het medisch en paramedisch personeel de taal van de Nederlandstalige zieken niet begrijpt (of niet wil begrijpen), zodat het zo nodige menselijke kontakt tussen zieke en geneesheer onmogelijk is.

Ter illustratie halen wij hier slechts één van de vele statistieken aan. De samenstelling van de Kommissies van Openbare Onderstand in Brussel en randgemeenten ziet er uit als volgt: van de voorzitters zijn er 17 Frans- en 2 Nederlandstalig; wat de 169 leden betreft zijn er 154 Frans- tegenover 15 Nederlandstaligen; en

[pagina 131]
[p. 131]

wat de sekretarissen betreft zijn er 18 Frans- en 1 Nederlandstalig!

 

Belangstellenden kunnen deze brochure bestellen door overschrijving van 20 fr. (1,50 gulden) op gironummer 87 89 74 van het Vlaams Aktiekomitee voor Volksgezondheid te Antwerpen 2.

J.S.

Jaarverslag Prins Bernhardfonds - 1966.

In de inleiding van dit bijna 70 bladzijden tellende jaarverslag wordt de weinig florissante kant van de financiën van het Fonds scherp belicht. Een sterk toenemende vraag om hulp en een nauwelijks voelbare verbetering der inkomsten. Als remedie wordt genoemd een verruiming van mogelijkheden voor de Stichting ‘De Nationale Sporttotalisator’, beter bekend onder de naam ‘Toto’ in ons land.

 

In verslagjaar verleende het Prins Bernhardfonds en de Anjerfondsen meer dan twee miljoen aan subsidies.

 

Van de 432 binnengekomen aanvragen wees het Prins Bernhardfonds 177 aanvragen van overwegend landelijk belang toe, verwees er 77 naar de provinciale Anjerfondsen en wees de andere af, of hield ze aan.

 

In de jaren '65 en '64 werden resp. 175 en 174 projecten toegewezen.

 

Uit de voetbaltoto ontving het Prins Bernhardfonds in 1966 ruim 1 miljoen 227 duizend gulden tegen een miljoen 208 duizend gulden in 1965. Op een begroting van f 2.615.503,35 is dit bedrag wel de kurk waarop het Fonds thans drijft.

 

Het jaarverslag-1966 is op bijzonder geestige wijze verlucht door pentekeningen van Thomas Koolhaas, die zich blijkbaar zeer voelt aangetrokken tot uilen en muizen, op vogels loerende poezen, kortom tot de interessante kanten van de dierenwereld.

Bulletin 14 van de Stigting Simon van der Stel, april 1967.

Dit bulletin verschijnt voor het eerst in een nieuw en fris, aantrekkelijk gewaad.

 

Een keur van bijdragen zet ons tot lezen van dit fraaie nummer. Nederland is goed vertegenwoordigd. We troffen een bijdrage aan over de hulp van de dienst van Gemeentewerken van Rotterdam aan het kleine, maar aan historische gebouwen rijke, Zierikzee bij zijn herstel van het stadhuis, daterend uit het begin van de 9de eeuw.

 

We vonden prachtige foto's en beschrijvingen van de unieke Enkhuizer gebouwen uit de tijd van de W.-I Compagnie en het peperhuis aldaar. Voorts een beschouwing over het Van Riebeeckhuis te Culemborg en de restauratie daarvan.

 

Met belangstelling namen we kennis van het artikel van drs. C. de Jong over de oud-Kapenaar, Jurriaan Francois de Friderici, die naar Suriname vertrok en in 1790 het hoge ambt van gouverneur bekwam. De enkele jaren geleden overleden oudbestuursambtenaar in het voormalig Ned. Indië dr. H.J. Friedericy, vooral bekend om zijn meesterlijke romans (De laatste Generaal en Vorsten, vissers en boeren) stamt uit zijn geslacht.

Reclame- en winkeltaal.

Bij het secretariaat van de Ver. voor Beschaafde Omgangstaal (VBO) te Brugge is een 24 bladzijden tellend boekje uitgekomen van de hand van de heer G. Montens, getiteld ‘Winkelen in het A.B.N.’, een praktische gids dus bij het winkelen en een handig boekje voor het correcte taalgebruik in de reclame, die maar al te graag zich bezondigt aan Franse en Engelse insluipsels.

 

Enkele raadgevingen over uitspraak, spelling en stijl besluiten deze brochure.

Licht en Schaduw over de Vlaamse economie, uitgave van de Economische Raad voor Vlaanderen.

In deze lijvige brochure (55 bladzijden) met een voorwoord van de voorzitter, gouverneur L. Roppe, wil de E.R.V. aantonen dat de economische problemen in Vlaanderen nog niet zijn opgelost.

 

De economische structuur van Vlaanderen is ondanks enorme verbeteringen toch nog zó weinig sterk, dat één enkel jaar van inzinking een veel te ernstige algemene terugslag teweegbracht. Ook de Westhoek, de streek van Ronse-Oudenaarde, de Zuiderkempen en Limburg hebben nog geen gelijk aandeel gehad in de heropstanding van Vlaanderen, dat eigenlijk eerst nà 1958 door de industrialisatie echt op dreef is gekomen.

 

Vlaanderen zal met meer dynamisme en scheppingskracht dan weleer zijn inspanningen tot vernieuwing moeten doorzetten met een ruime blik op de toekomst, wil het kunnen standhouden in de E.E.G. en wil het aan de technologische revolutie het hoofd kunnen bieden.

 

Overvloedig statistisch materiaal, bijeengebracht onder leiding van de sekretarisgeneraal, de heer Van Gheluwe, vormt een onmisbaar werkinstrument in het debat over de Belgische politiek van expansie en steunverlening.

‘De Standaard’ van 22 juni wijdt een uitvoerige studie aan deze belangrijke brochure, die o.a. gegevens verstrekt over de bevolkingsgroei, de werkloosheid, Brussel met de grootste produktiegroei, over de inkomens in Vlaanderen en in Wallonië.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, 1780-1914 (4 delen)


auteurs

  • Johan Soenen