Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 75 (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 75
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 75Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 75

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.65 MB)

Scans (74.14 MB)

ebook (17.54 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 75

(1971)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 145]
[p. 145]

Vlaams of Nederlands
Een belangrijke stellingname van minister van Mechelen

Door de belgische volksvertegenwoordiger M. Baudson werd aan de minister van Nederlandse Cultuur een parlementaire vraag gesteld in verband met het gebruik van de begrippen ‘Vlaams’ en ‘Nederlands’. De uiteraard in het Frans gestelde vraag luidt in vertaling als volgt:

Het gebruik van de adjektieven ‘Vlaams’ en ‘Nederlands’ brengt reeds geruime tijd een zekere verwarring teweeg.

Men spreekt over Nederlandse cultuur, maar men houdt het bij ‘Vlaamse Opera’, ‘Frans-Vlaamse cultuurdag’, het ‘Vlaamse erfgoed’, enz.

Een groot gedeelte van de publieke opinie heeft overigens geen weet van de half-akademische, half-politieke controversen in verband met het Nederlandse karakter van de Vlaamse literatuur.

Kan de geachte heer minister mij de criteria opgeven volgens dewelke men de adjektieven ‘Vlaams’ en ‘Nederlands’ moet gebruiken?

Wat denkt de geachte heer Minister van het eventueel gebruik van de term ‘Nederlands-Vlaams’ (neerlando - flamand)?

 

De minister van Nederlandse Cultuur antwoordde daarop in volgende zin:

 

Ik ben het achtbaar lid dankbaar voor de gelegenheid die hij mij biedt mijn zienswijze te kennen te geven op de voor de nederlandstalige cultuurgemeenschap belangrijke vraag met betrekking tot het gebruik van de begrippen ‘Vlaams’ en ‘Nederlands’.

De vraag van het achtbare lid roept een aantal problemen op die zowel van wetenschappelijke als van cultuur-politieke aard zijn. Behoren de beiden tot het ressort van mijn departement, de wetenschappelijke aspecten van de taalkunde, de letterkunde en de cultuurgeschiedenis wens ik slechts onder voorbehoud te beantwoorden, omdat zij ten dele ook onder de deskundigen niet volledig uitgediscussiëerd zijn.

De taal en cultuur van volkeren zijn onderhevig aan socio-culturele processen van zeer uiteenlopende aard en voornamelijk aan de ontwikkeling van de politieke geschiedenis van deze volkeren. De huidige nederlandssprekende gewesten van België zijn in de loop der eeuwen aan grote politieke wisselvalligheden blootgesteld geweest; sinds de 16e eeuw werden zij van een natuurlijk (noordnederlands) complement afgesneden om daarna, na een korte hereniging van 1815 tot 1830, met een anderstalig cultuurgebied tot één staat te worden samengevoegd.

Driehonderd jaar geografische, politieke en cultuur-historische factoren spelen hier door elkaar en maken een mathematisch-juiste beantwoording van de gestelde vragen moeilijk.

Vast staat nochtans het volgende:

 

1. Omtrent de naam van de taal die in de noordelijke helft van België gesproken wordt, bestaat voor niemand twijfel. De term ‘Nederlands’ is ook ambtelijk en is trouwens aan geen enkele vorm van wetenschappelijke discussie nog onderhevig. De termen ‘Vlaams’ en zelfs ‘Nederduits’ begrijpelijk in de contekst van de 19de eeuw, worden door niemand nog te goeder trouw ter aanduiding van onze taal gebezigd. De Franse taal bezit een equivalent voor deze term (néerlandais), het Duits (Niederländisch), het spaans (neerlandés), het Italiaans (neerlandese), de Scandinavische talen eveneens (nederlänska, nederlans).

Alleen in het Engels heeft zowel ‘Dutch’ als ‘Netherlandic’ van filologische zijde voorstanders. Een beslissing hieromtrent kan niet a priori worden genomen, omdat taalfeiten volgen op voorafgaandelijke sociologische processen en derhalve slechts a posteriori geregistreerd kunnen worden, namelijk wanneer zij door het gebruik zijn geijkt. Ook al kan voor wat de engelstalige terminologie betreft ‘netherlandic’ ons terwille van de uniformiteit en de ondubbelzinnigheid verkieslijk lijken, wij zullen er ons wel bij neer te leggen hebben wanneer de spraakmakende gemeente in de Angelsaksische landen uiteindelijk voor de term ‘Dutch’ opteert.

Inmiddels wordt door mijn departement en door de voorlichtingsdiensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken niets onverlet gelaten om de werkelijke status van het Nederlands als éne en gemeenschappelijke cultuurtaal van zowel de nederlandstalige Belgen als de Nederlanders te verspreiden.

Deze actie heeft in officiële, wetenschappelijke en academische kringen in het buitenland reeds vruchten gedragen. Ook in het gewone spraakgebruik van de buitenlanders zal geleidelijk doordringen dat in België niet ‘Vlaams’, maar wel ‘Nederlands’ wordt gesproken en dat België deze taal gemeen heeft met Nederland.

Weldenkende Franstalige landgenoten zullen begrijpen dat ook zij, in een geest van wederzijdse ondersteuning van de nationale culturen in dit land de Nederlandse taal en cultuur een dienst kunnen bewijzen door in hun taalgebruik, in de pers en andere openbare media het gebruikelijke ‘flamand’ te vervangen door ‘néerlandais’. In de praktijk kan het begrip ‘Vlaams’ slechts aanvaard worden in de gevallen waar het als tegenhanger voor de term ‘waals’, wordt aangewend.

 

2. Nauw met de taal verbonden zijn de letterkundige feiten. Zoals de literatuur in de Franse taal ‘Franse literatuur’ heet, ook als zij in België, Zwitserland of

[pagina 146]
[p. 146]

Canada geschreven wordt, evenzo heet de letterkunde in de Nederlandse taal ‘Nederlandse letterkunde’. Het buitenland kan ter aanduiding van deze letterkunde evenwaardige termen ‘littérature néerlandaise’, ‘Niederländisch Literatur’ enz. gebruiken.

De verwarring die hieromtrent met name in het buitenland nog vaak bestaat, groeit voort uit de onbekendheid van de buitenlander met de eenheid van het Nederlandse taalgebied en wordt bovendien in de hand gewerkt door de historische ontwikkeling, die ertoe geleid heeft dat deze ene letterkunde verdeeld ligt over twee verschillende staten.

Tengevolge hiervan werden zowel in ons eigen taalgebied als in het buitenland vaak verschillende benamingen gebruikt voor de letterkunde van Noord en Zuid (‘Hollandse’ en ‘Vlaamse’ letterkunde, ‘littérature hollandaise’ en ‘littérature flamande’, enz.).

Onder invloed van de groeiende culturele verbondenheid tussen Noord en Zuid werden hiervoor sinds de 19de eeuw ook de termen ‘Noordnederlandse’ en ‘Zuidnederlandse’ letterkunde in gebruik genomen, om aan te duiden dat het om twee slechts geografisch gescheiden delen van één taalgebied en derhalve van één letterkunde ging.

Ik kan slechts vaststellen dat deze termen ook thans nog om praktische redenen in gebruik zijn, maar ik wijs er met nadruk op dat als overkoepelende term voor de gehele letterkunde van het Nederlandse taalgebied alleen de term ‘Nederlandse letterkunde’ gebruikelijk is, een term die wij dan ook, met het oog op de juiste voorlichting omtrent de taaltoestand in het Nederlandse taalgebied, in de mate van het mogelijke propageren.

 

3. Een derde terrein is dat van de algemene culturele feiten die niet in dezelfde mate als de literaire aan de taal als expressiemiddel gebonden zijn. Het betreft hier hoofdzakelijk het domein van de kunsten, waarin dan ook grotere onzekerheid heerst dan over de benaming van de taal en de letterkunde. Tengevolge van de reeds genoemde peripetieën van de geschiedenis zijn termen als ‘Vlaamse primitieven’, ‘Hollandse schilderschool’ en dergelijke spontaan gegroeid en leiden een eigen leven, ook in het buitenland.

Dergelijke terminologische omschrijvingen kunnen op historische tijdvakken of op ruimtelijke begrenzing wijzen; de betekenis en de draagwijdte ervan moeten van geval tot geval worden afgewogen.

Voornamelijk in de gevallen waar de termen ‘Vlaams’ of ‘Hollands’ het geografische territorium aanduiden binnen het Nederlandse cultuurgebied waarin een bepaalde kunstuiting zich situeert of zijn ontstaan, respektievelijk inspiratie gevonden heeft, lijkt het mij noch mogelijk noch wenselijk deze te vervangen door de algemene term ‘Nederlands’.

Noch mogelijk, omdat zoals boven reeds gezegd, de taalwaarnemer slechts objectieve feiten kan registreren, noch wenselijk, omdat zodoende de verwarring in het buitenland slechts kan worden vergroot. Zodra het gaat om niet-literaire en dus niet primair aan de taal gebonden uitingen van cultuur, zal van geval tot geval moeten beoordeeld worden welke term de voorkeur verdient.

Juist omdat de fundamentele eenheid van de Nederlandse cultuur voor niemand die met haar historische ontwikkeling vertrouwd is nog aan twijfel onderhevig is, kunnen wij ons veroorloven voor de aanduiding van bepaalde historische en/of geografische onderdelen van deze cultuur - met name waar het niet-linguistisch gebonden fenomenen betreft - historisch gegroeide deeltermen te gebruiken, evengoed als dit in de grote cultuurlanden van Europa gebruikelijk is (Florentijnse kunst, Beierse barok, Maaslandse kunst); zij allen doen geen afbreuk aan de eenheid van het Nederlandse taal- en cultuurgebied, (evenmin als de Florentijnse kunst die een integrerend deel uitmaakt van Italië en de Italiaanse cultuur).

 

4. Tenslotte en om dezelfde als onder 3. vermelde redenen kunnen wij zonder tegenspraak met het bovenstaande, de Nederlandstalige Belgen ‘Vlamingen’ noemen - en zo men wil Brabanders, Limburgers, Kempenaars enz. - omdat zij de Belgische en niet de Nederlandse staat bewonen. Maar dit belet hen niet integrerend deel uit te maken van een gemeenschap van 18 miljoen Nederlandstaligen en deel te nemen aan een cultuur die niet alleen een belangrijk deel van de Europese beschaving vorm en gestalte heeft gegeven, maar bovendien de culturele identiteit van deze staat op een onvervangbare wijze determineert.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken