Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 77 (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 77
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 77Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 77

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.92 MB)

Scans (69.53 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 77

(1973)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit de vier windstreken

Australië wil zichzelf worden

Prof. dr. J.W. Schulte Nordholt, hoogleraar in de Amerikaanse geschiedenis aan de rijksuniversiteit van Leiden, maakte in de zomer van 1972 een reis naar Australië, alsmede naar andere oorden in de wereld als medewerker aan het dagblad ‘Trouw-Kwartet’. Naar aanleiding hiervan schreef hij een viertal bijzonder belangwekkende bijdragen over zijn bevindingen en studie van toestanden, verhoudingen en gebeurtenissen. Uitvoerig verschafte hij informaties over Australië, dat 230 maal zo groot is als Nederland en in totaal 13 miljoen inwoners telt, waarvan 150.000 Nederlandse emigranten, die zich ginds sedert het einde van de Tweede Wereldoorlog hebben gevestigd. De romantische tijd is voor Australië voor altijd geschiedenis geworden. Men kan er alleen maar over lezen hoe het er tientallen jaren geleden toeging. De snelle ontwikkeling van het maatschappelijk leven, de vooruitgang van de wetenschap en de moderne techniek en de eigentijdse zakelijkheid hebben Australië volledig veroverd. Het is een vrijwel geheel verstedelijkte samenleving. Wat er over is van het verleden is niet de droom, maar de alledaagsheid, de onverschilligheid welhaast waarmee het leven wordt aanvaard, zonder al te veel problemen, volgens de schrijver. Daarnaast heeft prof. Schulte Nordholt een zekere mate van onrust kunnen waarnemen, in het bijzonder onder de jongeren die, zo merkt hij op, een nieuwe behoefte te kennen geven aan een eigen vorm, een eigen stijl en wezen van leven. Hij constateert dan een verlangen ‘om tot een eigen cultuur te geraken’; een verlangen dat steeds heftiger en demonstratiever wordt geuit. ‘Australië wil zichzelf zijn!’, schrijft de hoogleraar, in zijn bijdrage ‘Al te mooi moet men zich Australië nu ook weer niet voorstellen’.

Zijn artikelenreeks, die wij lazen in ‘Elders’, een uitgave van de Nederlandse Emigratiedienst, bevat tal van voortreffelijke beschrijvingen van land en volk, waarin aandacht wordt geschonken aan de historie, de ontwikkeling van de laatste jaren en de opvattingen en het doen en laten van vandaag.

De gebeurtenissen in Suriname

Het zou te ver voeren in dit korte bestek een overzicht te geven van de gebeurtenissen die zich in de laatste tijd in Suriname hebben afgespeeld. De kranten hebben er overigens vol van gestaan. En niet alleen in Nederland. Naar aanleiding hiervan merkte dr. J.D.V. Polanen, gevolmachtigd minister van Suriname, enkele weken geleden op een persconferentie in Den Haag op, dat de Surinaamse regering nog steeds niet onwelwillend is om te onderhandelen over een voor de partijen aan-

[pagina 92]
[p. 92]

vaardbare regeling van de conflicten. Maar dan moet er eerst gehoor worden gegeven aan de rechterlijke uitspraak, volgens welke de staking als onwettig werd aangemerkt. Uitdrukkelijk stelde minister Polanen, dat degenen die waren aangehouden niet in hechtenis waren genomen als vakbondsleiders, ‘maar als burgers die zich tegen het wettige gezag hadden gekeerd’. Hij achtte het onverantwoord wanneer de regering opstootjes, rellen, brandstichting, de bezetting van departementen met gekruiste armen over zich heen zou laten gaan. Inmiddels drong de vereniging van medici in Suriname in een brief aan de regering aan op het intrekken van alle maatregelen, zoals aanhoudingen van personen, welke een oplossing van het conflict in de weg zouden staan Op woensdag 7 maart vond een gesprek plaats tussen leden van de regering en de leiders van de vakbonden.

Sticusa in het zilver

Onlangs werd het feit herdacht, dat 25 jaar geleden de stichtingsakte van Sticusa werd gepasseerd. De voorzitter, drs. H.A. Korthals, zegde op de jubileumbijeenkomst o.m.: ‘Was de oprichting van Sticusa in 1948 nou iets bijzonders? Het antwoord daarop is volmondig ja. Hier werden namelijk culturele betrekkingen aangeknoopt en werd culturele bijstand gegeven avant la lettre. Europa ontving toen zelf in 1948 Marshallhulp, ontwikkelingshulp, om de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog te boven te komen, maar Europa was er niet aan toe om anderen te steunen, laat staan op cultureel terrein. Er is toen in 1948 een vooruitziende blik getoond en hulde daarom dient gebracht aan prof. Logemann, de eerste voorzitter, hulde ook aan prof. Van Lier, die aan de ontwikkeling van Sticusa toentertijd al zo'n krachtige steun hebben gegeven. ‘Drs. Korthals stelde tevens de vraag aan de orde, of de Sticusa in de afgelopen jaren aan het doel heeft beantwoord dat de oprichters zich voor ogen hadden gehouden. Zijn antwoord luidde positief’. Het begrip culturele samenwerking is geen dode letter gebleven, aldus drs. Korthals. Met Suriname en de Nederlandse Antillen werkt de Sticusa al veel langer samen dan de oprichters hebben durven hopen in 1948, het jaar waarin het dekolonisatieproces ten opzichte van Nederland op volle gang is gekomen. Sterker nog, de activiteiten van Sticusa zijn in omvang en in intensiteit zó toegenomen, dat wij momenteel bijna een soort CRM-functie ten opzichte van onze partners in de West zijn gaan vervullen. Dat bracht de voorzitter als vanzelf tot de laatste vraag: moeten wij in deze richting onze weg blijven vervolgen zonder ons af te vragen of het ook anders kan en moet. En op die vraag wilde hij nu kortweg nee antwoorden. Niet omdat hetgeen in het verleden is gedaan geen waardering verdient, maar omdat wij in geheel andere omstandigheden zijn komen te verkeren en een andere periode van de geschiedenis zijn ingetreden. Suriname en de Antillen zijn in volle ontwikkeling. Ginds is men bezig om op zeer krachtige wijze een eigen identiteit te ontwikkelen. Het culturele verkeer van Nederland naar Suriname en de Antillen is tot dusver te eenzijdig geweest. Die bewustwording, zo zegde heer Korthals, vraagt nieuwe structuren, het bewandelen van nieuwe wegen. Dat is geen eenvoudige opgave, daaraan zal hard gewerkt moeten worden. Het voorgaande lazen wij in het Sticusa-journaal, dat voor een deel aan het zilveren feest was gewijd.

Neerlandistiek in Frankrijk

‘Dit jaar is het vijfentwintig jaar geleden dat aan enkele Franse universiteiten werd begonnen met het onderwijs van de Nederlandse taal- en letterkunde. In het studiejaar 1948-1949 werden in Parijs, Rijsel en Straatsburg de eerste lectoraten voor Nederlands in Frankrijk gesticht. Het lijkt alsof de Franse universiteiten na de afsluiting van een cultureel akkoord met Nederland hun deuren dadelijk gastvrij openden voor het onderwijs van taal en cultuur in het nabije Vlaanderen en Nederland’. Met deze aanhef begint, onder bovenstaande kop, een artikel in ‘Uitleg’, een uitgave van het Nederlandse ministerie van onderwijs en wetenschappen. In de bijdrage, waarvan het niet de bedoeling is om een volledig historisch overzicht te geven, worden enkele hoofdpunten genoemd en een aantal algemene problemen aan de orde gesteld.

Het waren dr. H. van der Tuin in Parijs, dr. A. van Elslander in Rijsel en de heer J. Plessen in Straatsburg die enthousiast waren om het fundament van het onderwijs in het Nederlands te leggen. Zij kregen de steun van invloedrijke hoogleraren en universitaire autoriteiten die hun werk steunden en aanmoedigden. Zo kon langzamerhand een kern van Neerlandistiek groeien in de drie genoemde steden. Tot wasdom, aldus het artikel in ‘Uitleg’, kwamen de jonge plantjes pas toen in 1952 te Parijs een titulaire hoogleraar voor de Nederlandse taal- en letterkunde werd benoemd in de persoon van professor Pierre Brachin en in datzelfde jaar te Straatsburg de vroegere Nijmeegse hoogleraar Jean Dagens en zijn collega professor Jean Fourquet officieel de leiding namen van de jonge studierichting. Het was tot op dat moment niet mogelijk geweest tot rechtsgeldige examens Nederlands als onderdeel van enig universitair diploma af te leggen. Elk universitair examen moet namelijk vallen onder de verantwoordelijkheid van een docent uit de magistrale rangen; ‘professeur’ of ‘maître de conférences’. De studenten uit Rijsel, waar dr. W. Thijs in 1933 het werk van Van Elslander overnam, moesten nog jaren naar Parijs gaan om bij prof. Brachin hun examens af te leggen. Pas in 1964 werd de situatie daar genormaliseerd door de benoeming van dr. Thijs tot ‘maître de conférences associé’. Het lectoraat bleef bestaan, maar zou tot 1971 onbezet blijven. Ook in Parijs was het lectoraat na de benoeming van professor Brachin blijven bestaan. Dr. Van der Tuin werd in 1954 opgevolgd door de heer Merkus die ook nu nog steeds de rechterhand is van professor Brachin. In Straatsburg werden in 1963 de beide hoogleraren, toen zij zich wilden vrij maken van hun bemoeienis met het Nederlands, opgevolgd door prof. dr. André van Seggelen (de schrijver van het artikel in ‘Uitleg’) die er tot ‘maître de conférences associé’ werd benoemd. Hij mocht het werk voortzetten met de hulp van een lectrice. Sinds 1963 zijn er plaatsen bijgekomen waar Nederlands wordt gedoceerd, schrijft prof. Van Seggelen. Prof. Brachin nam op zich om ook in Parijs-Nanterre een sectie Nederlands te gaan leiden. Daar wordt hij in zijn taak geholpen door een assistent. In Besançon werd in 1967 begonnen. Twee jaar later werd het Nederlands als leervak toegelaten aan de universiteit van Parijs-Asnières. Hetzelfde jaar volgde een benoeming van een lectrice aan de jonge universiteit van Metz. In 1971 werd begonnen met het onderwijs van het Nederlands aan de nieuwe universiteit van Creteil.

‘Nederlanders die toevallig in contact komen met één van de docenten “Extra Muros” stellen onveranderlijk de vraag: “Wat bezielt die buitenlanders om Nederlands te gaan leren?” En de verbazing die de vraagsteller tot uitdrukking brengt wordt altijd alleen nog maar groter als hij verneemt dat zelfs vrij grote aantallen buitenlanders zich met Nederlands bezig houden. Honderden in Frankrijk’. Aldus de schrijver.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken