Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 79 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 79
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 79Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 79

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.88 MB)

Scans (34.88 MB)

ebook (9.47 MB)

XML (1.00 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 79

(1975)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 98]
[p. 98]

Tussen Dollard en Somme

Eeuwfeest monumentenzorg in Nederland

Op voorstel van de Raad van Europa is 1975 uitgeroepen tot het Monumentenjaar. Wanneer dit initiatief niet van die zijde was gekomen, zou er toch voor Nederland een reden bestaan om een jubileum te vieren: het Eeuwfeest van de Monumentenzorg. Want honderd jaar geleden werd van overheidswege begrepen, dat de gemeenschap een taak heeft zich In te spannen voor het behoud en de restauratie van historische bouwwerken. Dat begrip manifesteerde zich in Den Haag, bij de centrale overheid, niet van de ene dag op de andere. Men was nog steeds gevangen in de ban van de bekende uitspraak van Thorbecke, die van oordeel was dat de kunst geen regeringszaak was. Niet iedereen deelde deze opvatting. Een verbeten strijder tegen deze stelling was de Maastrichtse publicist en kunsthistoricus jhr. mr. Victor de Stuers. Hij sprak er in woord en geschrift schande van hoe de historische monumenten in Nederland werden verwaarloosd. In een artikel in ‘De Gids’ van 1873, onder de titel ‘Holland op zijn smalst’ trok hij fel van leer. Het was een donderslag bij heldere hemel. Tallozen en werkelijk niet alleen kunstkenners en architecten, maar ook bestuurders toonden hun instemming met de werkgroep van De Stuers. Ook in Den Haag. Een jaar later werd de eerste stap naar verbetering gezet. Het ‘College der rijksadviseurs voor de monumenten van geschiedenis en kunst’ werd opgericht met de grote Pierre Cuypers als voorzitter en mr. De Stuers als secretaris.

 

Thorbecke was in 1872 overleden. Tegenover de mening van de liberale staatsman met de enorme verdiensten voor Nederland stelde De Stuers, dat de kunst een nationaal belang is en even waardevol om te behartigen als de defensie en de waterstaat. Zij die de oude opvatting deelden dat de staat geen bescherming behoefde te verlenen aan zaken die niet tot het staatseigendom behoorden, kregen van De Stuers in zijn artikel te horen, dat ‘de wet ook hazen en konijnen beschermt zonder zich aan de publieke eigendommen te storen’. Naast Cuypers waren het de schrijvers Jos Alberdingk Thym en Jan Veth die De Stuers terzijde stonden. Hun gedachten en argumenten bereikten alleen de intellectuele bovenlaag. Van een massale beweging kon eenvoudig geen sprake zijn. Daartoe leende het onderwerp zich niet. De grote massa had overigens in de laatste helft van de vorige eeuw wel andere zorgen. De economische en sociale omstandigheden waaronder het merendeel van het volk leefde, waren niet van een dusdanige aard om er over naar huis te schrijven.

In 1875 werd op het departement van Binnenlandse Zaken een afdeling Kunsten en Wetenschappen opgericht. Jhr. mr. De Stuers werd hoofd van deze afdeling. Door zijn toedoen kwam in 1885 het Rijksmuseum in Amsterdam tot stand. Inmiddels was de afdeling van het departement uitgebreid en waren door de regering verschillende adviescommissies ingesteld die tot taak kregen het voorbereidend werk te doen voor het oprichten van Rijkscommissies. Het laatste gebeurde in 1903. De Stuers was toen enkele jaren niet meer op het departement werkzaam, want in 1901 was hij lid van de Tweede Kamer geworden. Eén Rijkscommissie had tot taak de beschrijving van de historische monumenten in Nederland, de andere kreeg het onderzoek opgedragen in hoeverre restauratie geboden was. In 1922 werd het Rijksbureau voor de Monumentenzorg opgericht en in 1947 de Rijksdienst. De oorlog en de bezetting stonden het nemen van uitgebreide wettelijke maatregelen in de weg. In 1960 werd de Monumentenwet van kracht.

Eer deze wet tot gelding kwam was er al heel wat water door de Rijn gestroomd. Tal van tegenstanden moesten worden overwonnen. Wat vooral nodig bleek te zijn, was een verandering in de mentaliteit. Velen twijfelden aan het nut en vooral wanneer er hoge kosten aan verbonden waren om historische bouwwerken te restaureren. De aanhouders wonnen. En men kan thans in Nederland in bijna elke plaats van betekenis wel een gebouw ontdekken met het bekende blauw-witte schildje, dat een bewijs is dat het bouwwerk onder de bescherming van de dienst van Monumentenzorg staat.

De term monument wordt gebruikt voor een pand dat bijzondere architectonische kenmerken draagt van een bepaalde periode. Restauratie van dergelijke monumenten roept een veelheid van problemen op. Daartoe worden ook die van de kosten gerekend. Maar thans dragen het rijk, de provincies en de gemeenten voor meer dan de helft hierin bij. Het is vaak niet gemakkelijk om degenen aan te trekken die het handwerk van restaureren verstaan. Echter de slapte momenteel in Nederland in de bouwsector maakt het mogelijk bekwame architecten en bouwvakarbeiders voor de restauratiewerkzaamheden vrij te maken. Van het grootste belang is, dat wanneer de restauratie van een historisch pand gereed is, aan het bouwwerk ook een bestemming wordt gegeven. Zodra een dergelijk pand leeg blijft loopt het opnieuw de kans te worden verwaarloosd.

Wie zich voor de Monumentenzorg interesseert kan zijn hart ophalen aan het voortreffelijke boek van prof. dr. C.A. van Swigchem, onder de titel ‘Monumentenzorg in Nederland’ (Uitgave De Haan, Bussum). Prof. dr. Van Swigchem is hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en tevens aan de Rijksdienst voor Monumentenzorg verbonden. Het boek kwam in 1966 uit, maar is onlangs herzien en uitgebreid. De schrijver heeft in het bijzonder de vraagstukken die Amsterdam beroeren in zijn beschouwingen over de huidige situatie opgenomen. Overigens zijn er nog meer uitgaven over het dorps- en stedenschoon in Nederland ter gelegenheid van het Monumentenjaar 1975.

Afdeling Den Haag A.N.V. 75 jaar

De afdeling Den Haag van het A.N.V. herdacht op zaterdag 10 mei jl. het 75-jarig bestaan. B. en W. boden om 12 uur het bestuur, de leden en de overige belangstellenden in het stadhuis een receptie aan. 's Middags werd in het gebouw ‘Diligentia’ aan de Lange Voorhout de officiële herdenkingsbijeenkomst gehouden met een drietal korte toespraken. Het gemengde zangkoor ‘Die Haghe-Fidelio’, onder leiding van de dirigent Anne Posthumus, gaf aan de verjaarspartij van de afdeling een bijzonder tintje. Het was voor de voorzitter van de afdeling, mr. G.J. de Lint, een genoegen zovelen welkom te mogen heten. Tot de gasten behoorden de ambassadeur van Zuid-Afrika, de heer C.F. de Villiers Booysen, prof. dr. Jordaan als cultureel attaché, van de Zuid-Afrikaanse ambassade, dr. P. de Meulenare, raad voor culturele zaken van de Belgische ambassade, de heer Aelvoet, eveneens van de Belgische ambassade, ereleden en leden van het hoofdbestuur van het A.N.V., alsmede vertegenwoordigers van andere afdelingen en van zusterorganisaties ter plaatse. Mr. De Lint schetste in zijn openingswoord de verdiensten van de oprichters en de eerste bestuurders van de afdeling. Met name memoreerde hij de stuwkracht

[pagina 99]
[p. 99]

van mr. C. van Deventer die aan het werk van de afdeling vorm en inhoud gaf. Tevens wees hij op de betekenis de Nederlandse cultuur uit te dragen en te behouden, zoals die door de eeuwen heen is gegroeid. Sterke banden werden direct in het begin gelegd met Vlaanderen en met het Zuidafrikaans taalgebied.

Dr. W.H. van den Berge, algemeen voorzitter, bood de gelukwensen namens het A.N.V. aan. Hij benadrukte de steun die de afdeling reeds kort na haar oprichting aan het Verbond had gegeven. Het is dan ook één van de oudste afdelingen. Die steun kon gegeven worden dank zij het bezielde ijveren van bekende figuren uit die tijd als dr. Kiewiet de Jonge, mr. Van Deventer, Marcellus Emants, Jan Greshoff en dr. Gerritson. De afdeling heeft een grote verdienste waar het de versteviging van de banden tussen Nederland en Vlaanderen betreft. Vele bijeenkomsten in die tijd waren gewijd aan het verbreiden van de kennis van de Nederlandse taal en cultuur. Tegelijkertijd werden de banden met de verwante Zuidafrikaanse cultuur aangehaald. Thans, zo merkte dr. Van den Berge op, maakt het verenigingsleven een moeilijke tijd door. Bezieling voor de doelstellingen van het A.N.V. in Nederland wordt niet spoedig gewekt. Het is geen gemakkelijke opgave nu het woord ‘internationaal’ een betere klank heeft dan ‘nationaal’. Maar toch zijn er goede kansen. In dit verband noemde de algemeen voorzitter de voortschrijdende culturele integratie van Nederland en Vlaanderen. Het rapport van het A.N.V.: ‘Een nieuwe aanpak’ is in de kringen van bewindslieden en politici positief ontvangen. Dr. P. de Meulenare wees op de goede contacten die er steeds hebben bestaan, mede dank zij de jubilerende afdeling. Bij alle scheidslijnen die er zijn is er meer wat ons in Noord en Zuid bindt en het is goed daaraan de aandacht te wijden.

Senator L. Vanackere wijdde zijn gehoor in de problematiek van Frans-Vlaanderen in en gaf een beknopte historische schets van de betekenis van Frans-Vlaanderen in vroeger tijden voor geheel de Nederlandse cultuurgemeenschap. In het Europa van morgen is het van belang te waken voor het cultureel erfgoed van de gewesten, zo besloot hij.

Ambassadeur De Villiers Booysen noemde de culturele binding tussen verwante culturen eveneens van groot belang. Met Nederland bestaat reeds 22 jaar een cultureel verdrag met Zuid-Afrika en met België 21 jaar. Waar het op aan komt is niet alleen de letter van de wet, of van een verdrag, maar ook de zin daarvan in een praktische beleving.

De dag werd besloten met een kunst-avond in ‘Diligentia’.

De heren Van den Berge en De Lint prezen bij deze gelegenheid de activiteiten van de secretaris, de heer P. Burger, die de voorbereidingen en de organisatie van de jubileumviering had verzorgd.

H.W. Peeters werd tachtig jaar

Op 4 april vierde de heer H.W. Peeters, thans wonende in Vlaardingen, oud-voorzitter van de Nederlandse Bond in Duitsland, zijn tachtigste verjaardag. Bij de oprichting van de bond in 1921 was hij secretaris-penningmeester van ‘De Nederlandse Kring’ in Duisburg. Op het eerste lustrumcongres in 1926 in Essen werd hij commissaris van het hoofdbestuur. Toen in 1931 het hoofdbureau naar Berlijn werd verplaatst werd de heer Peeters algemeen penningmeester tot de bond door het naziregiem werd opgeheven. In 1948 werd de bond heropgericht in Essen en kwam onder de bekwame leiding van de heer Peeters te staan. Zijn talloze verdiensten voor de behartiging van de belangen van de Nederlanders in Duitsland, zijn ijveren voor het behoud van de Nederlandse taal en voor de banden met Nederland werden beloond met de toekenning van het erelidmaatschap van de Nederlandse Bond in Duitsland en zijn benoeming tot ridder in de Orde van Oranje Nassau.

De pacificatie van Gent: na 400 jaar

Met als voornaamste doel de herdenking van de Pacificatie van Gent (8 november 1576), werd onlangs te Gent de v.z.w. ‘De Pacificatie van Gent’ opgericht.

De betekenis van het verdrag dat onder de naam ‘De Pacificatie van Gent’ de geschiedenis is ingegaan, heeft immers, volgens de organisatoren van de herdenking, nog niets aan actualiteit ingeboet. Het vierde eeuwfeest van de Pacificatie wil de nadruk leggen op de geest van maatschappelijke en ideologische verdraagzaamheid die aan de basis lag van de - kortstondige - hereniging van de Nederlanden in hun gemeenschappelijk verzet tegen de Spaanse overheerser.

Tot oprichting van de ‘v.z.w. Pacificatie van Gent’ werd overgegaan door de heren Vik Bourgeois (Marnixring), Hugo Coene (Teaterclub), Carlo Heyman (Davidsfonds), Rik Lanckrock (N.T.G., Humanistisch Verbond), Walter Prevenier (Willemsfonds), W.H. Vanden Berghe (Algemeen Nederlands Verbond), Jozef van Overstraeten (V.T.B.-V.A.B.), Jan van Rompaey (Dosfelinstituut), Marcel van Spaendonck (Vermeylenfonds). De vereniging wil de basisideeën van de ‘Pacificatie van Gent’ uitdragen; zowel in Nederland als in Vlaanderen, door de publicatie van een boek, de organisatie van een wetenschappelijk colloquium, een akademische zitting, een tentoonstelling, concerten in het kader van het Festival van Vlaanderen, een balletvoorstelling, toneelvoorstellingen en een geestelijke herdenking.

 

Het college van burgemeester en schepenen van de stad Gent overweegt n.a.v. het vierde eeuwfeest van de ‘Pacificatie van Gent’, de organisatie van een grootse academische zitting in aanwezigheid van de Nederlandse en Belgische vorstenparen. Het secretariaat van de v.z.w. is gevestigd ten huize van L. Verhaegen, Gordunakaai 11, 9000 Gent.

Belangrijke ontmoeting

Te Brussel hebben Voorzitter J. Bascour en de Leden van het Bureau van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap een delegatie van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van Nederland, geleid door de heer Kleisterlee, Voorzitter van de Commissie voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, ontvangen.

Tijdens de ontmoeting werd overleg gepleegd over de concrete vormen van samenwerking tussen de beide parlementaire instellingen. De mogelijkheid om aan dit overleg een permanent karakter te geven door de oprichting van een gemengde contactgroep werd onderzocht. Concrete voorstellen zullen aan het Bureau van de Cultuurraad en aan het Presidium van de Tweede Kamer worden voorgelegd.

Een volgende vergadering werd gepland in Den Haag op 24 oktober e.k. waar het overleg zal worden voortgezet.

[pagina 100]
[p. 100]

Schooluitwisselingen Nederland-Vlaanderen

De culturele integratie van Nederland en Vlaanderen bleef in het verleden al te zeer beperkt tot een kleine groep van personen. De werkgroep ‘Contacten basisonderwijs’ van het Algemeen Nederlands Verbond wil hieraan verhelpen door deze contacten reeds in het lagere onderwijs te stimuleren. Het ligt in de bedoeling van deze werkgroep in de loop van het schooljaar 1975-1976 een reeks schooluitwisselingen te organiseren tussen klassen van Nederlandse en Vlaamse scholen. Deze uitwisselingen werden als volgt gedacht.

 

In overleg tussen de directie en de leerkrachten van de betreffende scholen, bezoeken gedurende twee tot drie dagen de leerlingen van een Vlaamse school een Nederlandse stad en ontvangende school (en vice-versa). De leerlingen wonen een les bij, brengen geleide bezoeken aan de stad en kunnen door middel van sport en spel kennis maken met hun Nederlandse schoolvrienden.

 

Leraren die belangstelling hebben om deze uitwisselingen te helpen verwezenlijken, kunnen lid worden van de werkgroep.

 

Scholen die in aanmerking wensen te komen voor uitwisselingen, worden hiermede uitgenodigd hun belangstelling kenbaar te maken. De werkgroep zal trachten zo spoedig mogelijk een vergelijkbare Nederlandse school aan te duiden en helpen om het contact te bewerkstelligen.

 

Geïnteresseerde leraren en scholen die een uitwisselingsproject wensen te verwezenlijken, kunnen zich wenden tot: Algemeen Nederlands Verbond, Jan van Rijswijcklaan 28 te 2000 Antwerpen (tel. 031/37.61.70).

August Snieders

Er bestaan bij ons weten maar twee monumenten ter ere van journalisten in het Nederlands taalgebied. Eén in het Noorden, voor wijlen Edouard Elias, Elseviers Praetvaer, gestandbeeld als flaneur te Den Haag en één in het Zuiden voor August Snieders. Dat van Snieders is geen standbeeld, een gedenkplaat in halfverheven beeldhouwwerk onder de poort van de stadsbibliotheek te Antwerpen, met vermelding van zijn grootste erenaam: dagbladschrijver.

 

Op 8 mei was het honderdvijftig jaar geleden dat August Snieders als jongste uit een gezin van negen zonen te Bladel, tussen Eindhoven en Arendonk werd geboren.

 

Snieders was eerst letterzetter (leerde het vak bij P.L. van Santen te 's Hertogenbosch) en dan meer dan vijftig jaar lang hoofdredacteur van het eerste Vlaams dagblad van formaat ‘Het Handelsblad van Antwerpen’. Als journalist en romancier (hij schreef een zestigtal romans) vertolkte hij toen het katholieke Vlaamse geweten, dat bij hem - en dit mogen we onderstrepen - wel héél-nederlands was afgestemd. Tot op het laatst bleef hij de taaie ijveraar voor toenadering tussen Noord en Zuid.

 

In deze tot Belg genaturaliseerde man van het Noorden bleef een oranjehart kloppen.

illustratie

Trouwens werd niemand meer dan hij door de plaats en het tijdstip van zijn geboorte daartoe voorbestemd. Hij was een kind van de Meierij, die jarenlang twistappel bleef tussen Spanje en Oostenrijk. Zijn geboorte viel in de periode van de ‘gemiste herkansing’ in onze nationale geschiedenis, namelijk die van de tijdelijk herenigde Nederlanden. Vijf jaar later trokken de diplomaten een staatsgrens enkele kilometer bezuiden het geboortedorp dat zelf nog net Rijksnederland bleef, maar aan de overkant heette datzelfde land(schap) voortaan België.

 

Zo gezien was, na 1830, August Snieders dus een Nederlander. ‘Die staatkundige toevalligheid heeft August Snieders later in denken en doen als een merklijn door zijn leven getrokken’ (J. Persijn). En zal hij later terwille van zijn positie te Antwerpen voor de Belgische naturalisatie opteren, altijd bleef hij de gedachte verdedigen: ‘Voor ons Vlamingen blijven Noord en Zuid één’.

 

Zijn oerdegelijk nederlanderschap erfde hij van zijn stamvader langs moederszijde Nicolaas Cuyl, in 1520 geboren uit een Utrechts katholiek geslacht. In zijn roman ‘De Wolfjager’ (1860) zal August Snieders die verre voorvader tot model kiezen, als hij de gemoedsgesteltenis schildert van de Nederlander uit de zestiende eeuw, die als katholieke gelovige zijn godsdienst weet verdedigen door de Spanjolen, daarentegen de vrijheid van zijn land door de Geuzen. (Jaren na Snieders zal de Vlaming Ferdinand Vercnocke in zijn heel-nederlandse roman ‘Kapitein Kruyt’ mooie bladzijden wijden aan een geusgezinde katholieke gelovige).

 

August Snieders begroette al in 1853 met vreugde het ontwaken van Frans-Vlaanderen: ‘Zij maken deel van de 17 millioen Nederduytsch sprekenden over de wereld en vormen mede ons eigenlijke vaderland’.

 

De stof die hij met de grootste liefde behandelde was de Boerenkrijg, de strijd van de mensen uit de Kempen tegen de sansculotten. Dit onderwerp heeft hem ruim veertig jaar gefascineerd. Zijn roman ‘Onze Boeren’ werd een eerherstel van de Brigands. August Snieders stierf in 1904. Het dagblad dat hij groot maakte bestaat nog, ‘Het Handelsblad’, de oudste krant van Vlaams-België behoort nu tot de ‘Standaard-groep’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken