Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 84 (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 84
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 84Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 84

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.43 MB)

Scans (46.79 MB)

ebook (10.07 MB)

XML (1.00 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 84

(1980)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 146]
[p. 146]

De Nederlandse Taalunie en het 38e Algemeen-Nederlands Congres

Het jaar 1980 mag dan al in de eerste plaats een jaar zijn dat de herinnering oproept aan 150 jaar middelpunt vliedende krachten, toch ziet het er naar uit dat ditzelfde jaar tevens een belangrijk uitgangspunt wordt voor 150 jaar middelpuntzoekend werk. Het jaar 1980 is immers het jaar van twee ambitieuze en nauw op elkaar aansluitende initiatieven: de Nederlandse Taalunie als de bezegeling van een jarenlang streven naar taaleenheid en het hernemen van de Algemeen-Nederlandse Congressen als invuloefening op het Taalunieverdrag en als verbreding van het actieterrein van deze unie vanuit de basis. Ongeveer tegelijkertijd werden deze twee - heuglijke - gebeurtenissen op een verhelderende wijze toegelicht in twee belangrijke tijdschriftartikels: in het nr. 4/80 van het Algemeen-Nederlands cultureel tijdschrift Ons Erfdeel brengt de h. Johan Fleerackers een verantwoording bij de Nederlandse Taalunie, terwijl in de Nieuwsbrief nr. 4 - 1980 van het Algemeen-Nederlands Congres de h. G.R. Piryns het 38e Algemeen-Nederlands Congres (1980-1981) toelicht. Deze bijdragen sluiten zodanig op elkaar aan dat wij het zinvol geacht hebben grote gedeelten eruit samen te brengen.

De hoofdstukken ‘De Taalunie: Inhoud en Beleid’ en ‘Taalintegratie en culturele Integratie’ zijn van de heer J. Fleerackers, terwijl de hoofdstukken ‘Historische betekenis van de Congressen’, ‘Culturele Autonomie’, ‘Doorbraak’ en ‘De nieuwe congressen’ van de hand van G.R. Piryns zijn.

De Taalunie: inhoud en beleid

Waarom een Taalunie en wat ermee bereiken?

De Nederlandse taal is inderdaad niet beter of belangrijker of efficiënter om gedachten uit te drukken dan andere talen. Zij is zelfs wat verspreiding en gebruik betreft, slechts een regionale taal. Maar dat geldt in feite, met uitzondering van het Engels en het Spaans, voor elke Westeuropese taal. Het enige wat de Nederlandse taal belangrijk maakt is dat zij uniek is en dus onvervangbaar. Voor bijna 20 miljoen inwoners van dit delta-gebied in Europa is zij ‘moedertaal’, d.w.z. het eerste en voor de meeste mensen enig communicatie-instrument.

Taal is dus zeer belangrijk. Taalzorg is daarom niet alleen een culturele maar in niet mindere mate ook een sociale opdracht van de welzijnsstaat. Taalzorg is dus een overheidszaak en waar een taal gemeenschappelijk is aan inwoners van twee of meerdere staten is het logisch, ja noodzakelijk dat die taalzorg ook gemeenschappelijk gebeurt.

Taal is ook een instrument dat ontwikkeling, samenwerking en integratie vergemakkelijkt, zelfs conditioneert.

De cultuurgeschiedenis toont aan dat taalonderdrukking steeds leidt tot sociale achterstelling, tot intellectuele stilstand, wetenschappelijke achterstand, economische achteruitgang en politieke overheersing. Taalvaardigheid daarentegen versoepelt het maatschappelijk verkeer, prikkelt de intellectuele creativiteit, versterkt het zelfbewustzijn en werkt de sociale integratie in de hand. Taal is dus een instrument van integratie; het gaat eigenlijk aan elke vorm van integratie vooraf. Het totstandbrengen van een Taalunie, waartoe de regeringen besloten vóór andere vormen van culturele integratie, was om die reden ook logisch en verantwoord. Taalintegratie is de beste weg naar een ruimere integratie. Dat deze nu in een verdrag geregeld kan worden, is het gevolg van een langdurig sociologisch proces.

De wijze waarop de regeringen de Taalunie ook in de alledaagse werkelijkheid gestalte zullen geven, zal bepalend zijn voor het succes niet alleen van de Unie zelf, maar ook voor de verdere ontwikkeling van de culturele verhoudingen tussen Nederland en Vlaanderen.

De verdragteksten hebben zich daarom niet beperkt tot enkele algemeenheden en vage intenties, zoals dat met het cultureel akkoord van 1946 het geval was. De doelstellingen van de Taalunie zijn neergelegd in de clausules 4 en 5 van het Verdrag en kunnen in een drietal groepen concrete activiteiten worden ingedeeld:

 

1. het bereiken en waarborgen van taaleenheid door de wetenschappelijke codificering of ijking van de Nederlandse taal in spelling, grammatica, terminologie en de hulpmiddelen daartoe als woordenboeken en woordenlijsten, lexicografie en ook databanken;

 

2. het bevorderen van de kennis van taal en letteren, van taalvaardigheid en verantwoord gebruik van de Nederlandse taal door het taalgebruik via het onderwijs, publikaties, didactische middelen en initiatieven, ook van particuliere zijde;

 

3. het verspreiden, bekendmaken, ‘uitstralen’ van de Nederlandse taal en letteren zowel in het eigen taalgebied als daarbuiten via leerstoelen Nederlands en Nederlandse cultuurgeschiedenis, het instellen van een getuigschrift Nederlands voor buitenlanders, de vertaling van de Nederlandse literatuur en een gemeenschappelijk beleid t.a.v. internationale instellingen.

 

Een aantal van deze activiteiten worden reeds door bestaande instituten en initiatieven ondernomen. De

[pagina 147]
[p. 147]

Unie zal hier coördinerend optreden en in de toekomst hun belangen gezamenlijk behartigen en ondersteunen. Andere activiteiten maken het voorwerp uit van bilaterale samenwerking tussen Brussel en Den Haag. Voor zover het overheidsinitiatieven betreft, zullen deze activiteiten waarschijnlijk door het gemeenschappelijk Unie-apparaat worden overgenomen.

Dat dit Verdrag zich tot het terrein van de taal en de letteren beperkt en niet het gehele terrein van de cultuur omvat, werd door sommigen betreurd. De taaleenheid is echter het resultaat van een langdurig proces en is zowel in Noord als Zuid een maatschappelijk erkend feit.

Maar zover is het eenheidsinzicht op het brede terrein van de culturele samenwerking tussen Noord en Zuid nog niet geëvolueerd. Hier en daar wil men zelfs het begrip ‘culturele integratie’ weer ter discussie stellen, waarover hierna meer. Het omschrijven en vastleggen van overheidsmaatregelen die de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland tot de gehele culturele sector zou uitbreiden, zou een juridische onderneming zijn die nog meer verbeelding, overleg en beraad had gevergd. Een integratie-verdrag over zo'n uiteenlopende gebieden als dat van de kunsten, de volksontwikkeling, het jeugdwerk - en vergeten we dan de sport, het toerisme, het maatschappelijk opbouwwerk, de monumentenzorg etc.? Nee toch! - Zo'n verdrag zou andere structuren en overleg- en aviesorganen vereisen dan voor de goed omschreven gebieden van taal en letteren. Het pleit voor realisme dat de voorstanders van die brede culturele integratie, zoals het bestuur van het ‘Algemeen Nederlands Verbond’, voor deze zienswijze begrip hebben gehad.

De Taalunie is dus niet alleen het eindpunt van een historische evolutie, ten aanzien van de culturele samenhorigheid in ruimer verband vormt het ook de beste aanloop.

Taalintegratie en culturele integratie

Het welslagen van de Taalunie zal bepalend zijn voor de verhoudingen tussen Nederland en Vlaanderen in de naaste toekomst. Onvermijdelijk zal dit nieuw orgaan ook een zeker ‘raison d'être’ ontwikkelen. Bovendien neemt Vlaanderen het politieke lot steeds sterker in eigen handen. Een culturele integratie in ruimer verband - nadat de doelstellingen ervan scherper omschreven zijn -, is binnen de Belgische autonomie juridisch perfect uitvoerbaar.

Elke moderne cultuur heeft behoefte aan permanente uitwisseling, contacten en samenwerking zowel binnen het eigen cultuurgebied als met andere culturen. In het cultureel verkeer tussen Noord en Zuid blijven de staatsgrenzen het ongedwongen samenbrengen, uitwisselen en integreren van mensen en van culturele produktie- en distributiemiddelen nog steeds hinderen. Een Nederlandse omroepman of -vrouw kan bij de BRT niet of slechts heel moeizaam in vaste dienst komen: hij is geen ‘staatsburger’. De Rector van een Nederlandse Hogeschool zei mij eens vol trots dat hij maar liefst drie Belgen onder zijn docenten telde. Het Nederlandse boek kost in België meer dan in Nederland (en omgekeerd) - het duurt soms weken voor je het besteld krijgt. Voor elke gesubsidieerde uitwisseling van theatergezelschappen en orkesten moeten dikke dossiers worden aangelegd, want het zijn initiatieven van staat tot staat. Wie tentoonstellingen uit het andere land wil organiseren, weet wel waaraan hij begint, maar zelden wanneer de miserie eindigt. Wie de lijst van anomalieën in andere culturele sectoren, zoals de volksontwikkeling, het jeugdwerk, de film etc, zou willen aanvullen, komt met één nummer van dit tijdschrift niet rond.

Kwade wil van de overheid: neen! Het cultureel akkoord heeft heel wat voorzieningen en moedigt samenwerking aan. Onwil van hoofdstedelijke ambtenaren: evenmin; met geen enkel ‘buitenland’ is de ambtelijke samenwerking zo vlot en vriendschappelijk als tussen Brussel en Den Haag. Alleen ‘la propre raison d'être’ van administraties, reglementen en staatsstructuren leidt tot de inertie van de dubbele weg, van aparte reglementen, statuten, subsidieregels. Het wegwerken van deze administratieve hinderpalen in het cultureel verkeer van personen en culturele voorwerpen, het op elkaar afstellen van reglementen, het gezamenlijk opstellen van culturele maatregelen, het samenbrengen van talenten, deskundigheid en wetenschap, van culturele fondsen en van infrastructuur, in één woord: het voeren van één, op deze samenwerking afgestemd cultuurbeleid tussen Noord en Zuid, dat wil ik ‘culturele integratie’ noemen. Zo'n integratie is de enige weg om onze cultuur - en zeker de Vlaamse - van het gevaar van ‘inteelt en navelkijkerij’ te behoeden. Het is ook de beste weg om de Nederlandse beschaving ook buiten de grenzen betere kansen te geven en haar, vooral in Europa, als een ondeelbare taalgemeenschap beter herkenbaar te maken. Dat in deze eenheid de originele verscheidenheid in culturele expressie - een historisch kenmerk van onze Nederlandse beschaving - tot haar recht moet blijven komen is een vanzelfsprekende historische en sociologische constante.

Deze integratie-structuur doet evenmin afbreuk aan afzonderlijke regionale voorzieningen: ook nu zijn er aanvullende provinciale en gemeentelijke regels die

[pagina 148]
[p. 148]

de plaatselijke culturele initiatieven ondersteunen. Niet de BRT moet worden afgeschaft of de recente Vlaamse decreten; integratie betekent evenmin dat uitgeverijen maar in elkaar moeten opgaan - er zijn er eerder te weinig - of schoolboeken allemaal op één leest moeten worden geschoeid - behalve wellicht voor de eigen geschiedenis. Integratie is een bovenbouw, het dak dat de kamers van hetzelfde huis overkoepelt en het als dusdanig ook herkenbaar maakt en bewoonbaar. Dit is inzake taalintegratie het enige wat de Taalunie beoogt. Niets wordt afgeschaft, maar de communicatie wordt verbeterd, de samenwerking doeltreffender gemaakt en samen gedaan wat gezamenlijk beter en doeltreffender kan.

Op de vooravond van de dag waarop de Taalunie haar werkzaamheden zal aanvatten, leek het mij nuttig te peilen naar wat integratie ook in zijn brede betekenis wezenlijk inhoudt en wat het niet inhoudt.

De toenemende invloed van de overheid op de ontwikkeling van de cultuur - een gevolg van een noodzakelijke democratisering - maakt het wenselijk dat in een latere toekomst, deze samenhorigheid zich ook in andere culturele gebieden dan de taal en de letteren manifesteert. Omdat de staten ook in de culturele sfeer zo'n belangrijk aandeel hebben zal deze integratie alleen tot stand moeten komen via internationale weg. De particuliere sector zal inhoudelijk de objectieven van deze samenwerking vooraf moeten omschrijven.

Dit taal- en cultuurbewustzijn - in het Zuiden sterker dan in het Noorden - heeft niets te maken met een aftands chauvinisme of nationalisme. Hoe belangrijk taal ook is, het blijft een instrument en een hulpmiddel.

De Taalunie is er dus niet alleen voor de wetenschapsmens of de literator, maar op de eerste plaats voor de doodgewone man of vrouw die in deze contreien is geboren, er leeft en met die taal werkt. En misschien is die hij of zij er niet eens geboren; straks leven 10% emigranten binnen de Nederlandse taalregio. Ook voor hen geldt de Taalunie als middel tot sociale integratie. Maar samen vormen zij een groep van 20 miljoen Europeanen, voor wie de Nederlandse taal het voornaamste intellectueel instrument is waarmee ze het ‘in dit bestaan moeten zien te rooien’.

De Taalunie heeft slechts zin in zoverre de Nederlandssprekende er in zijn dagelijks bestaan iets aan zal hebben.

Historische betekenis van de congressen

Tot aan de vooravond van Wereldoorlog I hadden de Nederlandse Congressen een grote betekenis, onder meer voor de eenheid van de Nederlandse taal en het tot stand komen van het Woordenboek der Nederlandse taal.

Zij betekenden eveneens een krachtige steun voor de strijd om de vernederlandsing van het hoger onderwijs en de doorbraak van de economische richting in de Vlaamse beweging.

Tussen de twee wereldoorlogen werden geen Nederlandse congressen gehouden. Gewijzigde politieke omstandigheden, evenals de verzwakking van het Algemeen-Nederlands Verbond behoorden tot de voornaamste oorzaken.

Wel werd de lijn van de Nederlandse congressen gedeeltelijk doorgetrokken o.m. door de Wetenschappelijke congressen en de studentencongressen.

In 1949 nam dr. Jozef Goosenaerts het initiatief tot een 100-jarig herdenkingscangres te Gent.

In 1959 werd de draad terug opgenomen door het Algemeen-Nederlands Verbond, waartoe het Erasmus-genootschap en het Genootschap De Nederlanden in Europa waren toegetreden.

Vervolgens werden een twintigtal verenigingen uitgenodigd om samen de Bestendige Commissie voor de Nederlandse Congressen op te richten.

Deze commissie heeft een nieuwe reeks congressen ingericht, voor het laatst te Rotterdam in 1967.

Op deze congressen klonk steeds luider de vraag naar een vast institutioneel kader voor de Noord-Zuid integratie, een ‘Hoge Raad voor de Nederlandse Cultuur’, een ‘Stichting voor de Integratie van Noord en Zuid’, een ‘Academie voor de Nederlandse taal’. Dit alles in het spoor van het ‘rode boekje’ van de Gemengde Commissie ter uitvoering van het Nederlands-Belgisch cultureel accoord, getiteld ‘De Belgisch-Nederlandse samenwerking in de naaste toekomst’ (1962).

De gedachte maakte vorderingen in de geesten, maar de politieke en organisatorische verwezenlijking van deze plannen bleef achterwege.

De congressencommissie zag geen heil meer in het telkens herhalen van dezelfde gedachten die voorloig geen kans kregen.

De congressen werden tijdelijk gestaakt.

Culturele autonomie

De totstandkoming van de culturele autonomie in België door de grondwetsherziening van 1970 bood nieuwe kansen. Voortaan kon de Nederlandse gemeenschap in België een autonoom cultuurbeleid voeren, ook inzake internationale samenwerking. Voortaan vond ook de Nederlandse regering in het Zuiden een

[pagina 149]
[p. 149]

officiële partner, waarmee over gemeenschappelijke algemeen-Nederlandse aangelegenheden kon gesproken worden zonder de zo gevreesde inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van een bevriende staat.

Voor deze vrees, diep geworteld in de staatkundige traditie van het Koninkrijk der Nederlanden, had men in het Zuiden nooit begrip kunnen opbrengen. Zij werd aangevoeld als een uiting van onbegrip en onverschilligheid vanwege het Noorden.

Veel meer dan schakeringen in volksaard en cultuurpatroon heeft dit diepe misverstand honderdvijftig jaar lang de integratie in de weg gestaan.

Begin 1973 richtte het Algemeen Nederlands Verbond een brief aan de Nederlandse Minister-President, de Belgische Eerste Minister, de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap in België, de Vaste Commissie inzake onderwijs en cultuur van de Nederlandse Staten-Generaal, alsmede de politieke partijen in beide landen:

 

‘Naar de mening van het Algemeen-Nederlands Verbond is thans de tijd gekomen dat de regeringen hun beleid gaan toespitsen op het ontwerpen van structuren en het in het leven roepen van gemeenschappelijke organen voor het Nederlands cultuurgebied, die op meer doeltreffende wijze dan thans mogelijk is, de culturele integratie vorm en gestalte kunnen geven. Ook uit een oogpunt van financiële en andere zakelijke motieven is het zinvol op deze wijze het integratieproces te versnellen’.

 

‘Tegelijkertijd acht het Algemeen-Nederlands Verbond het van grote waarde dat met gelijk doel een contact tot stand wordt gebracht tussen parlementsleden van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap in België enerzijds en de Nederlandse parlementsleden anderzijds’.

Na besprekingen met overheidsinstanties verduidelijkte het A.N.V. de ontwikkelde gedachtengang in het memorandum ‘Een nieuwe aanpak: versnelde integratie van de Nederlandse cultuurgemeenschap’. Tussen de Cultuurraad van de Nederlandse Cultuurgemeenschap in België en de Vaste Commissie van de Nederlandse Staten-Generaal ontstonden geregelde contacten.

De bevoegde Nederlandse en Vlaamse ministers besloten op 4 februari 1975 een werkgroep ad hoc in te stellen met als taak:

 

a.binnen de zes maanden een advies uit te brengen over een adviescollege betreffende de Nederlandse taal;
b.daarna een afzonderlijk advies op te stellen op het ruimere gebied van de culturele samenwerking.

Doorbraak

In december 1976 verscheen het rapport ‘Ontwerp voor een Nederlandse Taalunie’.

Het internationaal verdrag dat deze Taalunie in het leven roept wordt op 9 september 1980 te Brussel ondertekend.

Op het gebied van taal en letteren, in de ruimste zin, gaat dit veel verder dan het aanvankelijk voorziene adviescollege; een gemeenschappelijke, bovennationale instelling gevestigd op een verdrag.

Daarentegen kwam het bredere terrein van de integratie niet aan de orde. De voorkeur werd gegeven aan een sterke institutionele oplossing op één belangrijk terrein, waar deze aanpak haalbaar bleek, boven een meer conservatieve oplossing voor een breder terrein.

Deze opmerkelijke doorbraak werd in brede kring toegejuicht, maar tevens werd de beperking van het terrein betreurd, vooral in kringen van het vormingswerk, het grensverkeer, jeugd- en schoolcontacten enz.

De nieuwe congressen

Uit de behoefte om aan het integratie-streven op al de terreinen die vooralsnog buiten de Taalunie vallen, een onderdak en gemeenschappelijk steunpunt te bezorgen groeide de gedachte aan een grondig vernieuwd Algemeen-Nederlands Congres.

Na een beperkt A.N.V.-beraad, op 12 februari 1977 te Antwerpen, groeide uit studies, contacten en gedachtenwisselingen de vereniging zonder winstoogmerk die op 24 september 1979 werd opgericht, en waartoe reeds veertig ‘aangesloten verenigingen’ zijn toegetreden.

De voorbereiding van de ‘nieuwe congressen’ was begonnen.

De hoofdlijnen van opvatting en methode werden beschreven in de teksten ‘Het Algemeen-Nederlands Congres’ (Neerlandia 1979, nr. 5) en ‘Het 38e Algemeen-Nederlands Congres (Neerlandia 1979, nr. 6). Op enkele maanden tijds werd een indrukwekkende hoeveelheid werk verzet. In een vijftiental sectoren werden ruim honderd contacten gelegd en tientallen adviezen ingewonnen. De eerste werkgroepen staken van wal. Dit werk moet nu geordend worden.

Een overzicht van de stand van zaken in de verschillende sectoren werd samengebracht in de documentatiemap die ter beschikking werd gesteld van de algemene vergadering.

[pagina 150]
[p. 150]

Het 38ste congres 1980-1981

Als grondgedachte voor het 38ste congres wordt voorgesteld:

Honderdvijftig jaar na de afscheiding wordt de totstandkoming van het Taalunieverdrag begroet als een mijlpaal in het lange, moeizame integratiestreven en een startpunt voor een versnelde integratiebeweging. De Taalunie moet nu, in een nauwe samenwerking tussen basiswerk en beleidsinstanties, vorm en inhoud krijgen.

Op de brede terreinen van maatschappelijk leven, die niet rechtstreeks door de Taalunie worden bereikt, moet de uitwisseling van mensen en ideeën bevorderd worden door het samenbrengen van gelijkgerichte en gelijkgezinde mensen en groepen rond concrete gemeenschappelijke belangstellingspunten. Het congres dient hiervoor als draaischijf.

Deze beweging moet gezien worden in een breed menselijk kader: een wezenlijke bijdrage tot het overstijgen van grenzen die mensen scheiden van mensen. Het geheel moet gericht blijven op concreet werk aan de basis en tevens bestendig aandacht wijden aan het positief beinvloeden van het overheidsbeleid, waardoor het basiswerk kan beschermd en bevorderd worden.

De openingszitting van het 38ste Algemeen-Nederlands Congres wordt gehouden op 8 november 1980 te Brussel.

In de voormiddag worden sectievergaderingen gehouden.

In de namiddag is er een programmavergadering, waarop het volledig werkplan van het 38ste congres bekend wordt gemaakt en alle secties een korte programmaverklaring afleggen.

 

Tot besluit worden belicht:

 

-de historische betekenis van de congressen;
-de Taalunie en de nieuwe Congressen als startpunt voor een versnelde integratiebeweging.

 

Het congres werkt dan een jaar lang verder in zijn afdelingen en studiecellen met als programma:

 

1.Overzicht van organisaties, initiatieven, structuren en beleid op hun werkterrein in de Noordelijke, de Zuidelijke en de Franse Nederlanden.
Vergelijkende studie.
2.Inventaris en evaluatie van de bestaande vormen van contact, samenwerking en integratie.
3.Opsporen van kansen en knelpunten voor een betere of versnelde integratie.
4.Opstellen van een concreet vijfjarenprogramma voor het integratiewerk aan de basis.
5.Aanbevelingen voor het beleid.

 

Het resultaat wordt gepubliceerd in werkstukken die samen een Algemeen-Nederlands Archief vormen. Zij vormen de grondslag van de congreswerkzaamheden.

Het slotcongres wordt gehouden gedurende twee of drie dagen te Brussel, waarschijnlijk in september 1981; het omvat sectievergaderingen, plenaire zittingen, een feestavond en een tentoonstelling.

De referaten en de aanbevelingen van het congres worden gepubliceerd in een Congresboek.

De uitvoering van de vijfjarenprogramma's wordt ter hand genomen.

De beleidsaanbevelingen worden bij de overheid bepleit en in de publieke belangstelling gebracht.

Bestendigheid

Het is wenselijk het congres met een regelmatige kadans van bv. vijf jaar te herhalen.

Op elk vijfjaarlijks congres wordt een overzicht gehouden van het gepresteerde werk en een nieuw werkplan opgesteld.

Het congresboek zou kunnen uitgroeien tot een Algemeen-Nederlands jaarboek, met als afdelingen: Spiegel van de Nederlanden, de Nederlanden in de Wereld, een algemeen-Nederlands bibliografie en kroniek.

Algemeen wordt de wens uitgedrukt dat het congres, tussen de vijfjaarlijkse manifestaties, zou blijven voortwerken als een studie- en documentatiecentrum en een bestendig contactcentrum voor de verschillende sectoren. Hierdoor zouden de inspanningen van vele eenzame werkers blijvend een wederzijdse steun vinden en elk nieuw congres zou niet opnieuw van de grond af moeten opgebouwd worden.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken