Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 86 (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 86
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 86Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 86

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 86

(1982)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

Op de leestafel

Gebelgd in Amsterdam

Als ik moet afgaan op de grappen, moppen en vernederende opmerkingen die Nederlanders en Vlamingen over elkaar weten te vertellen, te tappen en te plaatsen, dan kan ik onmogelijk een hoge dunk krijgen van het beeld dat ze van elkaar hebben. Ondanks alle integratie-initiatieven, waaraan met name in de loop van de naoorlogse jaren in een gestaag toenemende ijver is gewerkt, is men er tot op heden niet in geslaagd de in de loop van de geschiedenis ontstane kloof op een afdoende manier te overbruggen.

Af en toe verschijnt op de boekenmarkt een uitgave die deze wederzijdse negatieve beeldvorming onder de loep gaat nemen. Deze keer is het Myriam Ceriez die een dergelijke poging onderneemt. En zij weet waarover ze schrijft; als gewezen medewerkster van het ter ziele gegane tijdschrift NIEUWSNET werd zij, afkomstig als ze is uit Vlaanderen, met haar neus boven op deze ‘problematiek’ gedrukt.

Vanuit een gevoel van grote teleurstelling heeft ze op een aantal in het oog springende aspecten van deze beeldvorming gereageerd,

illustratie

een teleurstelling die ze treffend heeft weten te verwoorden in het opschrift dat ze haar boek heeft meegegeven. Of ze zich er op het ogenblik, dat ze deze woorden aan het papier toevertrouwde, van bewust geweest is, weet ik niet, maar het is door deze keuze, dat ze er een goed sluitende dubbele bodem in gelegd heeft. Eensdeels verwijst het eerste woord naar het land van herkomst, waarmee ze een kenmerkend Nederlands woordgebruik aan de kaak stelt (in Nederland wordt een bewoner van het Nederlandstalige deel van België zelden als Vlaming aangeduid), anderdeels gebruikt ze het om uiting te geven aan een brok ergernis.

Ze geeft er blijk van scherp te kunnen waarnemen en ook haar gehoor laat haar niet in de steek. Nadat ze heeft verwerkt wat ze heeft opgevangen (meestal ongevraagd móest opvangen), weet ze het op een voortreffelijke wijze, verpakt als de woorden zijn in een kleurig taalkleed, van zich af te schrijven. Weliswaar schiet ze daarbij af en toe uit in een ietwat sarcastische richting, maar de humoristische toonzetting blijft toch het karakter van dit boek bepalen.

Als gevolg van haar verblijf in Amsterdam voelt ze zich verplicht geen blad voor de mond te nemen als het erom gaat de Nederlanders in de spiegel te laten kijken die ze - hen vrijblijvend (?) voorhoudt. Ze koestert daarbij de hoop dat ze zich erin zullen herkennen als ze weer eens een keer menen zich te buiten te moeten gaan aan ‘onschuldige’ vrolijkheid om HET BELG. Die ‘vrijheid’ kan men zich veroorloven zonder bang te hoeven zijn voor mogelijke nare gevolgen; immers een Belg heeft geen haviksneus (Jodenmoppen ruiken naar de gaskamer en het antisemitisme) en al evenmin kroeshaar (Surinamers en Molukkers kunnen niet spottend worden aangepakt, want dan ligt binnen de kortste keren het hele treinverkeer voor weken stil).

Ook heeft ze ontdekt hoe totaal verschillend er in Nederland en Vlaanderen gereageerd wordt als men in aanraking komt met buitenlanders die Nederlands gestudeerd hebben. Voor een Vlaming is dat voldoende reden om één en al oor te zijn aangenaam verrast als hij is; een Nederlander vindt zoiets maar gek en ‘onthaalt’ ze met onbegrip en meewarigheid.

Toch heeft ze, ondanks alle verschillen die zich aan haar opdrongen, ook een eigenschap ontdekt die het gemeenschappelijk bezit is van Nederlanders en Vlamingen.

Toen ze namelijk de Nederlanders beter leerde kennen, vielen ze van het voetstuk; ze kwam tot de vaststelling dat ze, net als dat blijkens haar ondervinding ook bij Vlamingen het geval schijnt te zijn, elkaar graag onder de gordel slaan als erboven te hoog uitvalt. Met het maken van deze opmerking zinspeelt ze op de zucht zich te buiten te gaan aan roddel- en lasterpraat. Naar haar mening is het één van de weinige gemeenschappelijke Grootnederlandse oerkenmerken die de scheiding overleefd hebben.

Natuurlijk kun je over een dergelijk gegeven een hele polemiek opzetten. Maar dan dienen de Nederlanders wel te bedenken dat de Vlamingen het laten afweten; die kenmerken zich niet door een hang naar discussie op papier waaraan Nederlanders zich in hun kranten zo graag te buiten gaan. Naar haar bescheiden mening heeft deze handelwijze veel weg van elleboogwerk; immers als je je voldoende hult in een rookgordijn vol schijn en woorden (om zo je kwetsbare ego af te schermen) kun je het ver brengen in het rokerige Nederland.

En dan blijkt het er weinig toe te doen of die Nederlanders ‘college gelopen’ hebben (b.v. aan de fabriek van het rood verstand, waarmee ze zeer raak de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam kenschetst) of een ‘cursus gevolgd’ hebben aan één of andere Belgische universiteit. Door de beide tussen aanhalingstekens geplaatste begrippen tegenover elkaar te plaatsen, wil ze de verschillen in instelling accentueren, waarmee in Nederland en Vlaanderen hoger onderwijs gevolgd wordt; kenmerkt het Nederlandse zich door een grote mate van vrijblijvendheid, het Belgische is veel strakker van opbouw.

Tot slot nog een enkele opmerking over de wijze waarop zij in haar tekst telkens het woord ‘Belgisch’ gebruikt. Ik heb daarstraks al opgemerkt dat ze daarmee een bepaald Nederlands woordgebruik over de hekel haalt; ongetwijfeld heeft ze, elke keer als ze het neerschreef, een spotlach in haar ogen gehad. Ze moet al vrij gauw, nadat ze zich in Amsterdam had gevestigd, in de gaten gekregen hebben, dat men in Nederland nergens banger voor is dan zich te branden aan koud water. Dat is er mee de oorzaak van dat in Nederlad bij hoge uitzondering over ‘Vlaanderen’ en ‘Vlamingen’ gesproken wordt; men zou eens kunnen worden beschuldigd van inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van onze zuiderburen.

[pagina 128]
[p. 128]

Daarom is het veiliger je ‘Belgisch’ op te stellen. Dat heeft trouwens ook nog het bijkomende voordeel dat je achter een dergelijk ‘woordscherm’ je onverschilligheid ten opzichte van de Nederlandstaligen in dit land kunt verbergen. Ik geloof niet dat men dat in het Noorden beseft, maar in Vlaanderen wordt het door velen als frustratie ervaren dat men in Nederland (waarvan men het in cultureel opzicht altijd verwacht heeft en nóg verwacht) zich zo weinig gelegen laat liggen aan het Vlaamse landsdeel. Hopelijk kan het boekje van deze ‘ge-BELG-de’ dame ertoe bijdragen dat in Nederland ogen open gaan voor de werkelijke toestand in het noorden van België. Voor Nederlanders is dit geen buitenland, hoort het althans niet te zijn, deelgenoten als we zijn van onze gemeenschappelijke taal en cultuur.

Marten HEIDA

 

Naar aanleiding van: Myriam Ceriez,

Gebelgd in Amsterdam

117 biz.; f 17,50

Uitg. Manteau, Antwerpen/Amsterdam

Prof. dr. J.W. Schulte Nordholt, Joh. Diepraam
‘Tot ik John Adams leerde kennen’

63 blz. met kleurenfoto's en illustrates. Uitg. Kosmos, Amsterdam, f 22,50.

 

Het boek is geplaatst in het teken van de ‘Bicentennial’ en schept een beeld van John Adams' tweejarige ambtsperiode in de Republiek der Verenigde Nederlanden (1781-1782) en van zijn huis in Quincy (Massachussets), nabij Boston.

De diplomatieke activiteiten van Adams hadden het nu 200 jaar bestaande Verdrag van Vriendschap en Handel als resultaat en het thans 250 jaar oude huis bevat talloze herinneringen aan Adams' verblijf in de Republiek.

De auteurs slaagden erin een helder beeld te geven van Adams en zijn werk.

De tekst en de vele mooie kleurenfoto's van Onno Meester maken dit boek tot een boeiend geheel.

J. VAN HOORN

Constance Teichmann

De artieste en kunstbeschermster Constanse Teichmann (Antwerpen, 1824-1896), die bovendien uitmuntte door haar grote menslievendheid jegens zieken en noodlijdenden, is een van de meest hoogstaande vrouwenfiguren uit de 19e eeuw in ons land. Aan haar karitatieve aktie, vooral ten bate van het Rode Kruis, heeft direkteur-generaal Carl Vandekerckhove een lijvige brochure gewijd, die als nr. 277-278 in de ‘Vlaamse Toeristische Biblioteek’ werd opgenomen. De auteur laat ons kennis maken met het gezin van gouverneur Theodoor Teichmann en Jenny Coppal, waarin Constance als derde dochter werd geboren. Aan de hand van haar dagboek wordt het schoonmenselijk profiel van deze uitzonderlijke vrouw getekend, o.m. met betrekking tot de oprichting van het kindergasthuis Louise-Marie te Antwerpen (1846), haar hulpverlening aan de choleralijders op het quarantaineschip ‘Agnes’ (1866) en haar belangeloze inzet voor de gekwetste soldaten in de Frans-Duitse oorlog (1870-1871). In die zin behoort ze tot de pioniersgeneratie van het Rode Kruis in ons land. Terloops wordt ook gewezen op haar invloedrijke rol als beschermster van Vlaamse kunstenaars en op haar vriendschap met Peter Benoit en Edgard Tinel. Kortom, we hebben te doen met een leerrijke brochure over een boeiende persoonlijkheid.

 

Deze brochure is verkrijgbaar tegen 70 fr. (73 fr. over de post) in alle V.T.B.-boekhandels. Een abonnement op twaalf achtereenvolgende nummers van de ‘Vlaamse Toeristische Biblioteek’ kost slechts 400 fr.

Op afstand

Uitgever: Het Wereldvenster, Bussum, voor Vlaanderen, Standaard Uitgeverij Antwerpen

 

Dr. Henk Waltmans, lid van de Tweede Kamer voor de PPR, in ANV-kringen allesbehalve een onbekende, schreef over de 108 dagen durende kabinetsformatie in Nederland in ‘De Nieuwe Linie’ dertien artikelen onder de titel ‘lk informeer op afstand mee’. Deze bijdragen, aangevuld met een kroniek van de meest interessante feiten en belangrijke ontwikkelingen tijdens de formate, zijn thans in boekvorm uitgekomen onder de titel ‘Frommelend naar het Catshuis’. Het boekje is een aanwinst voor de litteratuur over de hedendaagse staatkundige geschiedenis van Nederland. De tekst is uitermate vlot en helder geschreven, maar daar is Henk Waltmans dan ook oud-journalist voor. Als men dit boekje leest en vergelijkt met de artikelen in tijdschriften, kranten en in boeken van de hand van de meeste politocologen is dat een bewijs hoe deze materie in een voortreffelijk Nederlands óók vertolkt kan worden. Een van de conclusies van Henk Waltmans trekt de aandacht van iedereen die belangstelling aan de dag legt voor de Nederlandse staatsinrichting en het politieke gebeuren, te weten: ‘Er zijn redenen genoeg de discussie opnieuw te openen over de invoering van een soort van formatiestatuut met regels omtrent procedure, maximale formatieduur, verantwoording en eenduiding gebruik van termen. De formatie is een te zware schakel in het staatsbestel’. Wie wil weten hoe het allemaal gegaan is bij de totstandkoming van het Tweede Kabinet-Van Agt, moet dit boekje lezen. Het boekje sluit met een oordeel van mevr. drs. Ria Beckers over de formatie.

G.G.

Vrije volkeren

‘Verenigd Europa als gemeenschap van vrije volkeren’ luidt de titel van een boekje dat bij de uitgeverij de Friese Pers Boekerij BV te Leeuwarden werd uitgegeven. Schrijver: J.H. Scheps. De inhoud is een uitgewerkte tekst, met aanvullingen en uitgewerkte stellingen, van een inleiding die de schrijver hield voor de leden van de afdeling Amsterdam van het ANV. Het bijzondere van het boekje is, dat het tal van gegevens bevat over de Europese naties en volkeren en tegelijkertijd een duidelijk inzicht verschaft in de positie van de minderheden in het Oude Werelddeel. In wezen is het boekje een pleidooi voor de omvorming van eenheidsstaten tot federale gemeenschappen. De minderheden dienen, in alle vrijheid, in het verenigde Europa te worden opgenomen. Doel moet een Europese Confederatie zijn, op democratische grondslag. Daardoor zijn dan de culturele waarden, de geesteiljke en politieke vrijheden gewaarborgd. Interessant zijn de gegevens over inwoner-tal, geografische grootte e.d. van de Verenigde Staten, De Sovjet-Unie, China, Japan en India tot de kleinere - althans daarmee gemeten - landen.

Een apart hoofdstuk is gewijd aan het onderwerp: ‘Friesland, Nederland en het Verenigde Europa’.

G.G.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Gebelgd in Amsterdam


auteurs

  • Marten Heida

  • J. van Hoorn

  • Geert Groothoff

  • over J.W. Schulte Nordholt