Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 87 (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 87
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 87Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 87

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 87

(1983)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 73]
[p. 73]

Van Noord en Zuid

Manifest van de Frans-Vlamingen aangenomen door de kulturele en regionalistische verenigingen van Frans-Vlaanderen

De leden van de volgende verenigingen - Michiel de Swaenkring, Comité Flamand de France, ‘Menschen lyk wyder’, ‘Het Reuzekoor’, ‘Tegaere Toegaen’ - bijeengekomen in Hazebroek op 28 en 29 november en 19 december 1981, ter gelegenheid van de vierde Vlaamse Volkshogeschool, hebben, namens alle inwoners van de arrondissementen Rijsel, Dowaai en Duinkerke die zich Frans-Vlamingen voelen en het ook willen blijven, het manifest van de Frans-Vlamingen aangenomen.

Dit manifest somt de voorwaarden op die door alle betrokkenen en alle verantwoordelijken tegelijk vervuld moeten worden, willen de Fransen uit Vlaanderen hun eigen regionale kultuur kennen en kunnen verspreiden, en zodoende zichzelf ontplooien en het nationale leven verrijken met eerbiediging van hun gemeenschappelijke identiteit.

Dit manifest is gegrond op de onvervreemdbare rechten die aan de personen en de etno-kulturele groepen worden toegekend door de Universele Verklaring van de Mensenrechten, de Verklaring der Beginselen voor de Internationale Kulturele Samenwerking, de Europese Konventie ter Verdediging der Mensenrechten en der Fundamentele Vrijheden, stuk voor stuk teksten die ondertekend werden door de Regering en geratificeerd werden door het Parlement van ons land.

De Frans-Vlamingen eisen de eerbiediging van hun recht om als Vlamingen erkend te worden

1. - Doordat ze samenhorigheid erkennen met degenen die de Regio Noord-Nauw-Van-Kales bewonen, onder meer Artesiërs, bewoners van het Boonse, Kamerijkers en Henegouwers, staan ze erop om genoemd te worden bij hun eigen naam ‘Frans-Vlamingen’ en verwerpen ze iedere andere min of meer kunstmatige naamgeving.

 

2. - Doordat ze hun wil betuigen om mee te werken aan de ontplooiing van de regio Noord-Nauw-van-Kales, vragen ze dat het regionale kader, de eigenheid van Frans-Vlaanderen, vrucht van de aardrijkskunde (het Vlakke Land) en van de geschiedenis (het Graafschap Vlaanderen) niet miskend zouden worden; ze precizeren, in dit opzicht, dat de term ‘Frans-Vlaanderen’ toepasselijk is op de arrondissementen Rijsel, Dowaai en Duinkerke en dat hij niet uitgebreid mag worden tot het geheel van de Franse Nederlanden en nog minder beperkt blijven bij de enkele kantons in het arrondissement Duinkerke waar de Vlamingen Vlaams spreken; ze steigeren tegen elke verdeling van de Vlaamse arrondissementen over verschillende departementen, in geval van eventuele administratieve herindeling.

 

3. - Zij vragen dat het embleem met de Vlaamse Leeuw, ver van beschouwd te worden als een tot oproer aanzettend teken, door de publieke overheid erkend zou worden, en zetten de lokale gemeenschappen en de particulieren aan om het te hijsen naast de nationale en gemeentelijke kleuren, ter gelegenheid van openbare feesten en plechtigheden.

 

4. - Ze vragen dat de plaatsnamen van Vlaamse of Pikardische oorsprong geëerbiedigd of in eer hersteld zouden worden door de lokale gemeenschappen, door de departementen en regionale overheid en door de nationale administraties; dat de nieuwe namen van wijken en elke nieuwbouw gekozen zouden worden in samenhang met de oorspronkelijke toponymie; dat ze voor de bestaande of te scheppen verkavelingen ter ekonomische ontplooiing, de echte streeknamen die te dikwijls miskend zijn, weer op zouden nemen (Blootland, Houtland, Pevele, enzovoort...).

 

5. - Ze vragen dat de familienamen evenals de plaatsnamen van Vlaamse oorsprong, gespeld en uitgesproken worden volgens hun korrekte Vlaamse uitspraak en dit vooral op radio en televisie.

De Frans-Vlamingen eisen dat hun eigen geschiedenis en hun natuurlijk en kultureel erfdeel gekend en gevrijwaard zouden worden

6. - Om te maken dat de Frans-Vlamingen meer bewust van en trots zouden zijn op de waarde van hun erfdeel, vragen ze dat hun geschiedenis die lang onderscheiden is geweest van die van de overige Fransen, en die, in ieder geval originele trekken vertoont, onderwezen zou worden, in permanent verband met de nationale en universele geschiedenis, in de scholen, atenea en kolleges van Frans-Vlaanderen, en dat het aanzienlijke aandeel dat de Vlamingen hadden in de ontplooiing van de wetenschap, techniek en kunst in onze Westerse beschaving biezonder onderstreept worden.

 

7. - Ze vragen dat de navorsing van het patrimonium van de Frans-Vlamingen, aangewakkerd zou worden door het stichten van of de steun aan hieraan beantwoordende instellingen of verenigingen en dat de resultaten van dit vorsingswerk uitgegeven en ruim verspreid of via andere media bekend gemaakt worden.

 

8. - Ze vragen dat de wetten streng toegepast zouden worden en dat aanvullende maatregelen genomen worden, biezonder op regionaal vlak, om, beter dan vroeger, de ongeschonden natuur en het kulturele erfdeel van Frans-Vlaanderen te vrijwaren - originele landschappen, schilderachtige hoekjes, historische plaatsen, landelijke gebouwen, kunstwerken, technische of alledaagse voorwerpen, archief, enzovoort... - en dat ruimere kredieten aan deze tak besteed zouden worden om de achterstand in te halen en sommige vergissingen recht te zetten.

 

9. - Ze vragen dat maatregelen genomen worden biezonder op regionaal vlak om de vervlakking van de bewoning tegen te gaan, door betere raadgeving en richtlijnen aan eigenaars en promotoren en door aanmoediging van ieder initiatief gericht op de ontplooiing van de kreativiteit van de stedebouwkundigen, architekten en aannemers met inachtneming van de traditionele normen en materiaal.

De Frans-Vlamingen eisen dat hun recht tot uitdrukking in hun eigen taal erkend en tot werkelijkheid gemaakt zou worden

10. - Ze vragen dat het Vlaamse dialekt, gesproken of begrepen door 150.000 mensen in de Westhoek (arrondissement Duinkerke) niet meer beschouwd zou worden als ‘allogene taal’ maar, integendeel, als een van de moedertalen van de Fransen en dat op grond daarvan het in kleuteren lager onderwijs gebruikt zou worden in het raam van een globale pedagogie en onderwezen aan de kinderen, zodat zij zich zouden mogen ontplooien in de taal van hun voorouders; zodat zij, als zij het wensen, in het voortgezet onderwijs, de kennis van het Nederlands - litteraire vorm

[pagina 74]
[p. 74]

van het Vlaams, dat over onze grenzen door twintig miljoen Europeanen gesproken wordt - gemakkelijker zouden kunnen leren.

 

11. - Ze vragen dat de Pikardische dialekten, gesproken in Frans-Vlaanderen - in Grevelingen en omstreken, in de Leievlakte en in de arrondissementen Rijsel en Dowaai eveneens erkend zouden worden en gebruikt in het kleuter- en lager onderwijs om het begrijpen mogelijk te maken van de traditionele volkskulturen van de Romaans sprekende Vlamingen.

De Frans-Vlamingen eisen dat hun kulturele uitdrukkingsvormen erkend, ontwikkeld en doorgegeven worden

12. - Zij vragen dat de officiële overheid, samen met de inspanning ten gunste van de feesten gewijd aan de verschillende nationale en buitenlandse kulturen, belangrijke hulp zou toekennen, met het oog op decentralizatie en volksopvoeding, aan alle initiatieven die, zowel in het Frans, in het Vlaams als in het Pikardisch, gebruik maken van de traditionele uitdrukkingsmiddelen - litteraire werken, volkstoneel, muziek, liederen, dansen, spelen enzovoort vooral als het erom gaat om ze aan te passen aan de nieuwe technieken en ze open te stellen voor de aspiraties van de hedendaagse mens.

 

13. - Zij vragen dat de Frans-Vlamingen, zonder dat hun oprechtheid tegenover Frankrijk ook maar in twijfel getrokken zou worden, voor hun etnische en kulturele solidariteit zouden mogen uitkomen met de Vlamingen van over de grens en de uitwisselingen uitbreiden met België en Nederland in het biezonder, met het oog op medewerking aan de herwaardering van Vlaams en Pikardisch, en om die als band te laten dienen tussen de Franse kultuur en die van de Noordelijke Nederlanden.

 

14. - Zij vragen dat alle media - zowel de publieke als de private, zowel pers, radio als televisie - een ruimere plaats zouden inruimen voor de geschiedenis, de kultuurvormen, de traditionele talen van Frans-Vlaanderen; dat op die gebieden alle wettelijke, financiële en technische ‘faciliteiten’ gegeven zouden worden aan de kommunicatiemiddelen uit initiatief van partikulieren of verenigingen ontstaan (uitgeverij, private lokale radio enzovoort...).

 

15. - Zij vragen dat het imago van Frans-Vlaanderen samen met dat van de hele regio Noord-Nauw-van-Kales, geherwaardeerd zou worden, zowel in het binnen- als in het buitenland, door het toenemen van de informatie over de rijkdom van onze steden en van ons platteland aan de ene kant, en door een volgehouden inspanning ten gunste van een sociaal toerisme met hoge kwaliteit aan de andere kant; dit in samenwerking met de onderwijs- en woningstrukturen, met de massamedia en met medewerking van de bevolking uit de ontvangstzones.

 

Dit manifest wordt aangevuld door bijlagen die de voorstellen en de eisen opgenomen ter uitvoering van de hierboven uitgedrukte beginselen nauwkeurig vermelden.

 

Michiel de Swaenkring:

13, rue de l'Eglise, Bierne F-59380 Bergues

Menschen lyk wyder:

C.S.E., Place Degroote, 59190 Hazebroek

Het Reuzekoor:

316, Boulevard de la République,

59340 Rosendael

Tegaere Toegaen:

C.S.E., Place Degroote, 59190 Hazebroek

Comité Flamand de France:

9, rue Jeanne d'Arc, 59370 Mons-en-Baroel

Een uitzending van de BRT schooltelevisie voor de leerlingen van 15 tot 18 jaar

INTEGRATIE MET NEDERLAND
Uitzendingen: 22-11-1982 om 17.30 uur
  30-11-1982 om 15.30 uur
  03-12-1982 om 15.30 uur

Tekst en presentatie: Jaklien Caenberghs

Film: Ko Algoet, Walter Smets, BRT-archief

Montage: Walter Smets

Assistentie: Lieve Simoens

Regie: Colette Manhaeve

Programma: Karel De Goeyse

Productie: Schooluitzendingen

Medewerking en advies:

 

Mr. J. Fleerackers
Prof. Dr. R. Willemyns
Drs. B. De Hoog
Dhr. Cas Goossens
-Zeg Kees, weet je hoe je 10 Nederlanders in een 2 PK krijgt?
-Ik zou het niet weten.
-Door er een muntstuk in te gooien...
-Ik ken er nog een: Weet je waarom er zo weinig Nederlanders een koelkast hebben?
-Nee.
-Omdat ze er niet zeker van zijn dat het lichtje uit is als de deur dicht is.
-Aan mij: Hoe herken je een Belg 's maandags als hij op kantoor komt?
-Zou ik niet weten.
-Aan de schrammen op zijn gezicht. Op zondag probeert ie altijd met mes en vork te eten... En weet je waarom er in het jaar tweeduizend een oorlog zal ontstaan tussen Belgen en Nederlanders?
-Nee.
-Omdat in het jaar 2.000 de Belgen de Belgenmoppen zullen begrepen hebben!

 

We zijn niet mals voor onze buren, zo lijkt het wel, en hun genegenheid voor ons is ook niet overweldigend. Zo lijkt het tenminste als we uitgaan van de vooroordelen zoals die in de bekende Hollanders- en Belgenmoppen tot uiting komen. De vraag is natuurlijk of dit typisch is voor Vlamingen en Nederlanders: want, de Italianen vinden we oneerlijk. De Fransman overstelpt ons met zijn woordenvloed - blablabla, zeggen we, en de Duitser... Is dat niet die bierdrinkende, worstetende, corpulente blonde man?

We hebben er kennelijk behoefte aan de Europese buren in heel kleine cliché-achtige vakjes te stoppen. De Nederlander het meest van al. Maar, de zuinigheid van onze Noorderburen mag dan spreekwoordelijk zijn, helemaal waar is het niet: nergens in Europa is het zo makkelijk rammelen met de collectebus en hem vol te maken, of een liefdadigheidsactie te voeren via de televisie: iedereen heeft meteen zijn hand in zijn portefeuille om een oordje bij te dragen.

De afkeer daarentegen om veel geld te geven aan dagelijks lekker eten is dan weer zeer groot: de gemiddelde Nederlandse tafel is soberder gedekt dan de Vlaamse.

Als we naar China gaan of naar Peru of naar Noorwegen zelfs, zijn we zelden verwonderd als we daar andere levenswijzen, gewoonten en opvattingen aantreffen. Integendeel: we verwachten dat, dat maakt deel uit van de charme van een reis.

Maar Nederland is zo dichtbij dat we ons niet echt realiseren dat op die korte afstand de levenswijze toch al ingrijpend anders kan zijn.

En precies omdat we zo een beetje zitten te verwachten dat zij zoals wij zijn - en omgekeerd in hun ogen: wij zoals zij -

[pagina 75]
[p. 75]

precies daarom worden de verschillen oorzaak van een zekere wrevel, irritatie, onbegrip, onverdraagzaamheid misschien ten opzichte van elkaars levensgewoonten en vandaar de - van goedmoedige tot stoute - Hollander- en Belgenmoppen. Eén van de redenen waarom we de indruk hebben dat we niet zover van mekaar afstaan is de TAAL.

 

Vr.: De eenheid van taalgebied, bestond die, of was dat een fictie?

Antw.: Nee, die bestond zonder enige twijfel. Het Nederlandse taalgebied was tot de 15de eeuw één, en dan is er een historische gebeurtenis die dat allemaal overhoop heeft gegooid: dat is dan de 80-jarige oorlog, dus de opstand van alle Nederlanders tegen het Spaanse gezag. Als gevolg daarvan krijg je vanaf 1585, de val van Antwerpen, een politieke grens binnen het Nederlandse taalgebied en dan zie je dat de twee delen van dat voormalige gebied, dat die zich apart gaan ontwikkelen. In het Zuiden heb je de gevolgen van de oorlog die dus economisch heel sterk voelbaar zijn en ook wat het geestesleven betreft een heel erge ontwikkeling kennen in die zin dat door het terugkeren van de Spanjaarden en de verscherping van de inquisitie veel Vlaamse intellectuelen en kunstenaars naar het Noorden trekken met als gevolg dat wij een beetje in een cultureel vacuüm terechtkomen en diezelfde mensen dan in het Noorden zorgen voor de culturele bloei die men de Gouden Eeuw heeft genoemd. Daar komt bij dat de economische positie van het Noorden van dat moment af heel erg vlug verbeterde en wij dus voor een totaal tegengestelde ontwikkeling kwamen in Noord en Zuid.

Tot in de zestiende eeuw vormden België en Nederland één gebied: de zeventien Provinciën. Maar door Godsdienstoorlogen viel het uit elkaar: in het Noorden een vrije Republiek; in het Zuiden de Spaanse, Oostenrijkse en daarna de Franse Nederlanden.

In 1815 werd het gebied weer samengebracht om in 1830 te worden tot wat het nu bekend is onder de namen Nederland en België.

 

Vr.: Het Noorden en het Zuiden waren uit mekaar gegroeid en in 1936 zou dat nog eens extra beklemtoond worden.

Antw.: Inderdaad in 1936 is er iets heel belangrijks gebeurd voor de ontwikkeling van de gemeenschappelijke taal: het Nederlands. Toen heeft de Nederlandse regering op advies van een commissie van geleerde heren besloten om een andere spelling van het Nederlands in te voeren m.a.w. men schreef vanaf dat ogenblik in Nederland een ander Nederlands dan in België en uw ouders en mijn ouders en de ouders van onze jonge luisteraars zij allemaal hebben een ander Nederlands geschreven in België dan de Nederlanders in Nederland schreven; met name ‘visschen en boomen’ met sch en met twee o's etc. Na de oorlog heeft men ingezien dat het rampzalig zou worden. Indien die ontwikkeling zich verder zou zetten zou het kunnen voorkomen dat we na verloop van tijd niet alleen een andere taal zouden schrijven maar ook een andere taal zouden spreken zoals dat op dit ogenblik het geval is bijvoorbeeld tussen het Noors, het Zweeds en het Deens: drie talen die aan mekaar verwant zijn maar die in de loop van de geschiedenis uit elkaar zijn gegroeid. Welnu, België en Nederland die dan samen na de oorlog in 1946 een cultureel akkoord hadden gesloten en een afspraak hadden gemaakt om cultureel samen te werken hebben toen ook een commissie ingesteld van geleerde professoren om te zoeken een gemeenschappelijke spelling van de Nederlandse taal uit te vaardigen, gangbaar in de beide landen.

 

Vr.: Na de oorlog was er behoefte aan contact met het Noorden en voor een deel werden de contacten aangemoedigd door de overheid.

Antw.: Zeker, door de overheid, door het cultureel verdrag, ik herinner me nog zeer goed dat vanaf die tijd, de vijftiger jaren, de Nederlandse toneelgezelschappen regelmatig op bezoek kwamen en ook de Vlaamse theaters werden in Nederland uitgenodigd. Dat was een revelatie. Vandaag is het een beetje gek want wij worden dagelijks geconfronteerd met het culturele leven over de grenzen via de televisie, maar de televisie was er toen nog niet. Theaters kwamen op bezoek, er was een uitwisseling van dichters en van schrijvers die mekaar wel kenden uit de boeken maar mekaar nog nooit in levende lijve hadden gezien. Vooral de jonge dichters en de jonge schrijvers.

 

Vr.: Dat gebeurde in de conferentie der Nederlandse Letteren?

Antw.: Ja, in 1951 werd de Algemene Conferentie van de Nederlandse Letteren ingesteld waarvan de Vlaamse schrijver Herman Teirlinck de grote bezieler was, een conferentie die bestond uit mensen uit de literatuurwereld, uit de uitgeverswereld, mensen van de omroep en later van de televisie en ook de bibliothecarissen van de bibliotheken in beide landen.

Deze mensen kwamen jaarlijks en komen ook nu nog jaarlijks bijeen in de beide landen en wisselen elkaars problemen uit en zoeken de beste manier om samen te werken.

Maar niet alleen de overheid heeft daarbij geholpen, ook vanuit de particuliere wereld, vanuit het verenigingsleven, de culturele verenigingen, de jeugdverenigingen en vanuit de sport uiteraard kwamen er nieuwe initiatieven op gang om de contacten tussen Noord en Zuid te verbeteren en te versterken.

 

*

 

Naarmate Vlaanderen in de jaren zeventig meer culturele autonomie zou krijgen werd de wil om met Nederland één cultuurgemeenschap te vormen nog sterker: uit die overweging ontstond de gedachte om bij elkaar een cultuurhuis op te richten.

Zo werd in 1981 het Vlaams Cultureel Centrum ‘De Brakke Grond’ in Amsterdam geopend. Niet iedereen in Vlaanderen ging ermee akkoord: de medewerkers verbonden aan de Belgische culturele centra reisden helemaal naar Amsterdam om hun ongenoegen te laten blijken over een beleid waarvan zij vonden dat het teveel gericht was op prestige: wat moest Vlaanderen met een duur cultuurhuis in Nederland, als er voor eigen huizen in België geen geld was?

Bovendien moest spijtig worden vastgesteld dat de liefde nogal van één kant kwam: de Nederlanders schijnen helemaal niet van plan een Nederlands huis in Brussel of enige andere Vlaamse stad te vestigen, terwijl ze dat wel hebben in andere Europese hoofdsteden.

Met andere woorden, spijts de goede wil en de inzet van de mensen die in de integratie-gedachte geloofden blijft het toch enigszins stroef verlopen, dit proces van culturele éénwording.

Wat de éénwording van taal betreft, die had ondertussen versterking gekregen uit een hoek waar het helemaal niet werd verwacht: de televisie. Vanaf de jaren vijftig groeide opnieuw het besef - door iedereen 's avonds in zijn eigen huiskamer vast te stellen dat de taal die in het Noorden en

[pagina 76]
[p. 76]

het Zuiden werd gesproken in feite één taal was.

Wat voor jullie nu erg gewoon klinkt, was het voor de kijkers van 1960 helemaal niet; de taal in Noord en Zuid was erg verschillend geworden. De verfransing van Vlaanderen in de negentiende eeuw had ervoor gezorgd dat het merendeel van de Vlamingen die hadden gestudeerd die studies in het Frans hadden gedaan en dat vrijwel alles in het Frans gebeurde. Toen de Vlamingen hun eigen taal opnieuw ontdekten hadden ze meteen ook een achterstand in te halen ten opzichte van de radpratende, goed uit zijn woorden komende Noorderling. Want, daar waar in vroegere tijden het Nederlands uit Vlaanderen en Brabant de toon aangaf, nam het Noorden de leiding over en dit is nu nog altijd zo. Er ontstond bij vele Vlamingen een gevoel van frustratie tegenover de Nederlander die het altijd beter en vlotter kon zeggen. De Vlaming had het gevoel dat de Nederlander zijn taalgebruik ook opdrong als norm en in ieder geval had de Noorderling weinig begrip voor het Zuid-Nederlandse taaleigen.

 

Vr.: Integratie, professor, wil dat uiteindelijk zeggen dat alle Vlamingen gaan praten als Noord-Nederlanders?

Antw. Nee dat wil dat niet zeggen en dat kan ook niet. Wanneer je dat een beetje in 'n ruimer kader bekijkt dan zie je dat je in alle taalgebieden dat soort problemen hebt en dat dus nergens de periferie, zoals we dat maar zullen noemen, praat zoals men in het centrum praat, zoals men in de kern praat. Dus er is geen sprake van dat alle Nederlandstaligen op dezelfde manier zouden spreken, ook wanneer ze de standaardtaal spreken. Het is overigens een wijd verbreid misverstand dat de Nederlanders dat van de Vlamingen zouden eisen.

Ik geloof dat het navolgen van een Noordnederlandse norm vooral vanuit Vlaanderen zelf is gesteld en dat dat te maken heeft met onze eigen interne Belgische taalproblemen. Dat wij hebben willen laten aanvoelen aan de Franstaligen in België dat het Nederlands zoals wij dat spreken, een volwaardige cultuurtaal is en dat wij dat alleen konden aantonen wanneer wij erin slaagden de Nederlanders te laten accepteren dat onze taal dat inderdaad was, dat onze zuidelijke realisering dat inderdaad was.

Taalkundigen uit Noord en Zuid hadden elkaar in commissies gevonden en een gezamenlijke woordenlijst opgesteld zodat er niet een Belgisch-Nederlands en een Nederlands Nederlands kon ontstaan. Dat streven naar een officieel vastgestelde EENHEID VAN TAAL kreeg vorm in - alweer - een akkoord, dat in september 1980 werd ondertekend door de ministers van buitenlandse zaken, onderwijs en cultuur van beide landen: het TAALUNIEVERDRAG.

 

Dat verdrag is een heel bijzonder verdrag. Dat is nl. een heel belangrijke stap vooruit in de integratie van het Nederlands taalgebied. Het bestaande cultureel verdrag was eerder in deze uitzending over gesproken door dhr. Fleerackers was een verdrag van samenwerking tussen de Belgische en de Nederlandse regeringen op het terrein van de cultuur. Maar dit verdrag is heel iets anders, het is niet meer een samenwerking, het is het gezamenlijk een aantal dingen gaan doen vanuit instellingen, vanuit organen die bestaan uit Vlamingen en Nederlanders samen.

Een comité van ministers dat het beleid voert en dat zijn Vlaamse en Nederlandse ministers die bij elkaar komen, gezamenlijk besluiten nemen; een Raad van Advies die bestaat uit Nederlanders en Vlamingen; een Parlementaire Commissie die bestaat uit Nederlandse en Vlaamse volksvertegenwoordigers en uiteindelijk een algemeen secretariaat wat bestaat ook uit Vlamingen en Nederlanders en dat dus het beleid voorbereidt en uitvoert.

En dat is dus wezenlijk wat anders dan het samenwerken vanuit Brussel en Den Haag om een bepaald doel te bereiken.

 

De Taalunie beslaat vier grote domeinen: Taalwetenschap, Taalonderwijs, de Letteren en de Media: pers, radio en televisie. Maar, nu heel concreet wat we op die terreinen doen? Ik kan niet van alle vier een voorbeeld noemen, maar bijvoorbeeld op het terrein van de taalwetenschap zal je hebben dat Vlamingen en Nederlanders gezamenlijk gaan werken aan de terminologie, aan dus het vinden, het formuleren, het vormen van Nederlandse termen voor allerlei nieuwe begrippen die in onze snel veranderende maatschappij ontstaan. Dat is dus de eenheid van taal binnen het taalgebied. Er is ook een heet belangrijke activiteit van dat taalgebied naar buiten en dat zijn dan de vele docenten Nederlandse taal en Cultuur, zowel Vlamingen als Nederlanders, het zijn er zowat 170 over de hele wereld en van daaruit treden we dan gezamenlijk op in de Neerlandistiek.

Dit huis in Den Haag is de zetel van de Taalunie: hier wordt gewerkt aan een éénheid die niet meer gebaseerd is op staatkundige grenzen maar op gemeenschappelijkheid van taal en cultuur, die van de 20 miljoen Nederlandssprekenden in Europa de negende taalgroep maakt.

Waar taaleenheid onmiddellijke gevolgen heeft is de uitgeverij, de boekhandel, maar ook televisie. Want, als je dezelfde taal spreekt kan je samen mooie televisieprogramma's maken. Co-produkties heten die.

Er is zelfs gedacht aan één gemeenschappelijk radiostation dat onder de naam DELTA in Europese talen de public-relations van Vlaanderen en Nederland in Europa zou verzorgen en de Nederlanders en Vlamingen zou informeren over elkaar.

 

Want - en nu zijn we bij ons uitgangspunt teruggekeerd - : hoe mooi ook dat officiële streven van verdragen en ontmoetingen: in de praktijk stuit je op de concrete moeilijkheid dat we weinig van elkaar afweten.

 

Vr.: Wat vind je van Nederland?

A.: 't Is een gezellig landje en de mensen zijn gastvrij. Ik vind dat toch, maar de jonge lui zijn gemener dan in België.. Dat vind ik toch.

A.: 't Zijn niet bepaald babbelkousen maar ze zijn veel vlotter ter tale dan wij. Ik heb positieve opvattingen over de Nederlanders.

 

Vr.: Lees jij soms boeken van Nederlandse auteurs? Harry Mulisch, Jan Wolkers zijn dat namen die jou iets zeggen?

A.: Nee.

Vr.: Frederik Van Eeden?

A.: Ja, daar heb ik eens een gedichtje van geleerd. Maar toch niet veel.

 

Vr.: Ken jij een paar auteurs?

A.: Niet zo direkt nee.

Vr.: Harry Mulisch, is dat een naam die jou iets zegt?

A.: Nee, niet zo meteen.

Vr.: Jan Wolkers?

A.: Die ken ik.

Vr.: Heb je daar wat van gelezen?

A.: Niet dat ik zo direkt weet.

Vr.: Ken jij Jan Terlouw?

A.: Ook een schrijver, nee, een politieker van Nederland.

A. 2: Allebei!

 

Vr.: Lees jij literatuur?

A.J.: Ja, als je boeken leest, lees je sowieso heel wat Nederlandse werken.

[pagina 77]
[p. 77]

Vr.: Integratie? Weet je daar iets over? Wat is dat?

A.M.: U bedoelt een vorm van samenwerking die moet ontstaan of die zou moeten ontstaan tussen België en Nederland? Ik weet niet of daar veel aan gedaan wordt eigenlijk.

A.J.: Moet daar wel iets aan gedaan worden? Misschien is het zo dat wij nog altijd beschouwd worden als de achterlijke broertjes die ook wel Nederlands spreken maar dat dialectisch is. Maar eigenlijk integratie... ik vind, als ge bij Nederlanders zijt, dat gaat nogal vlot. Wij zeggen ook van de Nederlanders ‘ze zijn gierig’ maar als ge erbij zijt dan vervalt dat gewoon, vind ik!

 

Vr.: Denk je dat je veel van Nederland afweet, alles tezamen?

A.M.: Nee, eigenlijk niet. Ik denk dat er een soort van drempelvrees bestaat van Belgen ten opzichte van Nederlanders en dat we hier maar weinig in contact komen met Nederlanders. Ook wanneer over Nederlandse politiek gepraat wordt op televisie dan is het precies of ze over ik weet niet welk ander land aan het praten zijn.

 

Vr.: Weet je welke talen er in België gesproken worden?

A.: Nou Nederlands en Frans en... Vlaams.

Vr.: Is dat niet hetzelfde?

A.: Nou, dat is een beetje gek Nederlands!

A.: De taal (lacht uitbundig).

Vr.: Is dat om te lachen?

A.: Ja, voor ons wel... en voor jullie weer andersom natuurlijk.

A.: Drie!

Vr.: Fantastisch! Welke zouden dat zijn?

A.: Vlaams...

Vr.: Is dat hetzelfde als Nederlands?

A.: Nou moeilijker! En Frans en Duits, dacht ik.

Vr.: Dat is prima! Welke van de drie talen wordt het meest gesproken?

A.: Frans.

Vr.: Jij dacht Frans, en wat dacht jij?

A. 2: Vlaams.

Vr.: Ja, dat zou nog eens kunnen kloppen.

A.: O ja?

A.Z.: Frans en Nederlands, tenminste ik vind het wel Nederlands lijken.

Vr.: En welke taal wordt het meest gesproken?

A.Z.: Dat zou ik niet weten maar ik denk Frans. Ja, want de Vlamen (sic) moeten Frans en Nederlands spreken.

A.M.: Nou, ik dacht de officiële taal toch meer Frans. Vlaams is eigenlijk toch min of meer minderwaardig.

 

Vr.: Weet jij iets over België?

A.: Een beetje, niet te gek veel.

Vr.: Hoe zou dat komen?

A.: Ik heb altijd geleerd dat Belgen veel meer geïnteresseerd zijn in ons dan wij in hen, omdat wij altijd, denk ik, een beetje op ze neerkijken.

 

Vr.: U vindt dat het dezelfde taal is?

A.M.: Ja, ik heb er geen moeite mee. Ik kan het goed verstaan. Ik heb onlangs Frieda Pittoors nog op de radio gehoord en dat kon ik volledig volgen wat ze voordroeg. Wat dat betreft: ik pas me aan.

 

Vr.: Lees je wel eens Vlaamse boeken?

A.: Nou, Hugo Raes heb ik graag gelezen.

 

Vr.: Denk je van jezelf dat je veel weet over Vlaanderen, over België?

A.: Nee.

Vr.: Hoe komt dat?

A.: Weet ik niet! Niet veel van gehad op school. Nee.

 

Vr.: Wat vindt u van de Vlamingen in het algemeen als u die hier zo bezig ziet?

A.Vr.: Heel sympathiek.

A.M.: Heel aardig, vriendelijk, ja.

A.Vr.: De mensen zeggen ‘stomme Belgen’ maar daar ben ik het nooit mee eens.

A.M.: Ik hou ook van België. We gaan hier vaak heen, twee, drie keer per jaar.

A.Vr.: Ja, het is niet omdat ik het hier zo even voor jullie moet gaan zeggen, maar het is gewoon zo! Ik vind de Nederlanders eerlijk gezegd stommer als de Belgen.

A.M.: Ja, je kunt het ook merken. Je ziet precies de Nederlanders die hier tussen lopen, zonder meer.

 

Vr.: Het Noorden en het Zuiden zijn in de loop der jaren erg uit elkaar gegroeid en op de duur wisten we ook niet meer zoveel van elkaar af?

Antw.: Toch zijn er in het Noorden en in het Zuiden toch altijd mensen geweest die de nood hebben aangevoeld om te worden geïnformeerd over elkaar en in het noorden hebben mensen van de radio destijds het initiatief genomen om te starten met een wekelijks programma ‘Spiegel van België’ dat nieuws en achtergronden zou brengen over het leven in België. Een programma dat gemaakt werd door Belgische, Vlaamse mensen van bij ons, bestemd voor de Nederlandse radio en dat handelde over alle mogelijke denkgebieden. We hebben gepraat over Roger De Vlaeminck en Eddy Merckx, over het Waalse Staal, over taaltoestanden in Brussel, over de Rubenstentoonstelling en noem maar op. Je constateert dan wel dat je soms met handen en voeten dingen moet uitleggen, dingen die voor ons vanzelfsprekend zijn maar waar Nederlanders weinig van weten. Toen onlangs bijvoorbeeld zich een ontploffing heeft voorgedaan in de suikerfabriek van Tienen dan werd in de Nederlandse omroep gezegd dat er zich in ‘Tirlemont’ een ontploffing had voorgedaan. Dergelijke dingen moet je voortdurend uitleggen.

 

Vr.: Maar het programma is afgeschaft.

Antw.: Het programma is inderdaad gesneuveld. In Nederland heeft de NOS vijf uur zendtijd per week moeten afstaan aan de omroepverenigingen en in het pakket dat dan werd afgevoerd zat ook ‘Spiegel van België’. Bij ons bestond de tegenhanger: ‘Spiegel van Nederland’. Die ‘Spiegel van Nederland’ is ook verdwenen omdat er geen centen meer voor waren. Men moest kiezen tussen correspondenten voor het nieuws of ‘Spiegel van Nederland’ en ‘Spiegel van Nederland’ is gesneuveld.

 

Vr.: Informeren kost geld?

Antw.: Informeren kost geld en als puntje bij paaltje komt, zie je waar de prioriteiten liggen!

 

Wat zal het worden tussen Vlamingen en Nederlanders? Innige samenwerking op basis van dezelfde taal zoals Bernard de Hoog ons voorhield? Of zal het wegens geldgebrek en toch wel een beetje wrevel jegens elkaar niet zo'n vaart lopen? Het hangt voor een gedeelte van jullie af, jongens en meisjes die nu naar dit programma zitten te kijken. Wat betekent Nederland voor jullie? De programma's van Veronica, want je bent jong en je wil wel wat? Andere zaken? Of, helemaal niets? Het allerbelangrijkste lijkt in ieder geval de Noorderbuur leren kennen met al zijn goede en zwakke kanten, met zijn andere aard en levensstijl om te komen tot het besluit: een goede buur en een niet eens zó verre vriend!



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken