Neerlandia. Jaargang 89

Media

Fleerackers - Jurgens

In Neerlandia 1985/2 werd in extenso de brief gepubliceerd van J. Fleerackers en E. Jurgens m.b.t. het institutionaliseren van de omroepen in Noord en Zuid. Volksvertegenwoordiger H. Suykerbuyk stelde naar aanleiding hiervan volgende vraag aan Gemeenschapsminister Poma:

‘De brief van de Voorzitter van de NOS en van een lid van de Raad van Beheer van de BRT, waarbij gepleit werd voor een begin van institutionalisering van de omroepen in Noord en Zuid, heeft de nodige belangstelling gekregen.

In de brief zijn een aantal voordelen opgesomd die, afgezien van het uitgangspunt van de integratie tussen Vlaanderen en Nederland, onder meer bestaan in het veroveren van een goede plaats op Europees en wereldvlak.

De brief stelt terecht dat een mediaverdrag voor dergelijke bundeling van krachten noodzakelijk is.

Hoewel eerdere plannen, zoals Radio Delta, ergens rusten, is de brief van voornoemde heren van voldoende autoriteit om de Minister te vragen:

1.	of hij op dit schrijven reeds reactie heeft gegeven; zo ja, welke en, zo neen, of hij dit bij wijze van antwoord op deze vraag wil doen;
2.	of het de Minister bekend is wat zijn Nederlandse collega Brinkman over dit schrijven denkt en of dienaangaande reeds contacten hebben plaatsgehad;
3.	of de Minister, nu het Algemeen Nederlands Congres enkele weken geleden zijn 39^ste congres begonnen is, een initiatief als in voormelde brief gesuggereerd, wil in gang zetten, als Vlaamse bijdrage tot de belangrijkste integratieactiviteit vanuit alle geïnteresseerde middens uit Noord en Zuid’.

Minister Poma antwoordde het volgende:

‘Zoals het Geachte Lid stelt, hebben mijn Nederlandse Collega en ikzelf een schrijven ontvangen van de heer JURGENS, scheidend voorzitter van het NOS-bestuur en de heer FLEERACKERS, lid van de institutionalisering van de samenwerking tussen de openbare omroepen in Nederland en Vlaanderen.

Dit schrijven is belangrijk, temeer omdat het komt van twee personen van wie men weet welk belang zij hechten aan de culturele uitstraling in onze beide landen en die op gebied van omroepbeleid over een rijke ervaring beschikken. Dit schrijven is belangrijk omdat het enerzijds een analyse geeft over het omroepgebeuren zoals het zich aankondigt, voornamelijk naar de invloed op de openbare instituten, en omdat het een voorstel formuleert in verband met het realiseren van een vorm van culturele integratie waar iedereen achter staat. Daarom verdient zulk schrijven een antwoord dat meer is dan een cohesiebetuiging en het formuleren van al dan niet gemeende beloften.

Vermits het schrijven gericht was aan beide Ministers, meen ik dat het goed ware dat beide Ministers een antwoord zouden formuleren. Terzake heb ik contact opgenomen met mijn Nederlandse Collega en ik hoop eerlang met hem over een conceptantwoord te kunnen van gedachten wisselen.

Ik wil ook stellen dat ik, alvorens een antwoord te formuleren, van gedachten wil wisselen met andere verantwoordelijken binnen de mediasector, voornamelijk op het vlak van de openbare omroep. Zo heeft het BRT-NOS overleg dat jaarlijks plaats heeft, vorig weekeinde de basisidee van de brief volledig gesteund, maar vragen werden gesteld of de institutionalisering als dusdanig de juiste formule moest zijn’.