Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 92 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 92
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 92Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 92

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 92

(1988)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Overheid

Ministers Nederlandse Taalunie samen

Op 12 mei jl. vergaderde het Ministercomité van de Nederlandse Taalunie in Alden Biesen. Gemeenschapsministers P. Dewael en H. Weckx wisselden met de Nederlandse Minister L.C. Brinkman van gedachten over de talrijke actuele problemen en het te volgen beleid. Tijdens het formele overleg kwamen volgende onderwerpen ter sprake: de standpuntbepaling i.v.m. het meerjarenperspectief van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, de problematiek van de neerlandistiek aan de buitenlandse universiteiten en de begroting.

Minister Dewael stelde tevens voor de destijds opgerichte werkgroep ‘Imago Taalunie’ terug nieuw leven in te blazen. Tevens werd het voorstel geformuleerd om op de begroting van de Taalunie kredieten vrij te maken om het gebruik van het Nederlands bij andere internationale instellingen dan de Europese Gemeenschap in te voeren.

Belgische week in Groningen

Op 13 juli opende vice-premier en minister van Begroting en Wetenschapsbeleid Hugo Schiltz een ‘Belgische Week’ in Groningen. De week was een initiatief van het

[pagina 174]
[p. 174]

stadsbestuur, City Promotion en de handelaars, i.s.m. de Belgische ambassade. Wie het programma doorneemt, merkt dat het eigenlijk veeleer een ‘Vlaamse Week’ was: Suske en Wiske, Vlaamse volksdansgroepen, Vlaamse volkssport, Brueghelstoet, steltlopers, Bart Peeters en Goedele Liekens, vendelzwaaien,... Alle belangrijke handelsstraten ‘adopteerden’ een Belgische stad of provincie. Daarbij viel op dat, op de Ardennen na, bijna uitsluitend Vlaamse steden werden geadopteerd. Schiltz werd met groot protocol ontvangen in het Groninger Museum, waar een tentoonstelling ‘Belgische kunst’ (in feite Vlaamse schilders) liep. Vervolgens was de minister te gast in de woning van de Belgische consul en op het stadhuis, waar hij o.m. het volgende zei:

 

‘Logischerwijze zijn we eigenlijk de meest nabije buren, en toch ervaren we steeds weer dat we elkaar in feite minder kennen dan men van goede naburen zou verwachten. Dit zal ook wel te maken hebben met de algemeen-menselijke factor, dat men in onze mondiale exploratiezucht soms minder oog en oor heeft voor wie het meest nabij is en met wie men het meest verwantschap en gemeenschappelijke vezels heeft. Niettemin onderhouden we heel wat intense contacten, niet enkel als geografische buren maar ook als preferentiële partners. Het handels- en economisch verkeer tussen Nederland en België is hoogst intens en verweven: U bent onze tweede belangrijke importeur en wat onze export betreft, prijkt U als derde op onze ranglijst als handelspartner. Dit houdt uiteraard verband met onze structurele samenwerking in Benelux-verband. In de regeringsverklaring van het nieuwe Belgische kabinet staat nadrukkelijk vermeld dat deze bestaande samenwerking evenals andere vormen van grensoverschrijdende contacten moeten verstevigd en geintensifieerd worden. Ik zou de bakens zelfs nog verder durven stellen in het zich aankondigende kader van de Europese eenheidsmarkt van 1992. Zoals het Benelux-concept eertijds mede aan de basis lag van het model voor de uitbouw van de Europese Gemeenschap, zo werd recentelijk nog de Benelux-samenwerking als piloot-voorbeeld vooropgesteld in het zgn. Europese document inzake de harmonisering en uniformisering van de grensformaliteiten binnen de hele Europese gemeenschap en het streven naar een grote Europese interne markt.

Ik meen dat een vernieuwde wederzijdse belangstelling voor de mogelijkheden van het samenwerkingsverband in de Benelux tevens een aangewezen tegenwicht vormt voor de uitgebalanceerde beveiliging van de belangen van kleinere partnerlanden tegenover de grote entiteiten die in het Europese orkest de krachtlijnen van de partituur bepalen. Zoals de volksmond zegt: “Wie klein is, moet slim zijn”, en de soepele en opbouwende synergie van goed en doordacht partnerschap draagt bij tot onze wederzijdse en gemeenschappelijke belangen. In dit opzicht ben ik ook gelukkig met de opties van het jongste overleg tussen de Nederlandse en Belgische regering, waarbij de beleidswil werd geformuleerd om een aantal reeds jarenlang aanslepende dossiers tot een concrete oplossing te brengen. Ik noem in deze context onder meer het hangende dossier inzake de waterverdragen en de Schelde-oeververbinding.

U zal inmiddels allicht vastgesteld hebben dat België op weg is naar de ordening van een nieuw staatkundig kader, waarbij de respectieve gemeenschappen en gewesten hun verder federaal geïnspireerd samenlevingsverband vormgeven. Belangrijk hierbij zal ook zijn dat elke gemeenschap, de Vlaamse en de Franstalige, zelf als eigen entiteit en met eigen identiteit kan optreden op het internationale forum en internationale afspraken verdragsrechtelijk kan afsluiten met betrekking tot materies waarvoor zij bevoegd zijn. Uiteraard zal het nog wennen zijn om de hefbomen van dit nieuwe Belgisch staatkundig kader te leren hanteren, doch het perspectief dient zich toch aan om in het kader van het pluriforme Europa en de economische en sociaal-culturele samenwerkingsdynamiek tussen de regio's en de gemeenschappen het Benelux-verbond te reactiveren.

Het ligt tenslotte ook voor de hand dat deze nieuwe mogelijkheden meer in het bijzonder voor de Vlamingen perspectieven zullen openstellen, o.m. om het Taalunieverdrag verder profiel te geven en uit te diepen. Dat Nederland met de Vlaamse cultuurgemeenschap van België meer dan een gemeenschappelijke voedingsbodem en verwantschap van taal en cultuur heeft moet ons naar de uitdagingen van de 21ste eeuw even doen bezinnen over onze historische lotsverbondenheid in een mundiale samenleving waar de kleine landen en cultuurgemeenschappen het behoud van eigen identiteit, taal en cultuur in een reële overlevingsstrategie zullen dienen te profileren. Ik neem aan dat het, door Nederlandse bril bekeken, soms moeilijk en complex is om de Belgische situatie en problematiek in zijn juiste dimensie en evolutie in te schatten. Daarvoor zijn de directe contacten en interacties tussen ons beiden zo belangrijk, niet enkel economisch en cultureel, maar ook in de Europese context van 1992’.

 

Zijn Groningse optreden werd op het thuisfont echter niet helemaal in dank afgenomen. De vice-premier, die op 11 juli - 2 dagen eerder - in een toespraak voor een afdeling van zijn partij (VU) had gezegd dat ‘België en Wallonië niet meer het probleem van Vlaanderen zijn’, en daarvoor door de eerste minister (op aandringen van het Hof) ter verantwoording was geroepen, presteerde het in Groningen immers in een moment van zwakte(?) of oververmoeidheid(?) ‘Leve Groningen, Leve België’ te roepen. Kijkend Vlaanderen, dat van dit unieke moment getuige was tijdens de BRT-nieuwsuitzending van 14 juli, kon zijn oren niet geloven: een Vlaams-nationalistisch minister die ‘Leve België’ roept. Opnieuw werd Schiltz op het matje geroepen, dit keer bij de voorzitter en het bestuur van zijn partij. Het partijweekblad ‘Wij’ (21 juli) wees er echter op dat Schiltz in Groningen ‘stijf zweeg bij het spelen van het Belgisch lied, maar plechtig meezong wanneer de Vlaamse Leeuw en het Wilhelmus weerklonken’.

Adviesraad Brakke Grond

In een voorstel van decreet van 19 mei 1988 herhaalt de heer De Beul zijn voorstel om bij het Vlaams Cultureel Centrum De Brakke Grond in Amsterdam een commissie van advies op te richten, bestaande uit ‘mensen die het bestaan en de doelstellingen van de Brakke Grond genegen zijn en die reële belangstelling hebben voor de problemen van de culturele integratie van Vlaanderen en Nederland’. Maximum één derde van het ledenaantal van deze commissie kunnen van Nederlandse nationaliteit zijn.

Koningin Fabiola bezoekt ‘Stichting Ons Erfdeel’

Koningin Fabiola bracht op 1 juni 1988 een bezoek aan de Vlaams-Nederlandse Stichting Ons Erfdeel op de Frans-Belgische grens in het Westvlaamse Rekkem.

[pagina 175]
[p. 175]


illustratie
Koningin Fabiola, in het gezelschap van R. Renard en J. Deleu


De Vorstin werd begroet door Mr. Raf Renard, voorzitter van de Raad van Bestuur en door Jozef Deleu, afgevaardigd-bestuurder en hoofdredacteur.

De Koningin werd uitvoerig geïnformeerd over het ontstaan en de doelstellingen van de Stichting, over de publikaties en de toekomstperspectieven. De Vorstin toonde veel belangstelling voor het onafhankelijk, pluralistisch en dynamisch karakter van de Stichting die de culturele samenwerking tussen de Nederlandssprekenden wil bevorderen en de Vlaams-Nederlandse cultuur meer bekendheid wil geven in het buitenland. Ook de publieke initiatieven ten aanzien van de verbetering van de culturele contacten met de Franstaligen, genoten veel belangstelling van de Vorstin.

Aan Koningin Fabiola werd van alle publikaties van de Stichting een gebonden exemplaar aangeboden: het eerste nummer van de 31ste jaargang van het tijdschrift Ons Erfdeel; het eerste nummer van de 17de jaargang van het tijdschrift Septentrion, revue de culture néerlandaise; de 13e jaargang van het tweetalige, wetenschappelijke jaarboek De Franse Nederlanden / Les Pays-Bas Français en een exemplaar van de meertalige brochures over de Nederlandse taal en de Geschiedenis van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden.

Namens de Stichting overhandigde hoofdredacteur Jozef Deleu ook een exemplaar van de Spaanse editie van de brochure over de Nederlandse taal aan de Koningin. Dit gebaar werd door de Vorstin zeer op prijs gesteld.

Benelux-overeenkomst grensoverschrijdende samenwerking

Op de vergadering van het Benelux-parlement te Den Haag (10 en 11 juni 1988) drong H. Suykerbuyk er bij het Comité van Ministers op aan een oplossing te zoeken voor het uitblijven van de Belgische ratificatie van de Benelux-conventie inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen of autoriteiten. Hij sloot daarbij een wijziging van de Belgische grondwet niet uit, als dit een oplossing kan bieden voor de bezwaren van de Raad van State.

In de tweede helft van juli stelde Suykerbuyk in de Belgische senaat eveneens de vraag wanneer België eindelijk de Benelux-conventie zal ratificeren. Deze overeenkomst werd immers al door Nederland en Luxemburg geratificeerd.

Minister Tindemans antwoordde: ‘Dit thema is op de vergadering van het Benelux-ministercomité niet aan bod gekomen. Deze conventie werd op 12 september 1986 door België ondertekend. Ingevolge opmerkingen van de Raad van State werd ze nog niet bij het parlement ter ratificering ingediend. Deze conventie moet immers gezamenlijk door de minister van Buitenlandse Betrekkingen en die van Binnenlandse Zaken worden ondertekend. Zodra de minister van Binnenlandse Zaken met de door mijn diensten geformuleerde zienswijze akkoord gaat, zal deze conventie aan de goedkeuring van het parlement worden voorgelegd’. Met een kluitje in het riet dus.

Onverschilligheid van ministers voor Taalunie?

Op 30 maart 1988 stelde A. de Beul in de Vlaamse Raad een vraag i.v.m. de Nederlandse Taalunie: ‘Met ingang van 1 januari 1988 werd de gemeenschapsminister van Cultuur voorzitter van het hoogste orgaan van de Nederlandse Taalunie, het Co-

[pagina 176]
[p. 176]

mité van Ministers. Men mag verwachten dat de leden van de Vlaamse Executieve er een erezaak van maken deze functie met geestdrift en doorzettingsvermogen uit te oefenen. Met verbijstering stellen wij echter vast dat toen op 11 maart te Den Haag de nieuwe Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren moest worden geïnstalleerd, de voorzitter van het Comité van Ministers het liet afweten en een toespraak liet voorlezen.

De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren is de meest eminente adviserende vergadering van deskundigen op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde in ons taalgebied. Bij de installatie van de eerste Raad in 1982 toog de voorganger van de gemeenschapsminister, de heer Poma, wel naar Den Haag. Het wegblijven van de huidige gemeenschapsminister heeft ontstemming verwekt. Is het een symptoom van de onverschilligheid en de onwil die de jongste jaren het beleid van de Executieve ten opzichte van de Taalunie heeft gekenmerkt?’

 

Namens cultuurminister P. Dewael antwoordde gemeenschapsminister Dupré het volgende: ‘Minister Dewael kon wegens vroeger aangegane ambtsverplichtingen niet aanwezig zijn toen op vrijdag 11 maart 1988 de nieuwe Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren werd geïnstalleerd in Den Haag. De suggestie van de heer De Beul dat deze afwezigheid een gebrek aan geestdrift en achting voor dit belangrijke orgaan van de Taalunie zou betekenen, laat ik voor zijn rekening. Een toespraak - en geen toespraakje - werd voorgelezen door de Algemeen Secretaris. De inhoud van deze toespraak getuigt van het belang dat Minister Dewael hecht aan deze Raad. Tenslotte wens ik erop te wijzen dat de jongste jaren de Vlaamse leden van het Comité van Ministers van de Taalunie, een ernstige inspanning hebben gedaan, opdat financiële afspraken t.o.v. de Taalunie zouden worden nageleefd. Op een laatste saldo van 559.750 frank na, zijn tot en met 1987 alle financiële afspraken nageleefd. Tijdens de vorige legislatuur werden de nodige stappen ondernomen om tot een versnelde uitbetaling van de bijdragen aan de Nederlandse Taalunie te kunnen komen. Definitieve voorstellen liggen voor beslissing bij mijn collega die bevoegd is voor Financiën en Begroting. Minister Dewael betreurt dat de heer De Beul nog steeds gewaagt van “onverschilligheid en onwil”, alsof er niets gewijzigd is de laatste jaren’.

Kosten Brakke Grond

A. de Beul stelde op 28 maart 1988 een parlementaire vraag over het VCC De Brakke Grond, met name over de werkingsen personeelskosten en over investeringen voor de gebouwen. Minister Dewael antwoordde op 18 april dat de kosten voor 1987 18.436.050 frank bedroegen voor de werkingen en 4.128.762 frank voor personeelsuitgaven, exclusief de lonen van de vaste personeelsleden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

In de loop van 1987 werden aan het gebouwencomplex van De Brakke Grond door de Algemene Technische Diensten geen investeringskosten gedaan.

Vlaming en Nederlander

Bij de bespreking van het decreet tot vaststelling van het wapen, de vlag, het volkslied en de feestdag van de Vlaamse Gemeenschap (aanpassing van het decreet van 6 juli 1973) legde volksvertegenwoordiger H. Schiltz, VU-fractievoorzitter, op 30 maart 1988 volgende verklaring af in de Vlaamse Raad:

‘Door dit decreet wordt het bestaan van de Vlaamse Gemeenschap of - sta mij toe mijn eigen terminologie te gebruiken - van een Vlaamse natie officieel bevestigd. Een natie die Vlaams van aard en karakter is maar Nederlands van taal en cultuur.

Dat is uiteraard een ietwat speciale situatie. Het treft mij dat sommige Vlamingen nog altijd moeilijkheden hebben met deze dualiteit. Wij zijn inderdaad nog schatplichtig aan bepaalde perioden van de Vlaamse beweging waarin men zich moest optrekken aan de taal - en aan de taal alleen - en aan het feit dat de slogan “de taal is gans het volk” een krachtige motivering was voor de eerste flaminganten.

Nu is het zo dat onze taal onbetwistbaar Nederlands is en Nederlands moet blijven en dat het ontstaan van een Vlaamse Gemeenschap met haar eigen nationale identiteit vanzelfsprekend niet mag leiden tot het afsplitsen van onze taal van de Nederlandse taal en cultuurgemeenschap.

Wij zijn ons bewust van het feit dat ons Vlaming-zijn slechts mogelijk is gebleven door de geschiedenis heen, dank zij het feit dat wi| behoorden tot de gemeenschap van de Nederlandse taal en dat zeker, naar de toekomst toe, ook onze eigen Vlaamse identiteit in de internationale context het bestaan van een taal hoog nodig zal hebben. Een taal die ruimer is dan het bereik van onze zes miljoen Vlamingen, dit klein groepje in de wijde wereld.

Daarom vraag ik dat wij inderdaad met overtuiging onze Vlaamse identiteit zouden aankleven, maar daarbij open oog houden voor de noodzaak deze Vlaamse identiteit in de Nederlandse taal- en cultuurgemeenschap in te bedden’.

Neue Zürcher Zeitung over Taalunie

Op vrijdag 27 mei 1988 wijdde de Neue Zürcher Zeitung, toch niet de minste in het Duitse taalgebied, een artikel aan ‘Die Niederländische Sprachunion’, daarbij de sprong makend naar de moeilijke positie van de kleine talen in de Europese Gemeenschap. Daarin wordt niet alleen uitleg gegeven bij de geschiedenis van het Nederlands en de werking van de Taalunie, maar wordt ook gewezen op het grotere taalbewustzijn bij de Vlamingen dan bij de Nederlanders.

Beneluxdagen

Op 26 en 27 september vindt in het Congresgebouw te Den Haag een congres ‘Mens en Arbeid’ plaats. Een onderdeel daarvan zijn de Beneluxdagen, met op maandag 26 september aandacht voor de volgende thema's: Benelux-samenwerking en EG-activiteiten over veiligheid, gezondheid en welzijn; Invulling van EG-richtlijnen in België, Nederland en Luxemburg; Verhouding nationaal en EG-recht; Sevesorichtlijnen; Gevaarlijke stoffen en produktaansprakelijkheid.

Informatie: Organisatiebureau, Postbus 5665, 1007 AR Amsterdam.

Bertens cultureel ambassadeur

Drs. Jan Willem Bertens (52) is de nieuwe ambassadeur Internationale culturele samenwerking bij het Nederlandse ministerie van Buitenlandse zaken. Hij volgt Maarten Maurik op, die met pensioen ging.

Sinds 1982 was Bertens ambassadeur in de Middenamerikaanse republiek Costa Rica. Vanuit San José was hij in die functie ook werkzaam voor Nicaragua en Honduras. Zijn jongste benoeming ging per 1 juni in.

[pagina 177]
[p. 177]

De diplomaat, van huis uit historicus, vindt het naar verluidt wel een beetje jammer dat hij uit Midden-Amerika weg moest.

Vóór Bertens in Costa Rica werd gestationeerd, was hij onder meer vijf jaar lang in Den Haag woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken, ambassadesecretaris in Montevideo, tijdelijk zaakgelastigde in Khartoem en eerste ambassadesecretaris in Havanna.

In 1982 onderzocht hij in opdracht van minister Van der Stoel de moord op vier IKON-journalisten in El Salvador. Een ander wapenfeit is zijn dappere optreden tijdens een Palestijnse overval op de Saoedie-Arabische ambassade in Khartoem in 1973. Hij zag toen kans te ontsnappen en de politie te waarschuwen. Daar kreeg hij een Nederlandse, Belgische en Soedanese onderscheiding voor.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken