Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 97 (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 97
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 97Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 97

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 97

(1993)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Neerlandia. Jaargang 97


auteur: [tijdschrift] Neerlandia


bron: Neerlandia. Jaargang 97. Algemeen-Nederlands Verbond, Den Haag / Brussel 1993


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2013 dbnl


DBNL vignet


 i.s.m.  logo funder
[p. 162]

Boeken, tijdschriften en andere publikaties
Lezen van kaft tot kaft

Maarten Mourik Europa's culturele veelvormigheid, bron van beschaving

Sedert Maarten Mourik nu vijf jaar geleden het ministerie van Buitenlandse Zaken met pensioen verliet - hij was na een langdurige diplomatieke carrière gedurende zijn laatste ambtelijke jaren ambassadeur voor internationale culturele samenwerking, een coördinerende functie op het departement - heeft hij privé zijn werk met dezelfde energie voortgezet. Zo verscheen in Amsterdam bij de Boekmanstichting zijn studie ‘Culturele coëxistentie, een integrale benadering van buitenlands cultureel beleid (1989) en behoorde hij tot de oprichters van het Comité Buitenlands Cultureel Beleid’ (1990), voor een actief en coherent buitenlands beleid, voor versterking van de eigen culturele identiteit èn voor de rechten van kleinere culturen en etnische en religieuze minderheden in Europa. Daarnaast verwierf Mourik zich bekendheid als dichter. Wie op Palmzondag geluisterd heeft naar de uitzending van de Matthëus Passion uit het Concertgebouw te Amsterdam, werd verrast door een ingelast programma gedurende de pauze, waarin de gedichten uit de bundel ‘Stormvloed’ van Maarten Mourik werden voorgedragen.

De te bespreken recent verschenen brochure munt uit door zijn fraaie uitvoering. Ze is van klein formaat, uitgevoerd in een wat grotere letter. Aan dit fraaie uiterlijk heeft de auteur een overzichtelijke tekst toegevoegd, verdeeld in korte hoofdstukken, geschreven in een voor ieder begrijpelijk Nederlands. Klaarblijkelijk werd de inhoud toegesneden op het onderwijs, wat ook al blijkt uit de vermelding van de instelling die deze uitgaaf mogelijk heeft gemaakt. Naar Mourik mij zelf met terechte voldoening liet weten heeft dit instituut een groot aantal bij wijze van public relationgeschenk verspreid.

 

Om een indruk te geven van de inhoud, vermeld ik hieronder de titels van de meestal zeer korte hoofdstukken. Slechts het voorlaatste hoofdstuk is naar verhouding lang, maar dat begrijpt een ieder die de opeenvolgende titels in zich opneemt:

1.De Europese kaart
2.Enkele begripsomschrijvingen
3.De Europese beschaving
4.Europa's kleinere cultuurgemeenschappen staan onder druk
5.De Europese Gemeenschap en de cultuur
6.De culturele verhoudingen in Europa als geheel

 

Het eerste hoofdstuk dient om de uiterlijke veelvormigheid van de Europese cultuur vast te stellen, zo er al sprake is van een Europese cultuur. Het tweede hoofdstuk reeds leidt tot de ontkenning daarvan en handelt over de aaneensluiting, de samenvoeging van staten in één verband, statenbond, bondsstaat, federatie, confederatie, waarbinnen de culturen der delen blijven voortbestaan. Wel kan gesproken worden over de Europese beschaving, een samenstel van culturen, beter van culturele verworvenheden, waarbij Mourik tot de slotsom komt dat ‘verlies aan pluriformiteit leidt tot verlies aan beschavingsmotoriek’.

Dat de kleinere culturen onder druk komen van de grote broers is haast vanzelfsprekend. Mourik geeft daarvan in een kort hoofd stukje een aantal voorbeelden. Alles wat hij tot dit punt behandeld heeft, levert bekende feiten, die hij evenwel nodig heeft om tot een analyse te kunnen komen van de beide laatste onderwerpen, die in elkaars verlengde liggen: de Europese Gemeenschap, de grote gelijkmaker op tal van gebieden, en de cultuur. Mourik stelt vast, dat geen van de drie verdragen, die het integratieproces zijn voorafgegaan, reppen over cultuur. Evenmin deed dat de zgn. Europese Acte (1985), waarin de gang der besluitvorming werd gewijzigd en aangevuld. Maar de Europese Commissie heeft in de achterliggende jaren herhaaldelijk aanleiding gevonden de economische regels van de EG op culturele zaken toe te passen. In Brussel is een directoraat voor Audiovisuele media, voorlichting, communicatie en cultuur gegroeid, waar niet minder dan 700 personen werkzaam zijn. Mourik spreekt van een binnendringen van een bureaucratie in een niemandsland, omdat geen der nationale overheden hun culturele zaken naar buiten hebben afgegrendeld. Een aantal voorbeelden staaft het feit van deze penetratie. Ter sprake komen de vaste boekenprijs, het subsidiebeleid in eigen land, grensoverschrijdende televisie.

In de hierna volgende bespreking van het ontwerpverdrag van Maastricht toont hij aan, dat in dit ontwerp wel degelijk regels zijn opgenomen inzake de bemoeienis van de EG met de cultuur. Mourik is van oordeel dat de culturele bepalingen in het ontwerpverdrag van Maastricht onvoldoende garanties bieden ‘tegen verdere overvallen in het culturele veld door een ambitieuze Brusselse bureaucratie. Voorheen stond tenminste vast dat de Europese Commissie geen enkele culturele beleidsbevoegdheid had. Ze moest zich in alle bochten wringen om toch op cultureel terrein regels te kunnen stellen. Nu is het haar vergund om zich in alle eer en deugd met vier belangrijke culturele sectoren bezig te houden.’

[p. 163]

Tegen deze te verwachten gang van zaken heeft het al eerder vermelde Comité Buitenlands Cultureel Beleid, dat in Nederland en Vlaanderen gevormd werd, bezwaar aangetekend en behalve dat een nieuwe ontwerptekst aan de nationale overheid voorgelegd. Deze heeft dit ontwerp naast zich neergelegd.

Ook de onderwijsparagraaf van ‘Maastricht’ krijgt in deze samenvatting door Mourik aandacht. Ook op dit terrein meent hij dat waakzaamheid ten aanzien van de nationale verworvenheden raadzaam blijft. Hierbij vindt hij met name het bijzonder onderwijs aan zijn zijde. In ieder geval heeft toetsing van de artikelen in deze paragraaf aan de Nederlandse wet èn de grondwet ertoe geleid, dat de Tweede Kamer de Minister van Onderwijs gedwongen heeft een aantal garanties als gevraagd uit vakkringen binnen het onderwijs, in het Nederlandse voorstel over te nemen. Het nieuwe onderwijsartikel in het ontwerpverdrag van Maastricht voorziet van de kant van de Gemeenschap in de bevordering, de ondersteuning en aanvulling van de samenwerking op onderwijsgebied tussen de lidstaten ‘met eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de organisatie van het onderwijsstelsel en van culturele en taalkundige verscheidenheid’. Hiermede is, oordeelt Mourik, ons onderwijsstelsel voorlopig onttrokken aan directe bemoeienis van de EG. Men kan zich daarbij afvragen, aldus de auteur, hoe het zal gaan met ons sociale stelsel, met het milieubeleid.

Een slothoofdstuk heeft Mourik gebruikt om het grotere Europese gebied, inclusief Midden- en Oost-Europa, in zijn relaas te betrekken. Een waardevol geschrift, dat veel verheldert voor de lezer die zich niet dagelijks met deze materie bezighoudt. De kritische opstelling van de schrijver noopt ook de lezer kritisch te zijn en niet alles wat er in nauwe of wijdere kring rondom hem gebeurt, zonder meer te aanvaarden.

Freek van Wel

 

Uitgegeven bij het Instituut voor Leerplanontwikkeling, Enschede, 1992; 74 pag. f 12,50.

Te bestellen bij SLO afd. BVE, Postbus 2041, 7500 CE ENSCHEDE.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken