|
| |
| | | |
Dubbelportret (XI)
Zee en strand
Zee en strand hebben Vlaamse en Nederlandse dichters gelijkelijk geïnspireerd. Ik denk bv. aan Karel Jonckheere en Adriaan Roland Holst. Het boeiende spel der golven onder een wisselende belichting, de donkere wolkenpartijen en de roep van bonte zeevogels vormen het schilderachtige decor van de Vlaamse en Nederlandse kust. De te vroeg gestorven dichter Hendrik Marsman (1899-1940) en zijn iets oudere tijdgenoot de Vlaming dr. Jérôme Decroos wisten op virtuoze wijze in de hier gepubliceerde gedichten de geheel eigen sfeer van zee en strand tot uitdrukking te brengen.
Peter KRUG
| |
Twee meeuwen
Septemberavond; de schemering
had de oneindigheid tussen de golven
en den hogen hemel doorzichtig grijs getint;
de zee was stil, bijna al ingeslapen;
haar golfslag had in ruisend ademhalen
de wereld van dien avond vaag bevolkt
met dromen. Ik lag beneden
aan den voet der duinen, waar het strand
rond oploopt - de hemel gloeide wazig violet;
maar naar de kim toe werd hij donkerder en
somber bloedend woei het avondrood
boven de kartellijn der verre horizon.
dit is het uur waarin het ál zo stil is,
zo onbeschrijflijk transparant en vredig
dat het niet anders meer dan sterven kan
aan zulk een wijdheid, zulk een doodlijk leven.
een trilling lang - en reeds is het verzonken,
vallende uit het ijl, ondenkbaar zweven
tussen waak en dromen in een
steeds dieper zich verdichtend donker.
twee meeuwen hebben in dat uur het nest verlaten.
met kalmen, tragen wiekslag komen zij aandrijven
over de duinen, die nu al bijna donker zijn geworden;
zij vliegen zeewaarts, een ondeelbaar paar
dat voeling houdt met alle krachten
die dezen avond het heeal beheersen,
en meer dan met die krachten met elkaar;
alleen niet met het landschap achter hen,
niet met de warme nesten van hun zwermen,
zelfs niet met hun jongen; zij vliegen westwaarts
in een rechte lijn, als zachte pijlen,
totdat zij, roekelozen, niet meer kúnnen keren.
onder het vallend donker liep ik terug naar huis.
(Uit: Verzamelde gedichten, Amsterdam, Querido, 1946)
| |
Tragisch landschap
Waar bittere alsem wast met dofgrijs blad.
Daarachter 't somber, zompig land.
Daarvóór het leeggeloopen wad,
Waar 't slijk nauw hoorbaar, geheimzinnig gist.
Met krijschend, schril geschreeuw.
Hemel zonder ster noch maan,
Alom slechts ijle duisternis -
Waaraan de laatste lichte waan ontviel
En die toch hunkert, hopeloos, naar wat niet is....
(Uit: Van lente en minne, van herfst en dood. Antwerpen, De Regenboog, 1932)

Houtsnede Han Krug (1890-1977)
|
|
|