Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 107 (2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 107
Afbeelding van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 107Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 107

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 107

(2003)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]

In de kijker

In de teksten en citaten in deze rubriek worden uiteenlopende standpunten over taal ingenomen. Die standpunten zijn niet noodzakelijk ook die van de Vereniging Algemeen Nederlands of van de redactie van Nederlands van Nu. We hopen dat deze rubriek aanleiding kan geven tot reacties van lezers, die we graag publiceren in de rubriek Zeg 'ns wat.

Wie ergert zich aan taalfouten?



illustratie

We vroegen ons ook af of ouderen zich meer ergeren aan ‘fout’ taalgebruik dan jongeren. Op grond van de resultaten uit de enquête moeten we hiervan inderdaad uitgaan. De meeste mannen en vrouwen van 51 jaar en ouder ergeren zich gemiddeld het meest. De informanten uit de middelste leeftijdsgroep (26 tot 50 jaar) verschillen weinig van de jongeren (18 tot 25 jaar), althans dat is de situatie in Nederland. Er zijn een paar specifieke verschijnselen waar de ouderen zich meer aan ergeren dan de jongeren en waarbij de middengroep een duidelijke tussenpositie inneemt. Er zijn twee mogelijke verklaringen voor het verschil tussen ouderen en jongeren. Er kan sprake zijn van een generatiegebonden verschil: naarmate mensen ouder worden, gaan ze zich steeds meer aan bepaalde taalvormen storen, en dit herhaalt zich van generatie op generatie. Maar volgens mij ligt het meer voor de hand dat de verschijnselen naarmate de tijd verstrijkt steeds acceptabeler worden, en dat dit ‘van onderaf’ gebeurt. Je kunt ervan uitgaan dat er dus een voortdurende verandering in de houding tegenover bepaalde taalverschijnselen aan de gang is. Dat zou ook betekenen dat op den duur niemand zich meer zal ergeren aan de C&A, het verslag wat, met hun of de reizigers worden verzocht.

 

(uit: Renée van Bezooijen, ‘Stenen des aanstoots - Hoe ergerlijk kan taal zijn?’. In: Onze Taal, jg. 72 (2003), nr. 2/3, p. 36-38).

Kabouter Plop en K3



illustratie

Hans Bourlon is directielid van Studio 100, samen met Gert Verhulst en Danny Verbiest, met wie hij ook het leeuwendeel van de afleveringen van Kabouter Plop heeft geschreven. Hij is er niet op voorhand mee ingenomen dat Plop kennelijk bijdraagt aan de verbreiding van het Vlaams onder Nederlandse kleuters - hoe gering dan ook. Integendeel. Bourlon: ‘Toen wij drieën de serie bedachten, was het uitdrukkelijk de bedoeling dat het iets voor de héle Nederlandstalige markt zou worden. Daarom worden de teksten nauwgezet nageplozen op Vlaamse woorden en uitdrukkingen. We hebben bovendien een vangnet over de grens. Zij wijzen ons vaak op woorden die we maar beter niet kunnen gebruiken. Maar blijkbaar glipt er weleens eentje doorheen.’ [...]

Dat de meiden van K3 - zoals ze steevast worden genoemd - uit Vlaanderen komen, is goed te horen. Anders dan bij Plop wordt er weinig aan gedaan om dat te verbloemen. Vorig najaar, vlak na het verschijnen van de vierde cd Verliefd, vroeg de Vlaamse krant De Standaard zich nog even bezorgd af of ‘de slimme jongens van Studio 100 ook in tekst en taalgebruik zouden inspelen op de Nederlandse markt, zoals bijvoorbeeld Suske en Wiske destijds verhollandste na de grote doorbraak boven de Moerdijk’. Het antwoord prijkte als kop boven het stuk: ‘K3 doet niet “gans anders” voor Nederland’. Dat hier vooral niettalige overwegingen meespeelden, blijkt wel uit de toelichting van Karen: ‘Als Kathleen “Zeg hé zotteke” zegt, vinden ze dat juist in Nederland fantastisch. We zullen dus nooit van accent veranderen.’

 

(uit: Kees van der Zwan, ‘“Wij spellen niemand de les” - De taal van Kabouter Plop en K3’. In: Onze Taal, jg. 72 (2003), nr. 4, p. 84-86).

Taal economisch bekeken



illustratie

Het behoeft geen betoog dat het huidige uit elkaar groeien van het taalgebruik in de Nederlanden - althans in een aantal registers - economisch bekeken een zeer negatieve zaak is. Als het onderwijs en de media daar niet tegen reageren, zal er over enkele jaren geen Nederlandse taal meer bestaan maar alleen nog, zeker in Vlaanderen, een aantal taaltjes.

Of onze gemeenschap daarmee een dienst bewezen wordt, is zeer twijfelachtig. En wat moeten anderstaligen wel denken die de ondertiteling binnen hetzelfde taalgebied zien? Meer nog: als zij zien dat zelfs Vlamingen die vele jaren op school hebben gezeten, op de Vlaamse zenders soms ondertiteld (moeten) worden ... Na zoveel jaren moedertaalonderwijs. En als je dan weet wat het de gemeenschap kost...

 

(uit: Stijn Verrept, ‘Economisch bekeken...’. In: Ad Rem, jg. 17 (2003), nr. 1, p. 1).

[pagina 33]
[p. 33]

Welke taal na Bologna?



illustratie

Ondanks de duidelijke uitspraak in de Sorbonneen Bolognaverklaringen over de volle eerbiediging van de diversiteit van culturen en talen, zijn tal van academici en politici de mening toegedaan dat de Vlaamse en Nederlandse universiteiten er goed aan doen meer in het Engels te gaan doceren.

De aangevoerde argumenten zijn grosso modo tweeërlei. Door in het Engels te doceren zou men de studenten een troef bezorgen in de competitie op de Europese arbeidsmarkt. Belangrijker echter vindt men dat onze instellingen daardoor meer buitenlandse studenten zouden aantrekken, onder meer in de Europese uitwisselingsprogramma's. Via het Engels zouden de Nederlandse en Vlaamse universiteiten zich ook beter kunnen profileren in Europa en in de wereld. Aan bepaalde Nederlandse universiteiten blijkt zelfs dat buitenlandse studenten, die een behoorlijk hoog collegegeld betalen, als een interessante bijkomende financieringsbron worden beschouwd. In Vlaanderen is er behoorlijk wat verzet tegen het voornemen om zelfs in het ontwerpdecreet de taalregeling te versoepelen. Eigenlijk is het merkwaardig dat deze discussie samen met de Bologna-herstructurering opduikt: de tekst van Bologna omvat immers geen enkele aanbeveling tot meer of veralgemeend gebruik van het Engels, integendeel; het behoud van de eigenheid van taal en cultuur wordt beklemtoond. Wie in het hoger onderwijs werkt, zal allicht vaststellen dat vele studenten zelfs het Nederlands onvoldoende beheersen. Uiteraard blijft men voorstander van de meertaligheid van studenten en afgestudeerden, maar dit is minstens een gemeenschappelijke opdracht van middelbaar en hoger onderwijs. Aan de universiteit leert men geen tweede taal (of derde taal: in Vlaanderen is het Frans immers de tweede taal in het middelbaar onderwijs), wel het wetenschappelijke register van de in het middelbaar onderwijs geleerde talen. Overigens is het ook niet zo dat de meerderheid van de alumni buiten het eigen taalgebied een betrekking vindt. Onderzoek heeft aangetoond dat onderwijs in het Engels kwaliteitsverlies insluit, zowel aan de kant van de docent als aan die van de student. Wat het ‘aantrekken van buitenlandse studenten’ betreft, stelt men vast dat die studenten vandaag ook komen, zowel in Socrates-verband als voor specialisatie en promotieonderzoek. Men kan erin komen dat aan bepaalde universiteiten of in een interuniversitair verband op het master-niveau opleidingen van wereldniveau kunnen worden aangeboden en men begrijpt dat men het licht niet onder de korenmaat wil plaatsen. Zo talrijk zullen die excellente opleidingen toch niet zijn. Op dit ogenblik kan men veronderstellen dat vele van de beoogde Engelstalige opleidingen vooral bevolkt zullen worden door studenten die in de Britse of Amerikaanse universiteiten niet worden toegelaten, of er niet de financiële draagkracht voor hebben. Zodoende worden de Nederlandstalige universiteiten eerder gekozen als een tweede kans in plaats dat Vlaanderen en Nederland via die buitenlandse studenten goodwill creëren in de landen van herkomst, maar dat heeft dan meer te maken met diplomatieke en economische relaties dan met onderwijsbeleid. In Vlaanderen staat men verbaasd te kijken naar het feit dat Nederland op dit terrein weer eens ‘gidsland’ wil zijn. Men doet het vaak af als ‘koopmansgeest’. Ook beseft men dat men in Nederland niet tot in de helft van de twintigste eeuw heeft moeten wachten om de meerwaarde van hoger onderwijs in eigen taal te ervaren, wat tot gevolg heeft dat de gevoeligheid voor onderwijs in de eigen taal er niet zo sterk is als in Vlaanderen. Misschien zou men in het Nederlandse taalgebied minstens de trots en het zelfbewustzijn mogen opbrengen om voor de benamingen van de voorgestelde diploma's een Nederlandse versie te gebruiken. Waarom zouden baccalaureaat en meestergraad niet kunnen?

 

(uit: Karel van Goethem, ‘Van de nood een deugd maken - Over de Bolognaverklaring’. In: Ons Erfdeel, jg. 46 (2003), nr. 2, p. 201-213).

Marleen Vanhecke over AN, dialect en tussentaal



illustratie

U bent dus in het dialect opgevoed? Ja, en ik merk dat dialecten stilaan aan het verdwijnen zijn en dat vind ik jammer. Vooral omdat er in de plaats van dat dialect een tussentaal gekomen is waarvan ik echt gruw. Kinderen die thuis in AN worden opgevoed en op school een en ander opvangen van dialecten, gaan beide vermengen en zo krijg je die tussentaal. Zelfs heel wat leerkrachten spreken dat taaltje. Zelf ben ik er nog niet helemaal uit wat de opvoeding van mijn zoontje betreft. Hij is nog pas zes maanden, maar ik merk dat ik soms AN en soms dialect praat tegen hem. Ik denk dat ik hem een beperkte basis in AN zal geven, en na een paar jaar overschakel op dialect, omdat dat ook de taal is waarin ik mezelf goed voel en me het beste kan uitdrukken. En als het hem zou interesseren om mooi Nederlands te praten, dan kan hij dictie en voordracht volgen, net als ik. Ik vind het een voordeel dat je in het dialect wordt opgevoed, want je kan dan beter het onderscheid met standaardtaal maken, en veel beter vermijden om een afgrijselijk tussentaaltje te spreken.

[pagina 34]
[p. 34]

(uit: Natalie Hulsen, ‘Marleen Vanhecke: ik voel mij goed in mijn dialect’. In: Over taal, jg. 42 (2003), nr. 1, p. 3-5).

De uitspraak van de slot-n in Nederland en Vlaanderen



illustratie

De analyse van de externe factoren leverde zowel verrassende als in de lijn der verwachting liggende resultaten op. De Nederlandse leerkrachten uit ons onderzoek realiseren de slot-n systematisch meer dan de Vlaamse in deze voorleestaak. Dit is in strijd met verschillende observaties in de literatuur die stellen dat Vlamingen de slot-n meer uitspreken dan Nederlanders en de - niet aangetoonde - claim dat Vlamingen meer op de letter spreken dan Nederlanders. [...] De regionale verschillen die aangetroffen worden in de dialecten zijn ook in de standaardtaal te zien. De slot-n wordt in Nederland het meest gerealiseerd in de regio Noord, in Vlaanderen in Oost- en West-Vlaanderen. In die laatste regio hebben we ook grote individuele verschillen aangetroffen. De drie sterkst delerende sprekers komen uit dit gebied. Mogelijkerwijs speelt hypercorrect taalgedrag hier een rol. Vergelijking met minder gestuurd taalmateriaal van dezelfde sprekers kan hierover uitsluitsel brengen. [...] We kunnen concluderen dat de deletie van de slot-n ook in het Standaard-Nederlands een uitermate variabel verschijnsel is dat de uitspraak laat varieren van de in het Nederlands zeer zwaar belaste uitgang -en. [...]

 

(uit: Hans Van de Velde & Roeland van Hout, ‘De deletie van de slot-n’. In: Nederlandse Taalkunde, jg. 8 (2003), nr. 2, p. 93-114).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • RenĂ©e van Bezooijen

  • Kees van der Zwan

  • Stijn Verrept

  • Karel van Goethem

  • H.F. van de Velde

  • Roeland van Hout

  • Natalie Hulsen