Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 109
Toon afbeeldingen van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 109zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 109

(2005)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

In de kijker

In de teksten en citaten in deze rubriek worden uiteenlopende standpunten over taal ingenomen. Die standpunten zijn niet noodzakelijk ook die van de Vereniging Algemeen Nederlands of van de redactie van Nederlands van Nu. We hopen dat deze rubriek aanleiding kan geven tot reacties van lezers, die we graag publiceren in de rubriek Zeg 'ns wat.

Mijn Nederland



illustratie

De vroegste Europese kolonisatoren, de Portugezen, hebben hun taal achtergelaten in drie continenten. Ik heb Chinezen gehoord die Portugees spraken. Ze kwamen uit Macao. Carlos Drummond de Andrade is een groot dichter van de Portugese taal. Hij komt uit Brazilië. Cesaria Evora wordt naar de Parijse Olympia gehaald om te zingen in het Portugees. Ze komt uit Kaapverdië.

Na de Portugezen kwamen de Spanjaarden. Zij schonken hun taal aan een half continent en dat continent gaf Borges, Vallejo, Neruda en een paar dozijn andere schrijvers van wereldformaat terug. De Engelse literatuur vandaag leeft dankzij de koloniën, Rushdie, Naipaul, Coetzee en al de rest. Over de Amerikanen heb ik het dan nog niet eens. Van de Stille Zuidzee tot de Sahara leerden Franse leraren aan koffiekleurige kinderen dat nos ancêtres les Gaulois avaient les cheveux blonds et les yeux bleus, dat onze Gallische voorouders blond haar en blauwe ogen hadden. Zonder Aimé Césaire, Maryse Condé, Amine Maalouf of Tahar ben Jalloun is de Franse literatuur vandaag ondenkbaar. Ik heb Frans gesproken met Libanezen, Syriërs, Vietnamezen, Togolezen en Senegalezen. Met geciviliseerde Polen en Russen. Met Grieken en Egyptenaren. De koloniale wereldrijken zijn weg, de talen zijn gebleven.

Het Nederlands is niet gebleven. Soekarno was misschien een schurk, maar hij sprak een magnifiek, klassiek Nederlands. Ik heb Indonesiërs mijn taal horen hanteren, alles bij elkaar misschien een dozijn en allemaal waren ze oud, maar allemaal even nauwkeurig in woordenschat en zinsbouw, en zorgvuldig de klanken vormend zoals het beschaafde lieden betaamt.

Waarom hebben de Nederlanders de Insulinde het geschenk van hun taal ontzegd? Wat een schuldige onverschilligheid, wat een kortzichtig egoïsme! Ze hebben, zoals alle andere kolonisatoren elders, genoeg rijkdommen geroofd. Vandaag zouden meer dan tweehonderd miljoen mensen Nederlands kennen. Dat is toch wat anders dan tweeëntwintig miljoen. Maar nog belangrijker is dit: de Indonesiërs zouden een even massale als heilzame invloed uitoefenen op het Nederlands. Hún uitspraak en hún taalgebruik zouden de norm zijn. Als ik mag oordelen naar wat ik al uit Indonesische monden vernam, zou het Nederlands veel welluidender en eleganter klinken dan wat heden ten dage in het westen des lands uit de verveende kelen opborrelt.

Wie mij verdenkt van neokolonialistische nostalgie, maakt zich belachelijk. Agostinho Neto heeft gevochten voor de bevrijding van Angola en was ook een dichter - in het Portugees. Eduardo Galeano heeft met Las venas abiertas de América Latina een virulent anti-koloniaal boek geschreven in de taal van de oude onderdrukker. Léopold Sédar Senghor werd de eerste president van het vrije Senegal en is een groot dichter van de Franse literatuur. Maar goed, Nederland heeft zijn culturele plicht in de gordel van smaragd verzuimd. Historische fouten zijn onherstelbaar.

Toch is het niet te laat. Laten we het voorbeeld van Senghor volgen en veralgemenen. Voor de Tweede Wereldoorlog al gaf hij Franse les aan Franse kinderen in Franse middelbare scholen. Ik vind dat voortaan alle lessen Nederlands in alle Nederlandse scholen uitsluitend door Surinamers en Antillianen gegeven mogen worden. Zij, en alleen zijn, krijgen de bevoegdheid om er streng op toe te zien dat de Nederlandse leerlingen hún uitspraak en hún taalgebruik nabootsen. Bij gebrek aan leraars van overzee zouden eventueel ook begaafde Vlamingen kunnen worden ingeschakeld. Nederlandse jongeren die in het hoogste jaar van de middelbare school nog altijd paain zeggen voor pijn, fis voor vis, sechuh voor zeggen en die geen draaglijke r kunnen uitstoten, wordt het einddiploma geweigerd. De harde g zullen we tolereren. We willen de zaken nu ook niet op de spits drijven.

Maar ledig toezien kan niet meer. Vlamingen, Surinamers, Antillianen en andere ex-onderdrukten, aarzel niet.

Eis uw rechten op! Het Nederlands is ook uw zaak.

 

(uit: Geert van Istendael, Mijn Nederland, Atlas, Amsterdam / Antwerpen, 2005, 382 pp., ISBN 90 450 0519 0. Prijs: €22,50.)

Tutoyeren of vousvoyeren?



illustratie

Hoewel nergens is vastgelegd wanneer jij of u op z'n plaats is, voelt u dat meestal haarfijn aan. Voor buitenlanders die Nederland aandoen, is dat helemaal niet zo eenvoudig. [...] Engelsen hebben alleen you tot hun beschikking en voelen het verschil tussen u en jij vaak niet goed aan. Maar zelfs tussen Nederlanders en Belgen is het vaak niet probleemloos: zowel Belgen als Nederlanders grijpen over de grens te snel naar jij: Nederlanders omdat zij hun informele omgangsvormen meenemen en Belgen omdat zij denken dat men in Nederland veel informeler is en je er daarom altijd wel met jij terechtkunt.

 

(uit: Pyter Wagenaar, ‘U of jij?’. In: Vakblad Taal, jg. 3 (2005), nr. 1, p. 5)

[pagina 43]
[p. 43]

Nederlands in Tbilisi (Georgië)



illustratie

In 1999 al was de Vlaamse Ingrid Degraeve aangekomen in de hoofdstad Tbilisi om er het Docentschap Nederlands Tbilisi (DNT) op te richten. Net als Roelofs [bedoeld is: Sandra Roelofs, de vrouw van de Georgische president] was Degraeve haar man gevolgd naar zijn thuisland. Met de steun van de Nederlandse Taalunie werd een lesruimte ingericht voor het DNT in de Ilya Chavchavadze Tbilisi State University of Language and Culture (TULC). Nederlands kan er sindsdien als bijtaal gestudeerd worden in de bacheloropleidingen pedagogie, vertalen-tolken, internationale betrekkingen, journalistiek en toerisme. Hoewel de taalverwerving centraal staat en vooral zakelijke communicatie, solliciteren en het schrijven van subsidieaanvragen van belang zijn, wordt in de lessen Nederlands gepoogd een zo breed mogelijk beeld te geven van samenleving, literatuur en cultuur in Nederland en Vlaanderen. In het najaar van 2004 vierde het DNT zijn vijfde verjaardag. Op die vijf jaar tijd zijn er 29 studenten Nederlands afgestudeerd en nog eens 14 hopen dat binnen afzienbare tijd te doen.

[...] De bereidheid om zich ook in Nederland en Vlaanderen zelf in de taal te gaan verdiepen, is in ieder geval groot. In de voorbije jaren hebben 18 studenten een beurs gekregen voor de zomercursussen Nederlandse taal en cultuur van de Taalunie in Zeist, Diepenbeek en Gent. In 2002 konden twee Georgische studenten een zomercursus Nederlands voor gevorderden volgen in Utrecht dankzij een beurs van het James Boswell Instituut van de Universiteit Utrecht. En tot nog toe hebben 5 studenten zich met een Huygensbeurs een jaar lang in Nederland kunnen bekwamen in de lexicografie, het literair vertalen en de Dutch Studies.

(uit: Bart van der Straeten, ‘Neerlandistiek in de Kaukasus - Vijf jaar Docentschap Nederlands Tbilisi’. In: Ons Erfdeel, jg. 48 (2005), nr. 1, p. 151-152)

Jan Renkema over het corrigeren van taalfouten



illustratie

Vlamingen hebben niet dezelfde interesses als Nederlanders. Vlamingen zijn sterker in spelling en grammatica; zij hebben dan ook een betere taalopleiding dan Nederlanders. Vlamingen kregen van oudsher meer driloefeningen, Nederlanders hadden een vrijere taalopleiding. Daardoor experimenteren Vlamingen minder met taal dan Nederlanders. Dat merk je bijvoorbeeld bij taalspelletjes als ‘10 voor taal’.

Door mijn Schrijfwijzer zit ik eigenlijk in een glazen huis. Wat ik schrijf moet vlekkeloos zijn. Zo schreef ik laatst een bijdrage voor een sectortijdschrift, en een naaste medewerker van mijn opdrachtgever had een foutje ontdekt: een ‘en’ te veel, of een komma te weinig. Dát kwam hij uiteraard met veel trots melden aan zijn chef. Zie je, daar zijn Nederlanders vaker mee bezig: kijken naar en veroordelen van taalgebruik op het laagste niveau. En liefst met een rood potlood in de hand om dadelijk te kunnen aanstrepen.

[...] Het rode potlood, ook al maak je het groen, het blijft een potlood. De kleur doet er niet echt toe. Er zou ander rood in het potlood moeten: bijvoorbeeld, het rood van de liefde. Wanneer wij teksten bekijken, moeten we dat met drievuldige liefde doen: liefde voor de taal, liefde voor de schrijver en liefde voor de lezer. Dus niet vanuit een ‘machtspositie’ van ‘ik weet het beter’. Steeds weer moeten we proberen duidelijkheid te krijgen over de bedoelingen van de schrijver en wat de lezer ermee doet. Als deze twee kenmerken met elkaar in evenwicht zijn, dan pas kun je van een efficiënte tekst spreken. Dat is het ultieme doel dat de schrijver (en evaluator) moet nastreven. Pas dan zullen we het potlood niet meer zien als een mes dat kerven in onze ziel maakt.

 

(uit: J. Piet Verckens, ‘Er moet ander rood in het potlood van de schoolmeester - Een gesprek met Jan Renkema’. In: Ad Rem, jg. 19 (2005), nr. 1, p. 4-6)

Alles is porno



illustratie

Porno is een nieuwe verzamelnaam voor alles waar je zo snel even geen ander woord voor hebt. ‘Ik heb die porno even op je bureau gelegd’ is helemaal niet ongebruikelijk om aan te geven dat je iemands werktafel hebt overladen met een massa ondefinieerbare paperassen.

Porno was natuurlijk altijd iets waar je niet naar moest kijken, want het betrof op expliciete wijze afgebeelde menselijke voortplantingsriten. Maar door de liberalisering van het woord kun je om porno niet meer heen. Er zijn bijvoorbeeld meisjes die T-shirts dragen met heel groot het woord porno erop, in het lettertype van het gymschoenenmerk Puma. Ook is er een organisatie, Ex Pornstar, die dansfeesten op poten zet en daarvan gewaagde aankondigings-posters op straat hangt, onder meer met daarop de premier in een compromitterende situatie, Echte Jan-Peterporno.

Porno was al overal, maar je moest je best ervoor doen om het tegen te komen. Maar nu is porno gewoon porno. Geef mij die stapel porno even aan. Ik heb hier een hele lijst met porno voor je. Heb jij die porno van dat onderzoek voor me? Zit je nou al weer naar die porno te kijken?

 

(uit: Jaap Siemer, ‘Porno, maar dan anders - De opmars van een taboewoord’. In: Vakblad Taal, jg. 3 (2005), nr. 2, p. 8)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Geert van Istendael

  • Pyter Wagenaar

  • Bart van der Straeten

  • Jan Siemer

  • over Jan Renkema