Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandica extra Muros. Jaargang 1981 (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandica extra Muros. Jaargang 1981
Afbeelding van Neerlandica extra Muros. Jaargang 1981Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandica extra Muros. Jaargang 1981

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.82 MB)

Scans (16.21 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandica extra Muros. Jaargang 1981

(1981)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 2]
[p. 2]

In memoriam

Drs. J. Smorenburg

Op 26 maart 1981 overleed te Besançon Drs. Johan Smorenburg, lector Nederlands aan de universiteit aldaar. Collega Smorenburg had van 1965 tot 1971 Franse taal- en letterkunde gestudeerd aan de Rijksuniversiteit van Utrecht. Na leraar te zijn geweest in Arnhem, Oudewater en Zeist, was hij op 1 oktober 1975 benoemd tot lector Nederlands aan de Université des Sciences Humaines van Besançon. De taak die hij daar op zich nam was niet gering. De omstandigheden waaronder de neerlandistiek er zich had ontwikkeld waren ver van ideaal; ook zijn voorgangers hadden al de grootste moeite gehad om voor het studievak dat zij vertegenwoordigden een plaats te veroveren binnen de universitaire organisatie. Met zijn vriendelijk optreden echter wist Johan Smorenburg velen voor zich te winnen. Het steeds toenemend aantal inschrijvingen in de sectie Nederlands bewees dat zijn colleges boeiend waren.

Tijdens een van de gezellige bijeenkomsten van de Franse neerlandisten te Parijs - eind 1978 - openbaarden zich de eerste tekenen van de ziekte waarvan hij niet meer zou genezen. Met een nauwelijks voorstelbare wilskracht en een tot het laatst onbreekbaar optimisme vocht hij twee jaar voor het leven. Hij nam zijn onderwijs weer op als het maar even kon en werkte voorzover zijn krachten het toelieten aan een proefschrift over Roger Vailland. Tot enkele dagen voor zijn einde bleef hij vol zorg voor de studenten van zijn sectie.

Zijn kinderen verloren een hartelijke vader. Voor zijn familie en voor allen die hem de laatste jaren van nabij meemaakten zal Johan Smorenburg een voorbeeld van moed blijven.

A. van Seggelen

H.M. Eliassen-de Kat, cand. philol.

Op 11 april 1981 overleed te Oslo op 55-jarige leeftijd Martha H. Eliassen-de Kat. Hoewel zij sinds enige tijd ziek was, kwam dit overlijden toch erg plotseling voor haar gezin, haar vrienden en haar collega's. Het is een grote slag voor het Instituut Klassieke Talen van de Universiteit te Oslo, maar ook voor het Nederlands Instituut aldaar.

Na haar eindexamen gymnasium in Den Haag begon zij haar studie klassieke talen aan de Universiteit van Amsterdam en vervolgde deze studie aan de Universiteit te Oslo na haar huwelijk met de Noorse architect Trond Eliassen. Toen zij afgestudeerd was, werd zij onmiddellijk gevraagd les te geven aan het klassieke instituut van de Universiteit te Oslo, waar zij tot haar dood toe, tenslotte als ‘eerste lector’, heeft gedoceerd. Zij had zich gespecialiseerd in de papyrologie en was al enige tijd bezig een verzameling papyri die in de Universiteitsbibliotheek in Oslo opgeborgen waren, te catalogiseren en te ontcijferen. Een gigantisch werk, dat haar het volgend jaar de doctorsgraad zou hebben bezorgd. Verscheidene malen werd in verband

[pagina 3]
[p. 3]

met haar werk haar Nederlandse schoolachtergrond naar voren gebracht als een extra aanbeveling, hetgeen natuurlijk alle Nederlanders hier trots maakte, maar in haar geval was er toch zeker meer. Ze had een bijzonder geduld en doorzettingsvermogen die tezamen met haar intellectuele nieuwsgierigheid en fantasie haar werk tot een succes maakten.

Toen in Oslo het Nederlands Instituut werd opgericht, werd zij meteen gevraagd om als Nederlandstalige het Instituut te steunen, hetgeen zij met veel enthousiasme deed. De combinatie klassieke talen en modern Nederlands was een vruchtbare ervaring voor haar. Enkele artikelen van haar hand verschenen in de Spiegel der Letteren, 14de jrg. 1972 over ‘Een klassiek motief in Gorter's Mei’, in de Nieuwe Taalgids Nr. 4, 1972 over ‘Nog eens stijlverschijnselen bij Couperus’, en in de Spiegel der Letteren, 1978 over ‘De boeken op de tafel van Hugo Aylva of de motieven in Couperus' Metamorfose’. Het enige woordenboek Nederlands - Noors en v.v., n.l. Van Goors Klein Noors woordenboekje, werd door haar bewerkt. Zij was lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.

De oudere congresgangers van de IVN zullen zich haar goed herinneren. Zij was van het begin af een trouwe bezoekster van de congressen. Haar huis in Oslo stond altijd open voor bezoekers uit Nederland en uit den vreemde. Wij, vrienden en collega's, zullen haar erg missen.

Ingeborg Solemslie-Larsen

Dr. H. van der Tuin

Onlangs bereikte ons het bericht dat dr. H. van der Tuin, ouddocent aan de universiteit van Parijs, overleden is. Dit droevig nieuws roept herinneringen wakker aan het prille begin van de neerlandistiek in Frankrijk. Kort na de oorlog sloot Frankrijk met Nederland en met België culturele akkoorden, op grond waarvan lectoraten in het Nederlands opgericht werden in Parijs, Straatsburg en Rijsel. De eerste lecteurs (ik gebruik hier opzettelijk niet de term lector, om elke verwarring te voorkomen) waren in Straatsburg dr. Plessen, in Rijsel dr. Van Elslander en in Parijs dr. Van der Tuin.

Deze was van huis uit romanist. Dit kon zeker geen kwaad, want wie de beginselen van zijn moedertaal aan buitenlanders wil bijbrengen moet uiteraard zelf de moedertaal van zijn leerlingen onder de knie hebben.

Hij had het in Parijs niet gemakkelijk. Velen van hen die deze regels zullen lezen weten bij ervaring wat het betekent, ingang te willen verschaffen aan een vak waarvan zo goed als niemand ter plaatse het belang inziet. De nieuwe lecteur beschikte niet eens over een eigen lokaal: hem werd een hoekje in de donkere zaal - er kon alleen bij kunstlicht worden gewerkt - toegewezen waar de collega's skandinavisten zich al hadden ingericht. Gelukkig had het hoofd van de (reeds sinds 1909 bestaande) Skandinavische sectie, prof. Jolivet, de invoering van het Nederlands toegejuicht en stond hij de nieuwe docent met raad en daad bij.

Ook administratief ging diens weg niet over rozen. Als lecteur mocht hij zelfs geen examens afnemen, tenzij onder ‘toezicht’ en verantwoordelijkheid van een hoogleraar, in casu weer prof. Jolivet.

[pagina 4]
[p. 4]

Ondanks alles ging Van der Tuin met veel animo en doorzettingsvermogen te werk. Daarvan was ik getuige tijdens de twee jaar dat wij mochten samenwerken. Dat was tussen mijn benoeming tot hoogleraar te Parijs in 1952 en het vertrek van Van der Tuin in 1954. Hij begeleidde het groepje studenten, die hij om zich heen had weten te verzamelen, op een zodanige wijze dat er op zijn colleges een sfeer van vertrouwen en spontaniteit heerste. Ook was hij zeer gehecht aan de bibliotheek, waarvan hij, mede dank zij de hulp van de Nederlandse regering, de grondslag had gelegd: de weinige boekdelen werden gerangschikt en geregistreerd met een zorg, die een beroepsbibliothecaris niet onwaardig zou zijn geweest.

Als wetenschapsmens interesseerde Van der Tuin zich hoofdzakelijk voor vergelijkende literatuurgeschiedenis, en meer in het bijzonder voor de verhouding tussen letterkunde en schilderkunst. Hij heeft o.a. voor de Revue de Littérature Comparée studies geschreven over Gautier en A. Brouwer, Gautier en Rembrandt. In 1953 verscheen een charmant boekje van zijn hand, Les vieux peintres des Pays-Bas et la littérature en France dans la première moitié du XIXème siècle.

Opmerkelijker voor ons vak is echter het artikel dat hij in Etudes Germaniques (april/sept. 1954) wijdde aan ‘La linguistique générale et le néerlandais’. De bedoeling daarvan was aan te tonen dat ‘le néerlandais méritait d'occuper une place plus importante dans les études de linguistique générale’. Hieruit blijkt dat de auteur zijn taak in Parijs breed opvatte: al werkte hij in de eerste plaats natuurlijk voor zijn studenten, toch had hij eveneens oog voor de uitstraling van het Nederlands in wijder kring.

Van der Tuin was een pionier, wiens nagedachtenis door de neerlandici extra muros in ere dient te worden gehouden.

P. Brachin


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • A.J.M. van Seggelen

  • Pierre Brachin

  • Ingeborg Solemslie-Larsen

  • over H.M. Eliassen-de Kat

  • over H. van der Tuin

  • over Johan Smorenburg