Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandica extra Muros. Jaargang 1986 (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandica extra Muros. Jaargang 1986
Afbeelding van Neerlandica extra Muros. Jaargang 1986Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandica extra Muros. Jaargang 1986

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (7.11 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandica extra Muros. Jaargang 1986

(1986)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

Boekbesprekingen

Van Dale, Groot Woordenboek Nederlands - Frans door prof. dr. B.P.F.M. Al, in samenwerking met drs. A.M. de Both-Diez, drs. M.M.C. Bosch, drs. D.T. Greidanus, drs. A.G.M. Beerden, drs. A.J.A. Meijers, S.L. Brouwer. - Van Dale Lexicografie, Utrecht, Antwerpen, 1985. - 25 cm, 1565 blz. - ISBN 90 6648 1056.

In het najaarsnummer 1983 van NEM schreef ik over Van Dale Groot Woordenboek Frans - Nederlands samengesteld door prof. dr. B.P.F. Al in samenwerking met vele anderen. Ondanks het feit dat er bij de eerste druk natuurlijk veel op- en aanmerkingen te maken waren noemde ik Van Dale FN toen het allerbeste woordenboek dat de markt bood. Hoofdredacteur Al antwoordde in hetzelfde nummer van NEM reeds op enkele van mijn bezwaren - niet helemaal bevredigend - en hield zich verder aanbevolen voor alle op- en aanmerkingen die bij een volgende druk van nut zouden kunnen zijn. Die hadden inmiddels natuurlijk ook gebruikt kunnen worden voor het nu verschenen deel NF, maar ik mis bij stout toch nog Philippe le Hardi zoals trouwens bij schoon ook de juist voor een Nederlander interessante Philippe le Beau ontbreekt. Ik voel me hierdoor niet tekort gedaan want ik neem aan dat alle suggesties toch wel langzamerhand in het databestand van Van Dale Lexicografie en in de dossiers van de redacteuren terecht zullen komen.

Zo heeft dan, na het Groot woordenboek van hedendaags Nederlands, in het najaar van 1985 eindelijk ook het met ongeduld verwachte Groot Woordenboek Nederlands - Frans het licht gezien. Hoewel een letterlijk hetzelfde Ter Inleiding is opgenomen als in het in 1983 verschenen deel, blijkt de opzet van het woordenboek NF toch heel veel van het deel FN te verschillen. Buiten de hoofdredactie vinden we ook bijna alleen nieuwe namen in de ploeg die het werk heeft geklaard. In de gebruiksaanwijzing wordt deze keer wèl verantwoord met welk ingangenbestand is gewerkt en hoe dat is vervolledigd. Het zal bij dit deel dan ook veel moeilijker zijn om de aandacht te vestigen op het ontbreken van een ingang. Eenvoudiger is het om te wijzen op een verkeerde of ontbrekende vertaling, dit laatste vooral als bij aanwezigheid van de ene vertaling de andere logischerwijze ook aanwezig moet zijn, zoals bij genoemde Bourgondische hertog en diens Habsburgse nazaat. Zo is wel het lemma remonstrant opgenomen met als vertaling armini/ien (sic) en als variant RemonStrant, maar vinden we noch de contra-remonstrant, noch de gomarist. Men kan zich eveneens afvragen of de variant toch niet beter Remontrant kan zijn. De préfect-historicus Yves Cazaux gebruikte dat woord herhaaldelijk in zijn Naissance des Pays-Bas (Paris, 1983). Door zo veel mogelijk van zulke problemen bij de redacteuren van het woordenboek te melden kunnen ook de neerlandici extra muros er zonder twijfel toe bijdragen dat dit nu al zo voortreffelijke en onmisbare woordenboek bij volgende drukken nog beter wordt.

Eén probleem blijft me echter zwaar op de maag liggen: het

[pagina 39]
[p. 39]

feit dat in het deel FN niet werd aangegeven of een Nederlands zelfstandig naamwoord het lidwoord DE of het lidwoord HET heeft. In zijn antwoord van 1983 betoogde hoofdredacteur Al dat het woordenboek door zulke toevoegingen nog geen woordenboek voor niet-Nederlandstaligen zou worden. Objectief wetenschappelijk heeft hij daarin misschien wel gelijk, maar hij gelooft toch niet dat er ooit een uitgever in binnen- of buitenland wordt gevonden die zich aan de uitgave van een zo omvangrijk en toch betaalbaar woordenboek Frans - Nederlands of Duits - Nederlands waagt voor die heel beperkte markt van buitenlandse gebruikers?! Uit het verweer van Al bleek ook dat het deel FN principieel voor Nederlandstaligen was gemaakt. Dat blijkt nogmaals uit de Gebruiksaanwijzing van het deel NF waar wordt gezegd dat in het deel FN De gegeven Nederlandse vertalingen... niet van grammaticale of stilistische informatie vergezeld (gaan), omdat de gebruiksmogelijkheden van deze woorden bij een Nederlandstalige bekend mogen worden verondersteld. Zeer terecht heeft men in het onderhavige deel NF bij alle zelfstandige naamwoorden aangegeven of het Franse equivalent mannelijk of vrouwelijk is en dus le of la voor zich krijgt, maar mijn klomp breekt nu ik constateer dat diezelfde Nederlandstalige gebruiker hier plotseling niet meer wordt geacht te weten dat kerf het lidwoord de heeft en kerfmes het lidwoord het! Nu worden èn bij de Nederlandse ingangen de lidwoorden gegeven èn bij de Franse vertalingen. Wie het er in het buitenland voor over heeft kan voortaan, door beide delen aan te schaffen en te raadplegen, achteraf toch nog het juiste lidwoord te weten komen. Hartelijk dank, maar ik blijf voorstellen om buitenlanders deze omslachtige manier te besparen en in een volgende druk van het deel FN dan toch maar even van die niet zo strikt blijkende beginselen af te wijken en ook daar bij de Nederlandse vertaling het passende lidwoord af te drukken.

Hoe het ook verder gaat met de woordenboeken van Van Dale Lexicografie, er is geen twijfel aan dat ze een grote toekomst hebben. Ze zijn nu al onmisbaar, maar dat mag noch de redactie, noch de uitgeverij een reden zijn om op de lauweren te rusten. Mogen beide een gewillig oor lenen aan de kritiek en daarmee tot nog betere prestaties komen.

(AvS)

Dutch Arts, uitgegeven door het Ministerie van W.V.C.

Op het Negende Colloquium in Nijmegen is in de vergadering van deelnemers uit het Engelstalige gebied nog eens, ditmaal waarschijnlijk voorlopig voor het laatst, betreurd dat het plan van Ons Erfdeel om een Engelstalig cultureel tijdschrift uit te geven niet doorging. Financiële ondersteuning door het Nederlandse Ministerie van W.V.C. zou afgewezen zijn, omdat men er de voorkeur gaf aan wat genoemd werd ‘Holland promotion’. Wat dit begrip precies inhoudt werd er niet bij verteld, maar aantrekkelijke, op een breed publiek afgestemde uitgaven mogen zeker verwacht worden.

Misschien is Dutch Arts, een door de afdeling Internationale Betrekkingen van bovengenoemd ministerie verzorgde brochure, een voorbeeld daarvan. Volgens het voorwoord wil deze uitgave de buitenlandse be-

[pagina 40]
[p. 40]

zoeker aan Nederland helpen begrijpen hoe de Nederlandse cultuur openstaat voor invloeden van buiten en er tegelijk een eigen stempel op drukt. Het eerste nummer kondigt een serie brochures aan waarin verschillende aspecten van het Nederlandse kunstleven gepresenteerd worden. Dit nummer bestaat uit een zevental artikelen van gemiddeld vijf bladzijden, waarin om de beurt de voornaamste kunstvormen naar voren komen.

‘Visuele kunst’ behandelt de schilderkunst vanaf Geertgen t/m Carel Visser, en is niet geheel vrij te pleiten van een zekere oppervlakkigheid. Er wordt ingegaan op de vraag of de Nederlandse kunst een eigen karakter heeft. In ‘Bouwkunst’ gaat het om de laatste acht eeuwen met de te verwachten afwisseling van vormen en stijlen, maar nog meer om de rol van de overheid bij onderhoud en monumentenzorg. ‘Muziek’ behandelt alleen de naoorlogse periode en is alleen al daarom beter. Ook hier schijnt de centrale kwestie te zijn: hoe kan de overheid het muziekleven het best in stand houden en stimuleren. ‘Dans’, het kortste artikel, is weinig meer dan een weliswaar informatieve maar weinig verhelderende opsomming van namen en feiten uit de periode sinds de oorlog. ‘Theater’ biedt een overzicht van organisatorische aspecten van toneelgroepen en het ontstaan van nieuwe groepen, waarbij - men begint de toon nu wat aan te voelen - de rol van het ministerie zelf niet over het hoofd wordt gezien. ‘Literatuur’ begint veelbelovend met het langzamerhand beroemd geworden begrip ‘straatrumoer’, trouwens zonder de uitvinder ervan te noemen. Ondanks interessante vragen die langs de weg opgeworpen worden, lijdt dit stuk aan een teveel aan namen en titels die voor de niet-ingewijde weinig inzicht bieden. ‘Film’ behandelt de vaak moeilijke weg die de Nederlandse film afgelegd heeft in zowel binnen- als buitenland, met nadruk op het uiteindelijke commerciële succes van de Nederlandse filmindustrie. De buitenlandse lezer krijgt overigens de indruk dat Een vlucht regenwulpen een werk van Ate de Jong is, en Van de koele meren des doods van Noushka van Brakel.

Dutch Arts is rijkelijk geïllustreerd en heeft een frisse layout, wat een succesvolle start genoemd kan worden. Toch ben ik ondanks de aantrekkelijke uitvoering geneigd om de inhoud over het algemeen wat teleurstellend te noemen, en wel om twee redenen: ten eerste vanwege de herhaalde verwaarlozing van wat voor een niet-Nederlander juist het meest interessant zou kunnen zijn, en ten tweede de overmatige aandacht voor de organiserende en subsidiërende rol van de overheid. Maar misschien was dit in een inleidend nummer niet te vermijden en wordt in de volgende brochures dieper ingegaan op de kunstvormen zelf.

(W.Z. Shetter, Indiana University)

Gesproken Nederlands - 3 brochures, 3 bijbehorende cassettes.
1 De uitspraak van het Nederlands door J. Wilmots, in samenwerking met P. Janota, J. Czochralski en K.R.G. Worgt; deel 1: Perceptie; deel 2: Produktie (hierbij: cassette nr. 1).
2 Taalhandelingen. Inleiding door Sylvia Nanning en Jan Menting (hierbij: cassette nr. 2).
3 Taalhandelingen. Deel 1: Grammatikale onderwerpen door

[pagina 41]
[p. 41]

Jan Menting; deel 2: Vrije gesprekken (hierbij: cassette nr. 3). Uitgave van de Nederlandse Taalunie in samenwerking met Radio Nederland Wereldomroep.

Gesproken Nederlands is als titel van een set boekjes met bijbehorende cassettes even eenvoudig als veelzeggend. En de vraag van een argeloze gebruiker of dit nu ‘het’ gesproken Nederlands is, wordt óók meteen beantwoord, want de samenstellers hebben het bepaald lidwoord wijselijk achterwege gelaten in de titel.

Het geheel valt uiteen in verschillende gebieden: het fonetisch-fonologisch aspect is vertegenwoordigd, er wordt aandacht besteed aan grammaticale kwesties en de conversatie komt aan bod. Elementen die de buitenlandse docenten in de neerlandistiek (want voor hen is deze reeks vooral bedoeld) beslist zullen interesseren.

Al na éven luisteren naar het eerste bandje (De uitspraak van het Nederlands; deel 1: Perceptie) wordt duidelijk, dat we hier (gelukkig) te maken hebben met een presentatie van de uitspraakvarianten in Nederland en Vlaanderen. Er is voor het inspreken van de band een beroep gedaan op twee Belgische radiomedewerkers, Lut Leysen en Dirk Lesaffer, en hun Nederlandse collega's Ilse Wessel en Bert Steinkamp. Het geheel wordt vakkundig aan elkaar gepraat door prof. Jos Wilmots.

Die gesproken tekst van laatstgenoemde komt niet steeds overeen met de gedrukte tekst in het boek. De afwijking is meestal niet zo groot, maar een enkele keer treedt er toch een verschil in betekenis op.

De assimilatie, zoals bekend een verschijnsel waar anderstaligen meestal nogal moeite mee hebben, wordt op een heldere manier uit de doeken gedaan (zij komt zowel in perceptie als in produktie aan de orde). Alleen zou ik de in wezen onwetenschappelijke term ‘regressieve assimilatie’ liever vervangen zien door ‘anticipatieve assimilatie’.

Wat deel 2 (produktie) van dit eerste onderdeel uitspraak betreft, zou ik graag twee meer fundamentele opmerkingen willen maken. Ten eerste deze: terecht wordt op p. 17 beweerd dat Duitstaligen en Franstaligen de neiging hebben de ie, uu/u en oe te lang te maken; mijn eigen ervaring bevestigt de juistheid van deze stelling. Maar door op te merken dat ze ‘de kwantiteit van hun eigen vocalen wat (moeten) verkorten’ en vervolgens het Nederlandse poeder met het Franse poudre te vergelijken, wordt ten onrechte gesuggereerd dat dit laatste woord lang zou worden uitgesproken (vgl. de fonetische transcriptie in Van Dale F - N 1069). Ten tweede trek ik de bewering in twijfel als zou de oe in het Duitse Buch minder sterk gerond zijn dan in het Nederlandse boek; het is hier meer een kwestie van lengte dan van ronding (vgl. Rijpma/Schuringa ed. Van Bakel21 § 24 en Duden Grammatik2 § 120).

Ik eindig de bespreking van het onderdeel uitspraak met wat detailkritiek èn een pluim. Bij de fonetische transcriptie is niet consequent één systeem gevolgd (zie bijvoorbeeld p. 8 onderaan) en de spelling laat hier en daar te wensen over (men vindt nakeurspelling naast voorkeurspelling: productie/ produktie). De pluim nu: eindelijk praat er eens iemand over het verschil in uitspraak tussen vier/veertien, vijf/vijftien, veertig/vijftig, eenen-

[pagina 42]
[p. 42]

veertig etc./eenenvijftig etc. enerzijds en zes/zestien, zeven/zeventien, zestig/zeventig, enenzestig etc. /enenzeventig etc. anderzijds.

Mijn samenvattend oordeel over De uitspraak van het Nederlands luidt: dankzij het uitstekende werk van Wilmots c.s. hebben we nu een didactisch verantwoorde synthese van het o zo gevarieerde ‘uitspraaklandschap’ van Nederland en Nederlandstalig België, waarbij vooral te prijzen valt dat de samenstellers de moeilijkheden beslist niet uit de weg gegaan zijn. Er wordt op een prettige, niet al te belerende toon uiteengezet hoe het met de uitspraak van het moderne Nederlands gesteld is.

 

Wat in het tweede onderdeel, Taalhandelingen; Inleiding onmiddellijk opvalt is de pragmatische opzet. Er wordt uitgegaan van ‘“taalfuncties” (taaldaden), taalhandelingen) (...) als bedoelingen die de spreker (of schrijver) met zijn uiting heeft’ (p. 3). Het is ‘de ingang, de “kapstok” voor theorie, presentatie en oefenstof’ (p. 1).

Wéér moeten we helaas vaststellen dat de gesproken tekst (sprekers: Hans Kramer en Jim van der Valk) niet helemaal correct wordt weergegeven in de brochure. En we komen ook weer inconsequenties in de spelling en nakeur- in plaats van voorkeurspelling tegen. Ik geef meteen een lijstje: goedemorgen (p. 7)/ goeiemorgen (p. 8), goedemiddag (p. 20)/ goedenmiddag (pp. 14, 15, 33), vacantie (i.p.v. vakantie) (pp. 9, 17), practisch (i.p.v. praktisch).

Ook de tekst van het derde boekje, Taalhandelingen; Grammatikale onderwerpen en Vrije gesprekken lijdt aan dit euvel. Hier vinden we: grammatikale op de omslag en grammaticale in de tekst (bv. op p. 1); verradelijk (p. 20); Regeringswege, Geallieerden, Object, Fam., Actor (p. 20), Regering (p. 21): waarom met hoofdletters?

Op de inhoud heb ik het volgende aan te merken. Waar de auteur, Jan Menting, het in het eerste voorbeeld van de gebruiksmogelijkheden/ betekenissen van ‘mogen’ heeft over het aanbieden van een toestemming, zou ik liever spreken van het suggereren van een mogelijkheid (p. 5). Als hij even verder als vijfde betekenis ‘mogelijkheid: “kunnen”’ geeft, dan dekt deze vlag niet helemaal de lading die in de voorbeeldzinnen te zien is (p. 7). En ik zou als parafrase van ‘Nou, dat mocht hij willen,...’ beslist ook ‘ook al wil hij dat,...’ gegeven hebben. Op p. 20 stelt hij ‘Hij werd van Regeringswege uitgezonden’ m.i. ten onrechte op één lijn met ‘Van weemoed overmand’ en ‘Ben je nu helemaal van de ratten besnuffeld?’ om aan te geven dat de actor niet in een ‘door’-maar in een ‘van’-bepaling wordt uitgedrukt.

De Vrije gesprekken op de tweede kant van de bijbehorende (derde) cassette laten in vlot gevoerde dialogen staaltjes van hedendaags gesproken Nederlands horen. Het eerste gesprek, dat tussen Iede de Vries en Victor Hafkamp over de Nederlandse politiek, wordt op een heel natuurlijke, ongedwongen wijze gevoerd, maar in een nogal hoge versnelling. Men kan zich dus de vraag stellen of de anderstalige, mede gezien de gebezigde woordenschat, hier zonder geschreven tekst (die is in het boekje waarschijnlijk bewust weggelaten) niet wat al te zeer aan zijn/haar lot wordt overgelaten. Ik durf te beweren, dat zelfs een docent in den vreemde die zich niet

[pagina 43]
[p. 43]

regelmatig op de hoogte stelt van een actualiteit in Nederland (en sommigen hebben helaas die mogelijkheid gewoonweg niet) nog moeite zal hebben met wat hier wordt opgedist. In het tweede gesprek, dat Kees Middelhoff (Nederlander) en Cas Goossens (Belg) voeren over bepaalde Belgisch - Nederlandse verhoudingen, ligt het tempo wat lager en is de woordenschat (uiteraard) van een heel ander niveau. Het is beslist een goed idee geweest deze nogal uiteenlopende gesprekken te combineren en menig docent extra muros zal verzuchten dat hij nóg wel een aantal van zulke gesprekken zou kunnen gebruiken!

 

Mijn eindoordeel kan niet anders dan positief zijn. Door het lofwaardige initiatief van de Nederlandse Taalunie kunnen de buitenlandse docenten Nederlands nu beschikken over een uiterst bruikbare, wetenschappelijk en didactisch verantwoorde (en naar eigen goeddunken uitbreidbare) methode om de anderstalige te laten kennismaken met het gesproken Nederlands.

(J. Vromans, Université de Liège)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • A.J.M. van Seggelen

  • William Z. Shetter

  • Joseph Vromans

  • over J.G. Wilmots

  • over Sylvia Nanning

  • over Jan Menting