Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012 (2012)

Informatie terzijde

Titelpagina van Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012
Afbeelding van Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012Toon afbeelding van titelpagina van Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.09 MB)

Scans (4.10 MB)

ebook (3.89 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012

(2012)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

1970
E.M. Beekman: Homeopathy of the absurd. The grotesque in Paul van Ostaijen's creative prose
Den Haag, Martinus Nijhoff

In 1970 verscheen onder auspiciën van een comité van hoogleraren en docenten in de Nederlandse taal- en letterkunde aan universiteiten buiten Nederland en België het eerste deel van de boekenreeks Bibliotheca Neerlandica extra Muros. Het betrof een Engelstalige studie over het groteske in Paul van Ostaijen's creatieve proza: Homeopathy of the absurd. De schrijver ervan, E.M. Beekman (1939-2008), stond bekend als een vermaard comparatist, die aan diverse universiteiten had gedoceerd, waaronder die van Massachusetts, en die zich ook als Amerikaans vertaler, onder andere van Van Ostaijen, niet onbetuigd had gelaten.

In zijn boek heeft Beekman creatieve prozateksten van Van Ostaijen willen classificeren als moderne grotesken. Grotesk proza is altijd al wel geschreven, zo betoogt hij aan de hand van Wolfgang Kaysers Das Groteske in Malerei und Dichtung. Maar de moderne groteske laat zich zowel op inhoudelijke als formele gronden onderscheiden van de traditionele variant, aldus Beekman. Om die stelling te verdedigen onderzocht hij een corpus van circa twintig teksten, waaronder Het bordeel van Ika Loch. Weliswaar waren die al eerder onderzocht, zoals door Garmt Stuiveling, maar deze meende dat het hierbij slechts om wat willekeurige experimenten ging, waaraan niet al te veel waarde hoefde te worden gehecht. Dit standpunt wenst Beekman te bestrijden door exacter te werk te gaan dan zijn voorgangers, die te weinig oog zouden hebben gehad voor de talige kant van de teksten en niet hebben beschikt over een deugdelijk apparaat om die te beschrijven.

Met gebruikmaking van de essayistische geschriften van Van Ostaijen buigt Beekman zich allereerst over de thematiek. Hij stelt daarbij vast dat die in grote lijnen overeenstemt met wat Kayser had geconcludeerd met betrekking tot grotesken van anderen. In moderne grotesken wordt protest aangetekend tegen de burgerlijke maatschappij, waarin hiërarchisch en logisch denken de boventoon voeren. Een dergelijk protest zou onmogelijk in traditionele literaire vormen gestalte kunnen krijgen. Vandaar het gebruik van dit type proza.

De meeste aandacht van Beekman gaat uit naar het taalgebruik in Van Ostaijens grotesken. Voor de beschrijving hiervan ging hij te rade bij de in de jaren zestig van de vorige eeuw opkomende formalisten en structuralisten, van wie later wel is gezegd dat zij aan de wieg stonden van de moderne, exacte literatuurwetenschap. Het is met name Roman Jakobson op wie hij zich telkenmale beroept. Beekman legitimeert zijn keuze echter op nog een andere manier, namelijk door erop te wijzen dat Van Ostaijen in soortgelijke termen over de structuur van teksten sprak als Jakobson. De associatietechniek die ten grondslag ligt aan

[pagina 28]
[p. 28]

de moderne groteske zou overeenkomen met wat Jakobson metonymische kunst noemde, een kunstvorm die niet is gebaseerd op overeenkomstigheid, maar op contiguïteit, aangrenzendheid. Door zich te bedienen van een metonymische kunstvorm zou Van Ostaijen ook nog eens de aandacht op de gebruikte technieken zelf, zoals syntactische deformaties, herhalingen en contradicties, hebben willen vestigen. Ook op dit punt lopen de opvattingen van Jakobson en Van Ostaijen parallel, aldus Beekman. Evenals ten aanzien van de opvatting dat groteske teksten autonoom zijn: in een metonymische vertelling verwijzen woorden niet naar de werkelijkheid, maar creëren ze een eigen talige realiteit. Een modern grotesk verhaal heeft een paralogische structuur die is gebaseerd op een langs associatieve weg opgebouwde onjuiste redenering welke tot in het absurde is doorgevoerd. Met behulp van deze contigue verhaalstructuur zou Van Ostaijen het vertrouwen in de positivistische logica, waarop het burgerlijk wereldbeeld berust, hebben willen parodiëren. Tegelijkertijd zou hij met de metonymische verteltechniek traditionele verhaalvormen, waarin dit wereldbeeld is vervat, hebben willen ondermijnen. Van een Aristotelische opbouw, een plot, logische samenhang en afgeronde karakters, kenmerkend voor traditioneel proza, is in de moderne grotesken weinig terug te vinden.

Door nog tien andere teksten van Van Ostaijen bij zijn onderzoek te betrekken, welke op de rand van proza en poëzie balanceren, wil Beekman zijn bevindingen als het ware toetsen door te laten zien dat ook deze onder metonymische kunst ressorteren. Daarnaast wil hij aantonen dat zowel Jakobsons theorie over metonymische kunst als de tien teksten van Van Ostaijen in verband zijn te brengen met een fenomenologische wereldbeschouwing. Jakobson zou uiteindelijk op zoek zijn geweest naar het essentiële karakter van verschijnselen, evenals Van Ostaijen, wiens beelden in zijn autonome teksten volgens Beekman eigenlijk metonymische uitdrukkingen van het wezen van de schrijver zijn.

Homeopathy of the absurd (1970) heeft in het literatuurwetenschappelijke circuit zijn weg al snel weten te vinden. Het speelde een rol in het debat over het modernisme, getuige het door Francis Bulhof bezorgde Nijhoff, Van Ostaijen, ‘De Stijl’ (1976). Het vormde een van de bouwstenen voor het standaardwerk Historische avant-garde (1982), bezorgd door Ferd Drijkoningen en Jan Fontijn. En ook in latere publicaties, gewijd aan Van Ostaijen, stuit men regelmatig op Beekmans studie, zoals in de essaybundel De mensen zijn mooier dan ze denken (1985) van Cyrille Offermans, het proefschrift van Jef Bogman, De stad als tekst (1991), de bundel De stem der Loreley (1996), samengesteld door Geert Buelens en Erik Spinoy, en de inleiding van Marc Reynebeau bij de uitgave van De bankroet jazz (2009).

Door zich te bedienen van een linguïstisch en stilistisch beschrijvingsapparaat mag Beekman, in het kielzog van Jakobson, dan ogenschijnlijk een modern literatuurwetenschappelijk standpunt hebben ingenomen, hij bleef, net als Jakobson, oude, op een Aristotelische poëtica geënte vragen stellen, zoals naar het wezen van de moderne literatuur, en meende, net als Jakobson, voor de interpretatie van

[pagina 29]
[p. 29]

Van Ostaijens groteske proza een beroep te moeten doen op de toch weinig exacte Wesensschau van de fenomenologie. Daarbij zag hij niet dat zijn argumentatie om Jakobsons theorie te gebruiken zwak was: de door hem gesignaleerde overeenkomst met de literatuuropvatting van Van Ostaijen had hem aan het denken moeten zetten over het wetenschappelijke karakter van zijn beschrijvingsmodel. Hoewel hij de indruk wekt in zijn onderzoek ruimte te hebben voor toetsing, heeft hij via Kayser en vooral Jakobson hoofdzakelijk bevestiging voor zijn beweringen gezocht. Beekman heeft eigenlijk alles in het werk gesteld om zo dicht mogelijk bij Van Ostaijen te blijven en in die opzet is hij geslaagd.

 

Klaus Beekman, Amsterdam


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Homeopathy of the Absurd. The grotesque in Paul van Ostaijen's creative prose


auteurs

  • Klaus Beekman

  • over Paul van Ostaijen