Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012 (2012)

Informatie terzijde

Titelpagina van Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012
Afbeelding van Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012Toon afbeelding van titelpagina van Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.09 MB)

Scans (4.10 MB)

ebook (3.89 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Internationale Neerlandistiek. Jaargang 2012

(2012)– [tijdschrift] Neerlandica extra Muros / Internationale Neerlandistiek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 73]
[p. 73]

1985
Wiljan van den Akker: Een dichter schreit niet. Aspecten van M. Nijhoffs versexterne poetica
Utrecht, Veen

Een dichter schreit niet is een invloedrijke en bijzondere bijdrage in de geschiedenis van de neerlandistiek. De dissertatie van Wiljan van den Akker handelt over de literatuuropvatting van Martinus Nijhoff, zoals bekend een van de grootste Nederlandse dichters van de twintigste eeuw, die voor velen als ‘moeilijk’ en moeilijk te plaatsen geldt. Van den Akkers studie is niet alleen een uitmuntende beschrijving, op basis van grondig onderzoek, van de versexterne poëtica van de dichter, maar levert ook een belangrijke bijdrage aan de heersende opvattingen over de rol van poëtica in het onderzoek en de methodes waarmee de poëtica van een schrijver kan worden gereconstrueerd. Als zodanig heeft dit boek een belangrijke correctie teweeggebracht in de bepaling van de literatuuropvatting, in de eerste plaats van Nijhoff maar daarnaast ook van andere schrijvers.

Niet enkel het onderwerp was invloedrijk en vernieuwend. Ook de methode en de resultaten van de studie beantwoordden aan een impuls uit die tijd. Frank Berndsen citeert in zijn studie over de geschiedenis van de neerlandistiek in de jaren tachtig van de vorige eeuw de oratie van Ton Anbeek: ‘Theoretische reflectie en praktijk van het onderzoek mogen niet meer gescheiden worden, zoals in het verleden gebeurde: dat leidt in beide gevallen tot steriliteit’ (Berndsen 1989, p. 92). Dat Van den Akker een theoretische reflectie levert die (bovendien) onderbouwd en uitgewerkt is aan de hand van breed en diepgaand onderzoek, is dus belangrijk. Berndsen beschrijft poëticaonderzoek als ‘een relatief nieuwe vorm van onderzoek die weliswaar in ruimere, ook internationale, kaders past, maar tegelijk specifiek is voor de universitaire beschouwing van de Nederlandse letterkunde’ (p. 102). Van den Akker levert, behalve een beschrijving van Nijhoffs poëtica, een systematische verhandeling over de functie en interpretatie van de versexterne poëtica.

Dat zijn boek invloed op het vak heeft uitgeoefend, is gemakkelijk aantoonbaar aan de hand van de vele citaten en verwijzingen in wetenschappelijke publicaties sindsdien. Van Bork en Laan noemen in dit verband bijvoorbeeld twee dissertaties van kort na de publicatie (1989, 1992; Van Bork en Laan 2010, p. 32). Zij beschrijven een aantal ideeën als nieuw, bijvoorbeeld de vraag ‘waarom schrijvers de moeite nemen hun denkbeelden over literatuur uiteen te zetten’ (p. 31). Invloedrijk is, zo stellen Van Bork en Laan, dat Van den Akker de aandacht vestigt op het feit dat literatuur, hoe goed ook, ontstaat in een bepaald klimaat waarvan de opvattingen wel of niet goed stroken met de literatuur van een bepaalde schrijver, en dat een schrijver kan trachten invloed uit te oefenen op die opvattingen en tevens

[pagina 74]
[p. 74]

om zijn eigen werk zo gunstig mogelijk te presenteren binnen de context van de heersende literaire situatie. Dat betekent dan ook dat de wetenschapper poëticale uitspraken moet interpreteren, ze niet als neutraal kan behandelen en zich soms sceptisch moet opstellen. Van den Akker beschrijft die context als zowel nationaal als internationaal: ‘Een [...] mogelijke werkwijze is de poëtica te plaatsen in de nationale, literair-historische context. [...] Het comparatistisch perspectief kan zich ook uitstrekken over de landsgrenzen [...]’ (Van den Akker 1985, p. 46). Het materiaal dat de onderzoeker ter beschikking staat bij het bepalen van de poëtica van de schrijver kan worden ingedeeld in verscheidene categorieën, namelijk versintern en versextern; beide categorieën zijn verder onder te verdelen in impliciet en expliciet.

Hoe belangrijk de publicatie van Van den Akkers boek ook is geweest als ijkpunt voor ons poëticabegrip, de bredere gevolgen ervan voor de neerlandistiek zijn nog groter. Invloed kan ook van institutionele aard zijn. De publicatie (onder andere) van Een dichter schreit niet en de benoeming van Van den Akker tot hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de toenmalige Rijksuniversiteit Utrecht, en later tot decaan Geesteswetenschappen (inmiddels Universiteit Utrecht), heeft verstrekkende gevolgen gehad in institutionele zin, voor het vak in het algemeen, en in het bijzonder voor de IVN. Dat alles heeft ertoe bijgedragen dat het centrum van de neerlandistiek verschoof. Daarom is het zinvol om daar hier even bij stil te staan. Zoals Van den Akker bij het bepalen van een poëtica de context belangrijk acht, zowel de nationale als de internationale, zo heeft hij ook altijd oog gehad voor binnen- én buitenland, specialisatie en bredere perspectieven, kennis en interpretatie, dat wil zeggen, de meerwaarde van een dialoog. Dit duidt op een werkvorm, een inzicht in de gang van zaken die hem in vele situaties eigen is. Indien men het ‘zowel-als’ niet onderkent, schijnt Van den Akker keer op keer aan te geven, ziet men slechts een gedeelte van het beeld, en ziet men belangrijke factoren over het hoofd.

Van den Akker heeft zich als hoogleraar en als decaan met inzicht en toewijding ingezet voor studentenuitwisselingen, docentenuitwisselingen en samenwerkingsverbanden met buitenlandse universiteiten. Bovendien heeft hij zijn invloed en status als hoogleraar in Nederland wellicht meer dan wie dan ook gebruikt om verschuivingen binnen de internationale neerlandistiek te stimuleren. Hij was een van de eerste hoogleraren ‘van binnen’ die de IVN au sérieux namen; hij pleitte binnen en buiten de vereniging - in die tijd heette dit tijdschrift nog Neerlandica extra Muros - voor een vervaging van de verdeling van het vak in de categorieën ‘binnen en buiten de muren’. Hij zag duidelijk in dat, hoewel de buitenlandse neerlandistiek uiteraard anders is en moet zijn dan die binnen de Lage Landen, een dialoog tussen de verscheidene soorten zinvol is: een genuanceerd ‘zowel-als’.

Terugblikkend op 1985 zou men haast durven verwijzen naar het betoog van de auteur van Een dichter schreit niet, die aantoonde dat inhoud en context, versinterne

[pagina 75]
[p. 75]

en versexterne teksten, expliciete en impliciete uitlatingen, nationale en internationale gegevens samen, in dialoog met elkaar, een vollediger en genuanceerder beeld van de poëtica van de schrijver mogelijk maken, om daarin reeds een impuls te erkennen in de richting van het niet langer willen kennen van ‘muren’, het samenbrengen van complexe verscheidenheid onder de brede noemer van een dialoog. Men zou haast durven erkennen dat zo'n instelling in bredere zin niet alleen fundamentele veranderingen binnen de IVN heeft bevorderd, maar ook reeds de kiemen in zich droeg van een nieuw, ruimer beeld van de neerlandistiek.

 

Jolanda Vanderwal Taylor, Madison

 

Berndsen, Frank, Onderzoeksverslag in het kader van het onderzoeksprojekt: Geschiedenis van de Neerlandistiek (deel letterkunde) plus Theoretische problemen bij het beoefenen van vakgeschiedenis. Deel XII: Capita selecta uit de theorie en de geschiedenis van de Universitaire beschouwing van de (Nederlandse) letterkunde. Groningen, 1989.
Bork, G.J. van & Nico Laan (red.), Van romantiek tot postmodernisme. Opvattingen over Nederlandse literatuur. Bussum, 2010.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Een dichter schreit niet. Aspecten van M. Nijhoffs versexterne poetica


auteurs

  • Jolanda Vanderwal Taylor

  • over Martinus Nijhoff