Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Gids. Jaargang 50 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Gids. Jaargang 50
Afbeelding van De Nieuwe Gids. Jaargang 50Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Gids. Jaargang 50

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.57 MB)

Scans (56.23 MB)

ebook (4.10 MB)

XML (2.46 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Gids. Jaargang 50

(1935)– [tijdschrift] Nieuwe Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 290]
[p. 290]

Bibliographie.

A. den Doolaard. Oriënt Express. - Amsterdam, 1934. N.V. Em. Querido's Uitg.-Mij.

Het is maar alweer hoe je het bekijken wil. Kunst of geen kunst. Letterkunde of ontspanningslectuur. We kennen allemaal de foto van Den Doolaard, den romantischen krachtigen Den Doolaard te paard tegen het Macedonische berglandschap. En als wij zoo aan hem denken en aan zijn onstuimige vurige balladen, dan kunnen wij toch niet anders dan toegeven, dat ook dit boek ontstaan is uit zijn eerlijke romantische jeugd, die hem met veel te gretigen hartstocht naar de beschrijving van het enkele avontuur deed grijpen in plaats van ons de werkelijke drijfveeren van den grooten voivoda (aanvoerder) Fodor Alexandrov: zwerverslust en zucht tot avontuur, te ontrafelen in evenzoovele bladzijden.

Dit boek spant en boeit door de beschrijving van het avontuur, zooals een Wild-West film, die goed in elkaar zit, ons kan prikkelen. Steeds worden wij echter door den buitenkant bezig gehouden. Het laat geen grooten indruk na. Wij vragen ons af: wat zijn wij nu eigenlijk rijker geworden? Dan moeten we antwoorden: we hebben slechts een vluchtig kijkje gekregen in het leven van de Macedonische boeren en vrijheidsbeweging, zooals die vanaf 1903 tot nu toe zich heeft ontwikkeld. Overigens enkel: rennende ruiters, conspireerende opstandelingen, knallende revolvers, heldin van het verhaal op het laatste moment gered door den voivoda die haar minnaar wordt en blijft (tot na den dood; dezen te wreken blijft dan haar eenig levensdoel) met de noodige afwisseling van geheime zendingen en schildwachten voor een eenzaam huis, daar tusschen door. Alles op uitstekende en vlotte wijze beschreven en voor de film geknipt. Wij meenen echter niet dat dit een aanbeveling is voor de kunstwaarde van dezen ongetwijfeld spannenden roman.

[pagina 291]
[p. 291]

S. Vestdijk. Terug tot Ina Damman. - Rotterdam, 1934. Nijgh & van Ditmar N.V.

Een jong auteur, die als dichter reeds een zeer opmerkelijke en typische plaats inneemt. Dit romandebuut is met wijs beleid ten tooneele gevoerd, want Vestdijk's boek handelt maar over enkele personen. Vitalistische, tegen elkaar optornende daden en een psychologische problematiek, zich uitstrekkend over een groot aantal figuren, vermeed hij. Maar de auteur is er in geslaagd ons hevig te interesseeren voor het simpele liefdegeval van een H.B.S.er, omdat hij het heeft klaar gespeeld ons in deze jeugdpassie iets van de eeuwige vreugde en smart der gerijpte liefde te openbaren. Voor een niet gering deel werd dit bereikt, omdat Vestdijk's taal, het geheele boek door, de zuivere weerklank is van zijn psychische afgestemdheid. Gevoed door een groot temperament wordt het woord tot een bijkans tastbare gevoeligheid. Wat deze schrijver ook verricht, hetzij gedicht, essay en nu deze roman, en welke bezwaren men ook zou kunnen aanvoeren, belangwekkend is het altijd.

Theun de Vries. Koningssage. - Amsterdam, 1934. N.V. Wereldbibliotheek.

Juist met dit boekje kan ik u nu zoo prachtig aantoonen, waarom ik Vestdijk een taalartist noem, dus een createur van het woord en Theun de Vries, den auteur van deze zuiver en met smaak geschreven Koningssage, niet, of althans veel minder.

Dit werkje van Theun de Vries is gaaf, maar steriel, het onderwerp te simplistisch voor deze woelige, tragische, maar grootsche tijden. Ary Prins bijv. deed dit in zijn tijd reeds met tienmaal origineeler middelen. Hier hebt ge nu een boekje dat min of te meer een school vertegenwoordigt, in dien zin dat het een bepaald procédé meer imiteert dan creëert. Theun de Vries heeft ons er echter op attent gemaakt, dat ‘Koningssage’ tot zijn jeugdwerk behoort. Ik erken dan ook gaarne dat zijn romans van veel grootere beteekenis zijn, zoowel wat de taal als wat het onderwerp betreft. Deze laatsten echter vertoonen het nadeel van dit rijpere eveneens. De taal in ‘Koningssage’ mag, om zoo te

[pagina 292]
[p. 292]

zeggen, anoniem zijn, verstarde beelden zooals in zijn later geschreven werk, treft men er niet in aan. Lees Slauerhoff na Theun de Vries en ge zult heel spoedig bewerken wie over een werkelijk oorspronkelijke taalmacht beschikt en wie niet. En dat de eerste tienmaal meer te vertellen heeft, zal wel voor geen vakman noch leek aanvechtbaar zijn. Kunst is een gecompliceerde zaak, want bovenstaande bezwaren verhinderen niet, toch te moeten toegeven dat Theun de Vries ons zoowel met zijn poëzie als met zijn proza meermalen iets geschonken heeft waarbij de lezer, die over literairen smaak beschikt, ongetwijfeld de kwalificatie schoonheid naar de lippen zal zijn gedrongen. En ook deze sage van Radbod en Theusinde laat zich aangenaam lezen. Maar, nog steeds wenschen wij ‘omhooggestooten’ te worden. En dit is in zake kunst onherroepelijk van niets anders te verwachten dan van een openbarende rasoorspronkelijkheid, die doet opschrikken en overmeestert.

J. Slauerhoff. Het Leven op Aarde. - Rotterdam, 1934. Nijgh & van Ditmar N.V.

‘.... ik had al gedacht voorgoed aan het ruimteleven genoeg te hebben en was nu weer in het mensch-zijn teruggedaald’. (Blz. 115.)

‘De maan taande, de wolken dreven weg, zeker door een wakker geworden morgenwind daarginds en onder de top zag ik nu een zachtroode zone. Was het morgenrood of was het een rood meer? Als ik daar leven kon, op die witte top aan de oevers van dat meer, zou ik veilig zijn en niet verder willen gaan. Dat dacht ik nu. Maar ik kwam immers overal van terug. Op zee zag ik het land als het beter bestaan, eenmaal daar zocht ik mijn heil in de lange reis, en dacht onderweg door mij in te leven in een zuiver Ghineesche stad gelukkig te worden en bevrijd; eenmaal nauwelijks daar hing ik aan een raam en tuurde naar een onbereikbare top.’ (Blz. 192 en 193.)

Om aan zichzelf te ontkomen, verlost te worden van zijn aardsch zijn schijnt dit leven waar wij allen doorheen moeten, noodig. Vanaf een bergtop gezien: menschen krioelend in de dalen en tegen de zijwanden van de heuvels een smal dun lijntje, traag

[pagina 293]
[p. 293]

voortkruipend: een karavaan opiumsmokkelaars of wapensmokkelaars naar nog niet geheel modern uitgeruste Chineesche steden. Opium: droom of werkelijke werkelijkheid. Wapenen: symbool van de betrekkelijkheid van dood en leven op deze aarde en op al die andere werelden buiten onze planeet, die misschien al eeuwen lang dood in de ruimte hangen. En de mensch Cameron, in zijn aardsche bestaan: de Iersche marconist van een vrachtboot die jaren achter elkaar de zee bewoont, totdat het hem walgen gaat van het eeuwige water en den eeuwigen wind. Deze aan lager wal geraakte Ier, die gemeene zaak maakt met den Chinees en wiens verlangen tenslotte niet verder reikt dan opgenomen te worden als koelie onder de koelies, in zijn eeuwigheidsbestaan: de ziel die naar den grooten overgang hunkert, het Vagevuur voor hen wien op den bodem der ziel het groote verlangen naar de Vereeniging gedurende hun aardsch bestaan blijft branden.

Sampans als zwermen insecten op de groote rivieren, ravijnen, oude Chineesche stadsdeelen, Europeesche concessies, de opiumpijp, die de menschen tot vreemde wezens omgetooverd heeft, de giftige kleuren der papavervelden, een aan de pijp verslaafd Fransch zeeofficier Sylvain, een drankzuchtige Rus, gewezen legeraanvoerder, ‘Op-één-na’, de uitgestooten Chineesche geletterde, Fong Siën, de vrouw met het ettergezwel en Hsioe, sluikhandelaar, die al deze menschen uit de modder van hun mislukt leven heeft opgevischt tot het ten uitvoer brengen van zijn onderneming. Het transport door rijstvelden, llang, akkers en velden, maandenlang, van een grooten voorraad munitie en wapens naar Tsjong King, gebouwd vóór de Han-dynastie en gelegen buiten den grooten muur, waar Kia-So priester is - dit alles beschreven of liever voor onze oogen en ooren getooverd om ons iets te doen gevoelen van de zoekende ziel van Cameron, om met deze mee te hijgen, te wanhopen en weer te hopen op de uiteindelijke bevrijding. Het komt er immers niet op aan waarin onze ziel huist, mits zij strevend blijft, al is 't het lichaam van een door de maatschappij verworpene, een verloopen Engelsch officier, een koelie.

Hierin toont de ik-persoon van dezen roman: Cameron, wonderlijk veel overeenkomst met de ik-figuur van ‘Voyage au bout de la nuit’ van Louis-Ferdinand Céline: Bardamu. André Malraux'

[pagina 294]
[p. 294]

boek ‘La Condition humaine’ lijkt daarentegen meer uiterlijk op ‘Het Leven op Aarde’. Immers Malraux' werk speelt eveneens in China en wij vinden dus soortgelijke typen eerder bij Malraux dan bij Céline. Evenals (Céline) Bardamu zoekt (Slauerhoff) Cameron de verlossing door de verandering. Geen verandering van een groep menschen, van een staatsvorm: het communisme als bevrijder (Malraux), doch een anders worden van het individu. (Céline, Slauerhoff.)

Het binnentreden van het westelijk paradijs, den zaligen opium vervoerde is het een belemmering om in het Land van de Sneeuw te komen, waar de vreeselijkste aller gevechten wordt geleverd: de strijd van de ziel tegen de demonen om te geraken tot het vormlooze bestaan waarvan de groote Chineesche wijzen spreken. Voor hen, die nog deel nemen aan het leven op aarde, heeft dit leven slechts één zin: ‘andere levens verwekken of verdelgen en plaats maken voor nieuwe komenden’. Doch Cameron, de ik-persoon van het verhaal, heeft den zin van het leven volbracht door zijn lotgevallen, ‘zich bevrijd uit de samenzwering van afstamming en belagende geesten en verwekt tot de smalle rest van eigen bestaan’. Tenslotte - en hiermede eindigt dit zeer bijzondere boek - vindt hij geen anderen zin dan zichzelf voor zijn leven op aarde.

Een meesterwerk, dat de menschen op aarde dienen te lezen.

 

Max Kijzer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over OriĆ«nt-Express

  • over Terug tot Ina Damman. Geschiedenis van een jeugdliefde

  • over Koningssage

  • over Het leven op aarde


auteurs

  • Max Kijzer