Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 6 (1951-1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 6
Afbeelding van Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 6

(1951-1952)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 996]
[p. 996]

Zoek de mens
De Arklaureaat

Eenmaal 's jaars, op Hemelvaartdag, brengt de redactie van het N.V.T. in het openbaar een feestelijke boodschap, plechtig uitgevaardigd in het teken van een vrijheid, die zij voor àlle schrijvers, van welke morele, sociale of esthetische gezindheid ook, als een goddelijk recht opeist: de Vrijheid van het Woord.

Een zilveren Ark, symbool van onaantastbaar litterair verbond, wordt bij die gelegenheid ten toon gesteld, en ieder jaar slaat men er de naam in van een jong auteur, die zich door een verrassend werk aan haar heeft geopenbaard.

In 1951 werd de dichteres Christine D'Haen onderscheiden. Dit jaar viel, na een competitie waarin ook Jan Walravens, Pliet van Lishout en Remy C. Van de Kerckhove werden betrokken, aan de drie en twintigjarige Hugo Claus de eer te beurt.

Na de afkondiging in afwezigheid van de voltallige redactie, werd een feestmaal gehouden, waarop door Albert Westerlinck (Dietse Warande en Belfort), Jan Schepens (Vlaamse Gids) en Herman Teirlinck (N.V.T.) zeer bemoedigende en verheven verklaringen werden uitgewisseld in verband met de wenselijkheid van een serene litteraire solidariteit in Vlaanderen.

Ten slotte zou Hubert Lampo, redactiesecretaris van het N.V.T., belast worden met de feestrede. Hij richtte zich in onderstaande bewoordingen tot de gevierde Arklaureaat:

 

Waarde Hugo Claus,

Directie en redactie van het N.V.T. hebben mij de alleszin vererende taak opgedragen U namens hen allen toe te spreken op deze voor ons en - hopen wij - ook voor U heuglijke dag, waarop gij voor uw roman ‘De Metsiers’, voor het eerst in ons tijdschrift verschenen, tot ‘Laureaat van de Ark’ wordt uitgeroepen. Uw naam zal naast deze van Christine D'Haen gegrift worden in het kostbare

[pagina 997]
[p. 997]

juweel. Latere geslachten zullen oordelen, of wij ons vergist hebben, of daarentegen met feilloos inzicht reeds op prille leeftijd een schrijver huldigden, die achteraf één van onze allergrootsten werd. Ik hoop van harte, Hugo Claus, wij hopen allen van harte, dat de tijd, die niets ontziende criticus, wie steeds het laatste woord te beurt valt, ons gelijk zal geven. Wij hopen het niet alleen, wij zijn er trouwens zeker van, want welke zin zou het hebben hier te verklaren, dat gij onze man zijt, zo wij daar zelve niet innig van overtuigd waren? Wij hebben, Hugo Claus, altijd van U gehouden, van de dag af, dat gij ons uwe eerste novelle hebt gezonden, die in de jaargang 1948-49 verscheen. Zij heette ‘Het Huis in de Struiken’ en eenieder die flair bezit voor die vreemde, niet onder woorden te vangen magische luister, die goed proza onderscheidt van het probeersel, voelde dadelijk, dat er met de opname van dit gebalde, hartstochtelijke en toch beheerste verhaal in ons maandschrift iets gebeurd was, iets heuglijks en iets luisterrijks. Ik zeg: iets luisterrijks. Gij hebt zelf genoeg aan tijdschriften medegewerkt, Hugo Claus, om te weten, dat een redactiesecretaris wel eens de blijde verwachting voelt teloorgaan, waarmede hij iedere dag de toestromende kopij inkijkt en ook mijn vrienden weten, dat de middelmaat de bovenhand heeft. Maar op het ogenblik, dat men er zich het minst aan verwacht, zie, op dat ogenblik gebeurt het: uit enkele schamele getikte vellen klinkt plots een menselijke stem op en gij kunt niet zeggen waarom en gij kunt niet zeggen hoe, maar opeens weet gij dat het dàt is. Dàt: één van de mogelijke combinaties uit de quadrillioenen mogelijke combinaties met de woorden uit de menselijke taal, die tot de goéde combinaties behoren. Zo maar en gij weet niet waarom en gij zijt er gelukkig om... Later volgden uw gedichten en men kan ze surrealistisch noemen of neo-expressionistisch, - och kom, de étiquette heeft geen belang. Wij leerden U kennen als een geïnspireerde wandelaar door de grensgebieden van droom en wake, een nieuw wonderkind in het laboratorium, waar ‘l'alchémie du verbe’ wordt beoefend. En ook hierom waren wij gelukkig.

En dan kwam de korte roman ‘De Metsiers of de Eendenjacht’, op negentienjarige leeftijd geschreven en reeds bekroond met de Leo J. Krijnprijs, toen wij het werk in zijn geheel afdrukten. Wanneer deze roman kort daarop in boekvorm het licht zag en de aandacht der critiek, - gezaghebbend of minder gezaghebbend -, opeiste, waren de meningen ten zeerste verdeeld. Het gaat er vandaag niet om, dààr bij stil te staan. Het ware mij zelfs onmogelijk U te zeggen, waarom zij onder ons, die op uw naam voor de Ark-bekroning hebben gestemd, precies aan uw boek de voorkeur hebben gegeven. Was het omdat zij het als een onbetwistbaar, afgerond en onaantastbaar meesterwerk beschouwen? Ik denk het niet, vriend Hugo Claus, en gij ook niet. En het is misschien goed, dat het niet dààrom was, dunkt mij. Er verschijnen wel eens meer ‘schijnmeesterwerken’, die de hoogste bekroningen in de wacht slepen. Doch wat wij in uw ‘Metsiers’ hebben willen huldigen is dat rijke, genereuze erts, zwaar

[pagina 998]
[p. 998]

met goud dooraderd en misschien hebben wij derwijze een daad gesteld, die enig is in de annalen van de letterkundige lauweringen: meer een talent dan een werk zochten wij te bekronen, méér de onmiskenbare geut en merkslag van een geboren schrijver dan het geheel als esthetisch verschijnsel, méér die duizend onnaspeurbare imponderabilia van het verbale kunstenaarschap dan een toevallig boek, zoals gij, hopen wij, er nog vele en misschien zelfs betere zult schrijven. Dat is trouwens ondertussen al gebeurd: de roman ‘De Hondsdagen’, die wij in een paar eerstvolgende nummers afdrukken, is er het bewijs van, dunkt mij.

Gij toeft hier, waarde Hugo Claus, in een midden van vrienden, vrienden van U en vrienden onder elkander, die de ‘Arkbekroning’ hebben ingesteld, geen officiële jury, geen aan gelijke criteria onderworpen rechters, geen vitters maar voelers, vrije schrijvers zelf, uws gelijken en gelijkberechtigden. Misschien wilt gij inzien, dat een onderscheiding onder deze auspiciën verleend, met een niet alledaags gezag gaat bekleed, en dat men ook later met aandacht een naam zal willen lezen die zo gewaarborgd in het zilver werd gestoken. Vandaag bekronen wij Hugo Claus (die zich waarschijnlijk als een vis in het water voelt in de buurt van Saint-Germain-des-Prés) voor de heerlijk-onfatsoenlijke roman, die ‘De Metsiers’ heet, doch misschien zit op dit moment ergens in de mystieke stilte van een klooster een ons nog onbekend jong geestelijke de verzen of de meditaties neer te schrijven, die ons een nieuwe vreugde bereiden, een gloednieuwe vervoering en een volgende bekroning. Wij staan open voor alles wat voor de mens getuigt en daar zijn wij trots op. Zoals wij er trots op zijn, dat het N.V.T. altijd de deuren wagenwijd heeft opengezet voor al wat jong en nieuw is, zonder zich door het experiment afgeschrikt te voelen. Met een directeur, die weliswaar onze Nestor doch vooral onze jongste broer is, kan het moeilijk anders. En wij zijn er insgelijks trots op, Hugo Claus, dat naast de naam van de tot in de vingertoppen klassiek voelende Christine D'Haen, deze van U, jonge barbaar die gij zijt, op onze symbolische Ark zal prijken!

H.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Hubert Lampo

  • Albert Westerlinck

  • Herman Teirlinck

  • Jan Schepens

  • over Hugo Claus