Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 26(1973)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] [Twee gedichten] De rode slaapster Omdat het zomer wordt leer ik geduldig op het water staan, leg zeven stromen in mijn bed en sein mijn aankomst aan de bomen door. Mijn lippen zijn van honig als ik naar de bijen ga. Ik kantel naast de rode slaapster, dromend op een wolkendek, leg bruggen in mijn bloed zodat zij veilig over kan. Wij zijn vier ogen in een vaas omdat het zondag is. Zij vraagt met hoeveel vingers ik bemin wanneer de zangers bij de vruchten zijn. Zij streelt de bedelaars van mijn gedicht. Een insekt zoekt zijn gouden vleugels af naar sporen van het paringsfeest. Haar aangezicht bewaart de stilte van een steen. [pagina 92] [p. 92] Gevoelig als het gras Je glimlach is barok, je droom een vogel die nog in de schouders slaapt. Je bent een jonge stad. Je draagt een sleutel waar ik nog gesloten ben. Ik giet veel kleine zonnen in een glas, ik groet een boom die niet gestorven is. Ik kon een kind zijn in je schoot. Ik kon een dode krijger zijn. Ik ben gevoelig als het gras dat groen begon. De woorden van een tuinfeest geef ik aan de naakte baders in mijn hoofd. Een waterdruppel wandelt uit de zon. Pieter AERTS Vorige Volgende