Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 26(1973)– [tijdschrift] Nieuw Vlaams Tijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 152] [p. 152] [Twee gedichten] Tot G.M. Hopkins I.V.M. Felix Randal En het water, Hopkins? Hebt gij dan in Felix Randal's huis geen water gezien? Gij die bij de hoefsmid geluk en troost gevonden hebt, god en gij die Felix om zijn naam en hart beminde, hebt gij uw van het zieken zalven moeë handen niet gewassen in het water waarin de smid de hitte van gesmede ijzers smoorde? Gij hebt de man zien wenen en hem gelatenheid geleerd, in hem een zusterziel ontdekt van een geliefde overste, één die zielen besloeg en het hengsten van het zwakke vlees bedwong; maar de heilige indifferentie van het water waarnaar alle vlees geoordeeld of veroordeeld wordt, hebt gij verzwegen in uw trage klacht, onaangeroerd gelaten. Of was het om het water ons deel te laten zijn, afwezig zinnebeeld voor wie slechts moeizaam in de dood zich dompelt? [pagina 153] [p. 153] De paarden zijn beslagen, het water heeft bewogen en gij, Hopkins, gij, gij laat ons eeuwig naar de kringen raden. [pagina 154] [p. 154] □ Wat anders dan gebeden, eindeloos tot god gericht geklater? Klachten soms, een hoop gedonder? Ondicht van wie met minder dan gewone ijver de dagen telt, zich naar de nachten schikt? Niet één die heimelijk geen kruisen slaat, de boze wegwijwatert, de dronkenschap van Bloom indachtig over zijn zonden weent. De zonde om den brode, zoals Bunk Johnson over Morton zegt: Jelly Roll was a really good piano man. Had lots of work at the Great Southern Hotel playing waltzes and rags for the white people. Mark VAN DEN HOOF Vorige Volgende